dinsdag 11 februari 2020

Thailand: Drie kilometer in Maleisië

Hallo Hat Yai
Hat Yai (Tanaphat Hatyai Hotel) 411), dinsdag 11 februari 2020

Al ruim voor zes uur ben ik wakker, het is een spannende dag vandaag. We gaan vandaag proberen Maleisië binnen te rijden. Dat was de vorige keer geen probleem maar je weet maar nooit. Het is buiten nog donker. Ik kijk uit over het donkere landschap en zie tot aan de horizon lichtjes. Het is ècht een schitterend hotel hier!
Ik kleed me direct aan en ga met de geladen koffiepot, filter en koffie zijn al op hun plaats, naar beneden op zoek naar kokend water voor de koffie. De ketel bruist en de nachtwaker is mij behulpzaam. Hij trekt de kan uit mijn handen en stuntelt met het geheel onder de kleine kraan van de ketel kokend water. Hij komt een hand te kort om niet te morssen! Wanneer ik hem eindelijk de koffiekan weer heb ontfutseld laat ik hem zien dat ik kopje voor kopje, in totaal vijf stuks, opschenk. Hij lacht me verontschuldigend toe alsof hij het zelf heeft bedacht!
Eenmaal boven schakel ik het licht aan en sla ik meteen aan het inpakken. Het duurt niet lang voordat Lyka in stilte van de koffie drinkt. Lyka is geen ochtendmens en ik moet wachten met praten totdat de cafeïne is begonnen met haar werk! Het inpakken gaat voorspoedig en om kwart over zeven staan we klaar om naar beneden te gaan. Vandaag hebben we een hotel inclusief het ontbijt!
Voorzichtig met het Corona virus
Onderweg naar beneden grappen we over het rondwarende “Corona Virus” dat voor ons zo ver weg lijkt. We raken niets meer met onze handen aan en wassen onze handen wel vijftig keer per dag. Behalve wanneer we op de motor zitten, dan is dat wat moeilijker.
Sinkiat Thani Hotel buffet ontbijt
Het ontbijt blijkt een buffet te zijn omdat er wellicht op het laatste moment een grote boeking is binnen gekomen. De passagiers van een enorme Thaise dubbeldekker zitten zich vol te proppen met gebakken rijst en rijstsoep. Veelal aangevuld met een gebakken ei! De knakworstjes en het brood blijven onaangeroerd en dat is nu precies waar wij ons weer tegoed aan doen. Het ontbijt smaakt me prima maar het gaat toch niet zo gemakkelijk naar binnen, er zijn wat spanningen en onzekerheden. Wat moeten we doen wanneer we niet worden toegelaten? Ik probeer de negatieve gedachten te onderdrukken en me te vullen met positieviteit. Dat is ook niet gemakkelijk gezien de problemen op het thuisfront.
We slepen ons hele hebben en houden naar beneden en onder het toeziend oog van tientallen nieuwsgierige Thai bepakken we de Honda Phantom. Dat gaat nu helemaal automatisch! Vijf minuten later rijden we richting de “Wang Prachan” grensovergang. De eerste regendruppels van de dag prikken in mijn gezicht. Met een schuin oog kijk ik bezorgt omhoog naar de grijze lucht. Ik kan niet geloven dat we droog in Alor Setar zullen arriveren.
De eerste hindernis wordt snel en zonder problemen genomen. De Thaise immigratie is vriendelijk en behulpzaam. Ze zijn ook geïnteresseerd in wat een motor uit Chonburi zo ver van huis doet. Wanneer ik uitleg dat we een rondje Thailand maken met een kort uitstapje naar Maleisië zijn ze tevreden gesteld.
Ook de tweede hindernis is geen probleem! We krijgen een stempel voor 90 dagen en rijden lachend weer verder. Waar heb ik me druk over gemaakt? Ongeveer anderhalve kilometer na de grens komen we bij een gebruikelijke politie/leger controlepunt. Deze keer moeten we stoppen en zonder zorgen vertel ik wat we gaan doen en presenteren op verzoek de papieren van mijn motor.
En dan gaat het toch nog fout!
‘Verzekering?’
‘Dat is deze toch?’
‘Nee, dat is de verzekering voor Thailand! Verzekering voor Maleisië?’
‘Oh, nou die heb ik niet. Wat kost dat?’
‘Wij verkopen die niet! Je moet terug naar de grens en daar zit het verzekeringskantoor!’
‘Oké, bedankt, tot zo.’
We rijden terug naar de grenspost en wanneer we eindelijk het verzekeringskantoor hebben gevonden blijkt het gesloten. Ik loop wat rond en loop in mijn hoofd door mijn mogelijkheden. Uiteindelijk vraag ik het aan een vrouwelijke immigratie beambte met een hoofddoek wanneer het verzekeringskantoor open gaat. Ze kijkt me verbaasd aan en loopt zonder een woord te zeggen voor me uit naar de deur waar ik enkele minuten geleden voor heb gestaan.
Met een volle vuist bonkt ze als een boze deurwaarder op de houten deur en loopt weg. Ik blijf verbaasd achter! De deur gaat piepend open en een magere man, die duidelijk net uit zijn slaap is gehaald, doet open. Hij wrijft het slaapzand uit zijn ogen en vraagt in het Maleis wat ik moet, tenminste, dat denk ik.
‘Insurance for motorbike?’, hakkel ik.
Ik weet hoe afhankelijk je als toerist bent van het humeur van wat voor beambte dan ook in het verre oosten. Zij kunnen je maken en breken! En dan komt er ook nog bij dat er een flinke groep moslims is in Maleisië die de westerse wereld zien als de bron van alle problemen in de islamitische wereld. Zij zijn tenslotte de godsdienst van de liefde en de vrede! En wij? Wij zijn de vazallen van de Joden en de duivel genaamd Amerika!
Hij laat me met duidelijke tegenzin binnen en bekijkt de kopieën van mij motorpapieren.
‘English!’, blaft hij.
‘Export license, import license, original insurance, book of vehicle, proof of ownership! All in English translation!’, snauwt hij me toe.
Ik voel zijn druppels speeksel op mijn gezicht en ruik zijn slechte adem. Ik blijf hem schaapachtig aankijken in de hoop dat hij snel weer wil gaan slapen en voor mij een uitzondering maakt. Nee hoor, hij werkt mij professioneel en gepast geweld het naar slaap ruikende kantoortje uit. De houten deur slaat met een klap achter me dicht. Ik hoor de schuif achter me op de deur dicht gaan. Dat was het dus! Na drie kilometer komt een einde aan onze reis naar Maleisië! Duidelijk teleurgesteld laten we onze paspoorten door de immigratie van Maleisië voor de tweede keer binnen een half uur stempelen.
Aan de andere kant van de grens, de Thaise kant, gaat het een stuk moeilijker. Voor een tijdje lijkt het er op dat we Thailand niet meer in mogen! De baas van de vriendelijke immigratie beambte neemt persoonlijk onze paspoorten over en die worden door hem zeer nauwkeurig gecontroleerd. Ik weet waar hij naar op zoek is! Per 1 januari zijn de regels van de immigratie weer aangescherpt. Je mag als toerist nu nog maar zes keer per kalenderjaar Thailand betreden. Pagina na pagina wordt bekeken, en dat is met een extra dik zakenpaspoort een flinke opdracht!
Het echte probleem bied zich pas aan wanneer de baas in het Thais tegen mij beging te praten. Ik weet uit het verleden dat een poging om het in het Thais uit te leggen altijd fout is en uiteindelijk tegen je werkt. Hou je dom, spreek zo min mogelijk engels en leg de bal terug bij de officiële beambte die waarschijnlijk geen enkele andere taal spreekt dan het Thais. Zijn ingebedde schaamte en de mogelijkheid om voor het aangezicht van zijn ondergeschikten gezichtsverlies te lijden zullen de toerist helpen om uit de meeste penibele situaties te ontsnappen.
De beambte die ons uit Thailand heeft gestempeld voegt zich bij ons en legt in het Thais aan zijn baas uit wat wij hem net allemaal hebben verteld. Ik kan hem een beetje in het Thais volgen. De baas houd zijn eer hoog en wacht een tiental seconden totdat hij zijn ondergeschikte beveelt om ons te helpen. Hij maakt zich uit de voeten om zijn gezichtsverlies te verbergen.
Thaise TM kaart met kenteken motorImmigratiestempels
We moeten TM6-kaarten invullen en tijdens het invullen denk ik na over de belangrijkste informatie die ik moet invullen. Het kenteken van mijn motor zal bij de volgende keer dat we gaan stempelen, over acht dagen, mijn verhaal over de weigering om tot Maleisië te worden toegelaten ondersteunen! We krijgen 30 dagen en de beambte vraagt of we niet in de problemen komen met de twee keer toegang overland. Nee, gelukkig niet, tenzij dat we over ruim een week slechts 15 dagen toegang tot Thailand krijgen.
Aangeslagen rijden we Thailand, ruim een half uur nadat we het hebben verlaten, weer binnen. Ik ben ècht aangeslagen, ik had dit dus niet verwacht. Maar het hele ritueel is me wel duidelijk, Thailand en Maleisië zijn net twee kleine kinderen die het elkaar zo lastig mogelijk willen maken. De reden? De islamitische opstand in het zuiden van Thailand die de regering in Kuala Lumpur openlijk moet afkeuren maar op elke andere manie probeert te ondersteunen!
Na een kilometer of tien vinden we een schaduw van een bushokje om onze mogelijkheden af te wegen. We hebben nu minimaal acht dagen die we moeten wachten in het zuiden om opnieuw te kunnen stempelen. De vraag is waar gaan we dat doen? Trang valt af wegens de afstand en de mogelijke regen. Satun is te prijzig, het is een schitterend hotel maar kost wel het dubbele van wat we aanvaardbaar vinden. En dan komt Hat Yai in het vizier. Hat Yai, de onvriendelijke stad waar ik twee decennia geleden een enorme hekel aan had. Om eerlijk te zijn heb ik er nog nooit een nacht geslapen! Op de iPhone app van Agoda kies ik het “Tanaphat Hatyai Hotel”, iets meer dan elf euro per nacht. Drie nachten in de hoop dat de regen dan wel is over getrokken!
Tanaphat Hatyai HotelTanaphat Hatyai Hotel 411
Na een kleine drie uur van onvriendelijke (snel)wegen en enkele stevige regenbuien arriveren we eindelijk bij het hotel. We zijn nat, moe en bovenal erg teleurgesteld. De kamer is precies wat we ervan verwachtte en het balkon is gelukkig een bonus. Helaas is het internet brandhout maar op dit moment heb ik wel wat anders aan mijn hoofd. Als eerste heb ik mijn spreadsheet aangepast voor de nieuwe data en plannen. Het is een beetje schuiven tussen de data maar uiteindelijk kom ik er uit met nog twee wat langere verblijven in het zuiden van Thailand.
Droge noedels met Moo Deng
De magen knorren en we kunnen echt niet langer wachten om te gaan lunchen. En dat blijkt net als in Trang enorm tegen te vallen. Gelukkig vraag ik in een noedelsoep restaurant of ze ook “droge noedels” hebben. En ja hoor! Twee droge noedels met Moo Deng (rood varkensvlees) dienen als late lunch voor deze dag vol teleurstellingen.
Hallo Hat YaiHallo Hat Yai
Op de terugweg koop ik twee grote flessen Beer Chang waarvan ik de eerste om half zes opentrek. Na de lunch heb ik meteen twee nieuwe hotels geboekt voor de komende acht dagen, dat is de periode die we moeten wachten totdat we kunnen gaan stempelen en onze koers weer op het noorden kunnen richtten. Vanaf het balkon kijk ik uit over de stad Hat Yai. Het is ook hier opvallend rustig. Ik begin te twijfelen of het aan mij ligt of aan het gebrek aan toeristen?
Nadat ook de tweede fles is geleegd gaan we op zoek naar avondeten. We zien de gouden bogen van McDonald’s en kijken elkaar aan.
‘Burger!’, zeggen we in koor terwijl we lachen.
Eenmaal in het enorme, maar lege hamburger restaurant, kijken we naar de menukaart. 238 baht (€ 6,80) voor een broodje met wat slappe patat en een beker limonade is aardig aan de prijs, zeker voor Thailand! We overleggen om de broodjes maar te laten voor wat ze zijn en lopen weg zonder te bestellen. Het personeel van de hamburgerketen blijft verbaasd achter en vraagt zich hoogstwaarschijnlijk af wat er is gebeurd.
Zomaar langs de weg horen we het tikken van een stalen wokspatel in een wok. En dat is nu precies het geluid dat ik graag hoor. We komen terecht in een chinees tentje waar we voor 150 baht (€ 4,40) twee grote borden zwarte noedels met varkensvlees en een flesje water naar binnen werken. Helaas blijkt dat we beiden onze telefoons zijn vergeten en daarom hebben geen foto van de heerlijke maaltijd of het restaurant. We zitten vol en we verlangen naar ons bed. Het was een dag van tegenslagen maar uiteindelijk is improviseren een van de charmes van het vrij reizen.
Satun - Hat Yai
Copyright/Disclaimer