Hat Yai (Tanaphat Hatyai Hotel) 411), donderdag 13 februari 2020
Gisteren was dus een absolute rustdag om de teleurstelling over onze weigering om tot Maleisië te worden toegelaten te verwerken. Ik maak gebruik van de tijd om wat te schrijven en problemen met de gemeente aan het thuisfront op te lossen.
Ik blijf een uurtje langer liggen en zet net na zeven uur een pot koffie. We zijn lui, we luisteren naar de radio. Het is lekker weer dus de regen zal hopelijk wegblijven. In alle rust geniet ik van de koffie en de gebruikelijke tosti.
We zijn zo lui dat we zelfs geen zin hebben om naar een restaurant voor de lunch op zoek te gaan. Het wordt magnetron eten van de 7-11! En dat is goed te pruimen, hadden we dat vroeger maar gehad!
Lyka doet een wasje en ik geniet van een zonsondergang boven Hat Yai met een koud biertje in de hand.
Luiheid is vandaag troef en we laten zelfs een pizza bezorgen op de kamer van het hotel, dat was tenslotte ook alweer heel lang geleden!
En dan is het vandaag onze laatste dag in Hat Yai. De teleurstelling is er nog wel maar we hebben het nu ook wel geaccepteerd. We moeten nu eenmaal in de buurt van de grens met Maleisië ruim een week wachten voordat we terug naar het noorden kunnen. Omdat het internet hier in het hotel zo slecht is hebben we ervoor gekozen om morgen naar Songkhla te gaan. Slechter internet dan hier is haast niet mogelijk!
Deze tweede dag van het wachten wil ik niet zinloos voorbij laten gaan als gisteren. Hoewel, geheel zinloos was die dag ook weer niet maar ik loop er vandaag toch nog even uit om een Chinese tempel te bezichtigen. De ochtend is niet veel anders dan die van gisteren. Voorbereiden, plannen, schrijven, foto’s verwerken en af en toe wat te eten en te drinken halen bij de 7-11.
Voor de lunch gaan we vandaag nog voor een laatste keer terug naar dat noedels restaurant tegenover de Chinese tempel. Lyka ziet in de vitrine gestoofde varkensribbetjes in een dikke bruine saus. Dat gaat het dus voor deze lunch worden, op droge verse noedels. Het is een kruidige haast Indonesische zachte romige saus. Ik proef veel verschillende specerijen maar ik kan het gerecht niet helemaal thuisbrengen. Op de vraag naar de naam van het gerecht krijg ik wat Thais te horen dat ik onmogelijk kan herhalen. Dus laat is het maar bij heerlijk. Wat ik wel weet is dat de bruine soep is gekruid met chinees vijf kruiden poeder.
Bij terugkeer in het hotel stel ik de wandeling toch nog wat uit. De zon brand op het zwarte asfalt en de temperaturen in de straten van Hat Yai zijn haast onaangenaam. Het is er dan ook uitgestorven! Iedereen lijkt binnen in de koelte van de schaduw en de luchtstroom van de ventilator te zitten. Wij gaan even liggen met de airconditioning op 27 graden. Dat lijkt voor jullie warm maar vertrouw me? Dat is hier in het zuiden van Thailand heerlijk koel!
Om kwart voor vier stap ik het hotel uit en steek de straat recht over om de “Wat Mongkol Theparam (Wat Paknam)” als eerste te bezoeken. Na al die Thaise tempels van de afgelopen weken lijkt het overbodig maar je weet nooit wat er aan nieuws is te zien.
In dit geval had ik de tempel net zo goed kunnen overslaan. De tempel is nog een bouwput maar de gouden stoepa op het nieuwe gebouw is toch wel indrukwekkend. Alle verschillende religies zijn in het zuiden aan het bouwen om hun positie te versterken en de andere religies de loef af te steken. Er is hier een religieuze strijd aan de gang die zijn gelijke in Azië niet kent.
Het hoofdgebouw moet er al een tijdje staan want dat is toch wel in een heel klassieke stijl gebouwd. Ik verlaat het verlaten tempelterrein en loop op mijn gevoel richting de Chinese tempel die we steeds vanuit het noedels restaurant hebben gezien.
Vanaf de achterkant is de tempel zeker zo indrukwekkend als van de voorkant. Ik loop onder de rijk versierde poort door en doe mijn sandalen uit op de plaats waar heel veel slippers en schoenen in de schaduw staan. Op zich zijn al die slippers en schoenen vreemd want ook hier zie ik geen levende ziel. Waar is iedereen? Het tempelcomplex van “Wat Thawon Wararam” is compact maar tegelijk ook enorm. Er zijn wel drie of vier verdiepingen met verschillende doeleinden en thema’s.
Op de begane grond zie ik veel mooie dingen. Op de achtergrond klinken reciterende monniken uit de luidsprekers, waarschijnlijk een CD of tegenwoordig “Spotify voor Boeddhisten”? De levensechte monnik uitgevoerd in was is indrukwekkend. De dood heeft in het Boeddhisme niets engs of negatiefs zoals in het Jodendom en het Christendom. Dat herrijzen lijkt me toch een beetje te hoog gegrepen! Er zal niemand in het Hindoeïsme of Boeddhisme herrijzen omdat het lichaam niets anders is dan een woning voor de ziel die na het overlijden van het huis verder gaat op zoek naar een nieuwe woning. Wedergeboorte heet dat, niet te verwarren met reïncarnatie, dat is wat anders.
Overal staan er porseleinen mannetjes met baarden. Ik weet niet precies wie dat zijn maar je ziet ze alleen bij de Chinese Boeddhisten. Ze zijn niet minder indrukwekkend zeker wanneer het enorme aantallen zijn.
En dan sta je oog in oog met een van de meest afschrikkende tekens uit de westerse wereldgeschiedenis. De “Swastika” staat in de westerse wereld voor dood en verderf terwijl het in Azië staat in het algemeen voor levenskracht, geluk of heiligheid. Zo is het een van de heiligste tekens in het hindoeïsme en jaïnisme en wordt het ook gebruikt in het boeddhisme. Aan deze kant van de aardkloot kun je het overal vinden, van kookpannen tot op de borst van de Boeddha.
Bij de Chinezen komt de Boeddha voor in veel verschillende vormen. Westerlingen vinden vooral de dikke lachende Boeddha leuk omdat die levensvreugde en geluk uitstraalt.
Ik sluip in stilte verder om en in de tempel tot de trappen ophouden te bestaan. Ik ben verbaasd want ik heb het enorme gouden paviljoen op de top van het gebouw nog niet gezien. Twee liftdeuren, versiert met zwevende beschermengelen nodigen mij uit om op te stijgen tot de hemelse verdieping.
Ik ben ook alleen op de top van de religieuze wereld van deze indrukwekkende tempel.
Ik stap binnen in een grote stille indrukwekkende hal. Ik weet niet eens of ik hier wel mag zijn. Vijf schitterende mooie Boeddha’s, waarvan drie met de Swastika op de borst omgeven met om de kolommen gekrulde draken en vervaarlijke bewakers.
Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben dat ik uiteindelijk het besluit heb genomen om deze wandeling te gaan maken. Met een warm gevoel vanbinnen daal ik in de lift de vier verdiepingen uit de hemel terug naar de begane grond van de aarde. Vol blijdschap loop ik door smalle straatjes richting de hoofdstraat waaraan ons hotel ligt.
Maar dan krijg ik de verrassing van mijn leven! Er is nog een Chinese tempel! En dit is de tempel die we steeds vanuit het restaurant hebben gezien! Deze tempel heet “Chue Chang Temple”, en nu ik hier toch ben bezoek ik deze ook nog maar voordat ik een koud biertje ga drinken.
Hier zijn vreemde zaken die volgens mij niet geheel in het spirituele spectrum thuishoren. Een regelrechte reclame voor een melkfabrikant, “Bear Brand” op de buitenkant van de tempel! Het gewone moderne Thaise leven met melk! Een product waarvan wordt aangenomen dat het de verspreiding van malaria bevorderd. Onbegrijpelijk!
Eenmaal binnen ben ik zo klaar. Ook hier zijn ze op de hogere verdiepingen nog aan het bouwen en dat is verboden gebied voor de tempelbezoekers. Twee jongens zitten porno te kijken op hun telefoon en wanneer ze opkijken maken ze mij duidelijk dat ik de trap niet op mag. Een van de jongens lijkt een voorkeur te hebben voor blanke vrouwen met hele grote borsten. Betrapt drukt hij zijn telefoon snel tegen zijn borst en kijkt weg in de hoop dat ik snel zal verdwijnen. De moderne tijd vermengt met religie!
In de rechter zijkamer is een altaar opgesteld met ongetwijfeld een speciale betekenis. Ook hier zijn enkele Boeddha’s van ongekende schoonheid.
In de linker zijkamer is een altaar opgesteld met herdenksteentjes voor de overledenen. Deze heb ik al vaker gezien maar over het algemeen zijn ze toch redelijk zeldzaam in de tempels van Thailand.
Met koud bier en een magnetron maaltijd op het kleine balkon neem ik 's avonds al afscheid van Hat Yai. Het wachten is uiteindelijk niet zo saai als ik had verwacht. Morgen weer verder naar de volgende halte om ook weer twee dagen te wachten totdat we naar de laatste halte voor het stempelen kunnen.
Gisteren was dus een absolute rustdag om de teleurstelling over onze weigering om tot Maleisië te worden toegelaten te verwerken. Ik maak gebruik van de tijd om wat te schrijven en problemen met de gemeente aan het thuisfront op te lossen.
Ik blijf een uurtje langer liggen en zet net na zeven uur een pot koffie. We zijn lui, we luisteren naar de radio. Het is lekker weer dus de regen zal hopelijk wegblijven. In alle rust geniet ik van de koffie en de gebruikelijke tosti.
We zijn zo lui dat we zelfs geen zin hebben om naar een restaurant voor de lunch op zoek te gaan. Het wordt magnetron eten van de 7-11! En dat is goed te pruimen, hadden we dat vroeger maar gehad!
Lyka doet een wasje en ik geniet van een zonsondergang boven Hat Yai met een koud biertje in de hand.
Luiheid is vandaag troef en we laten zelfs een pizza bezorgen op de kamer van het hotel, dat was tenslotte ook alweer heel lang geleden!
En dan is het vandaag onze laatste dag in Hat Yai. De teleurstelling is er nog wel maar we hebben het nu ook wel geaccepteerd. We moeten nu eenmaal in de buurt van de grens met Maleisië ruim een week wachten voordat we terug naar het noorden kunnen. Omdat het internet hier in het hotel zo slecht is hebben we ervoor gekozen om morgen naar Songkhla te gaan. Slechter internet dan hier is haast niet mogelijk!
Deze tweede dag van het wachten wil ik niet zinloos voorbij laten gaan als gisteren. Hoewel, geheel zinloos was die dag ook weer niet maar ik loop er vandaag toch nog even uit om een Chinese tempel te bezichtigen. De ochtend is niet veel anders dan die van gisteren. Voorbereiden, plannen, schrijven, foto’s verwerken en af en toe wat te eten en te drinken halen bij de 7-11.
Voor de lunch gaan we vandaag nog voor een laatste keer terug naar dat noedels restaurant tegenover de Chinese tempel. Lyka ziet in de vitrine gestoofde varkensribbetjes in een dikke bruine saus. Dat gaat het dus voor deze lunch worden, op droge verse noedels. Het is een kruidige haast Indonesische zachte romige saus. Ik proef veel verschillende specerijen maar ik kan het gerecht niet helemaal thuisbrengen. Op de vraag naar de naam van het gerecht krijg ik wat Thais te horen dat ik onmogelijk kan herhalen. Dus laat is het maar bij heerlijk. Wat ik wel weet is dat de bruine soep is gekruid met chinees vijf kruiden poeder.
Bij terugkeer in het hotel stel ik de wandeling toch nog wat uit. De zon brand op het zwarte asfalt en de temperaturen in de straten van Hat Yai zijn haast onaangenaam. Het is er dan ook uitgestorven! Iedereen lijkt binnen in de koelte van de schaduw en de luchtstroom van de ventilator te zitten. Wij gaan even liggen met de airconditioning op 27 graden. Dat lijkt voor jullie warm maar vertrouw me? Dat is hier in het zuiden van Thailand heerlijk koel!
Om kwart voor vier stap ik het hotel uit en steek de straat recht over om de “Wat Mongkol Theparam (Wat Paknam)” als eerste te bezoeken. Na al die Thaise tempels van de afgelopen weken lijkt het overbodig maar je weet nooit wat er aan nieuws is te zien.
In dit geval had ik de tempel net zo goed kunnen overslaan. De tempel is nog een bouwput maar de gouden stoepa op het nieuwe gebouw is toch wel indrukwekkend. Alle verschillende religies zijn in het zuiden aan het bouwen om hun positie te versterken en de andere religies de loef af te steken. Er is hier een religieuze strijd aan de gang die zijn gelijke in Azië niet kent.
Het hoofdgebouw moet er al een tijdje staan want dat is toch wel in een heel klassieke stijl gebouwd. Ik verlaat het verlaten tempelterrein en loop op mijn gevoel richting de Chinese tempel die we steeds vanuit het noedels restaurant hebben gezien.
Vanaf de achterkant is de tempel zeker zo indrukwekkend als van de voorkant. Ik loop onder de rijk versierde poort door en doe mijn sandalen uit op de plaats waar heel veel slippers en schoenen in de schaduw staan. Op zich zijn al die slippers en schoenen vreemd want ook hier zie ik geen levende ziel. Waar is iedereen? Het tempelcomplex van “Wat Thawon Wararam” is compact maar tegelijk ook enorm. Er zijn wel drie of vier verdiepingen met verschillende doeleinden en thema’s.
Op de begane grond zie ik veel mooie dingen. Op de achtergrond klinken reciterende monniken uit de luidsprekers, waarschijnlijk een CD of tegenwoordig “Spotify voor Boeddhisten”? De levensechte monnik uitgevoerd in was is indrukwekkend. De dood heeft in het Boeddhisme niets engs of negatiefs zoals in het Jodendom en het Christendom. Dat herrijzen lijkt me toch een beetje te hoog gegrepen! Er zal niemand in het Hindoeïsme of Boeddhisme herrijzen omdat het lichaam niets anders is dan een woning voor de ziel die na het overlijden van het huis verder gaat op zoek naar een nieuwe woning. Wedergeboorte heet dat, niet te verwarren met reïncarnatie, dat is wat anders.
Overal staan er porseleinen mannetjes met baarden. Ik weet niet precies wie dat zijn maar je ziet ze alleen bij de Chinese Boeddhisten. Ze zijn niet minder indrukwekkend zeker wanneer het enorme aantallen zijn.
En dan sta je oog in oog met een van de meest afschrikkende tekens uit de westerse wereldgeschiedenis. De “Swastika” staat in de westerse wereld voor dood en verderf terwijl het in Azië staat in het algemeen voor levenskracht, geluk of heiligheid. Zo is het een van de heiligste tekens in het hindoeïsme en jaïnisme en wordt het ook gebruikt in het boeddhisme. Aan deze kant van de aardkloot kun je het overal vinden, van kookpannen tot op de borst van de Boeddha.
Bij de Chinezen komt de Boeddha voor in veel verschillende vormen. Westerlingen vinden vooral de dikke lachende Boeddha leuk omdat die levensvreugde en geluk uitstraalt.
Ik sluip in stilte verder om en in de tempel tot de trappen ophouden te bestaan. Ik ben verbaasd want ik heb het enorme gouden paviljoen op de top van het gebouw nog niet gezien. Twee liftdeuren, versiert met zwevende beschermengelen nodigen mij uit om op te stijgen tot de hemelse verdieping.
Ik ben ook alleen op de top van de religieuze wereld van deze indrukwekkende tempel.
Ik stap binnen in een grote stille indrukwekkende hal. Ik weet niet eens of ik hier wel mag zijn. Vijf schitterende mooie Boeddha’s, waarvan drie met de Swastika op de borst omgeven met om de kolommen gekrulde draken en vervaarlijke bewakers.
Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben dat ik uiteindelijk het besluit heb genomen om deze wandeling te gaan maken. Met een warm gevoel vanbinnen daal ik in de lift de vier verdiepingen uit de hemel terug naar de begane grond van de aarde. Vol blijdschap loop ik door smalle straatjes richting de hoofdstraat waaraan ons hotel ligt.
Maar dan krijg ik de verrassing van mijn leven! Er is nog een Chinese tempel! En dit is de tempel die we steeds vanuit het restaurant hebben gezien! Deze tempel heet “Chue Chang Temple”, en nu ik hier toch ben bezoek ik deze ook nog maar voordat ik een koud biertje ga drinken.
Hier zijn vreemde zaken die volgens mij niet geheel in het spirituele spectrum thuishoren. Een regelrechte reclame voor een melkfabrikant, “Bear Brand” op de buitenkant van de tempel! Het gewone moderne Thaise leven met melk! Een product waarvan wordt aangenomen dat het de verspreiding van malaria bevorderd. Onbegrijpelijk!
Eenmaal binnen ben ik zo klaar. Ook hier zijn ze op de hogere verdiepingen nog aan het bouwen en dat is verboden gebied voor de tempelbezoekers. Twee jongens zitten porno te kijken op hun telefoon en wanneer ze opkijken maken ze mij duidelijk dat ik de trap niet op mag. Een van de jongens lijkt een voorkeur te hebben voor blanke vrouwen met hele grote borsten. Betrapt drukt hij zijn telefoon snel tegen zijn borst en kijkt weg in de hoop dat ik snel zal verdwijnen. De moderne tijd vermengt met religie!
In de rechter zijkamer is een altaar opgesteld met ongetwijfeld een speciale betekenis. Ook hier zijn enkele Boeddha’s van ongekende schoonheid.
In de linker zijkamer is een altaar opgesteld met herdenksteentjes voor de overledenen. Deze heb ik al vaker gezien maar over het algemeen zijn ze toch redelijk zeldzaam in de tempels van Thailand.
Met koud bier en een magnetron maaltijd op het kleine balkon neem ik 's avonds al afscheid van Hat Yai. Het wachten is uiteindelijk niet zo saai als ik had verwacht. Morgen weer verder naar de volgende halte om ook weer twee dagen te wachten totdat we naar de laatste halte voor het stempelen kunnen.