woensdag 25 juli 2007

Sabah, op weg naar Thailand

Kota Kinabalu, 25/07/2007

De maandagochtend stond geheel in het teken van de grote beslissing. We zouden niet via Tawau naar Kota Kinabalu vliegen maar rechtreeks met de bus gaan. In het kantoor van “Air Asia” was alles zo geregeld. De medewerkers waren meer dan vriendelijk maar konden mij helaas geen antwoord geven waarom het via het internet niet was gelukt. Ons oude ticket zou worden gewijzigd en wij moesten een flink bedrag bijbetalen. Alhoewel dit bedrag lager zou zijn dan het uitzingen van ons verblijf! Alles moest nu snel gebeuren.
Het was net tien uur toen we weer buiten stonden. Het was nu pakken, uitchecken en zo snel mogelijk naar het busstation. Pakken is niet veel werk als je een kilootje of zeven bij je hebt. Uitchecken duurde ietsjes langer maar nog voor half elf zaten we in een taxi. RM 10 voor een ritje van vier kilometer, het wordt zo langzamerhand duurder dan in Nederland! Er zou een bus om twee uur vertrekken, dat wist ik nog van de aankomst enkele dagen geleden. Maar elke minuut die we eerder konden vertrekken was verdiend. En we hadden geluk. We hadden een bus van half één. Dat betekende toch nog dat we bijna twee uur moesten wachten.
Zelf had ik weinig trek in eten of drinken. Het brood met de vette boterhamworst uit blik had zijn charmes verloren en ik moest op mijn hoede zijn voor mijn stoelgang. Om de beurt liepen we ergens naar toe en doodde de tijd met allerlei onzinnigheden. Tot het punt waar de chauffeur verscheen en zijn rituelen voor de start van de rit begon. Geïnteresseerd liep ik met hem mee naar de achterkant van de bus waar zich de enorme motor bevond. Olie, water, en nog een paar andere mechanische elementen werden gecontroleerd en goed gekeurd. Hij stapte achter het stuur en bracht het monster tot leven. En daar was de koelte van de airconditioning die langzaam de bus vulde. Eindelijk, dat zou het wachten een stuk aangenamer maken.
Om iets over half één verlieten we het kleine busstation en waren onderweg. Ik was aan de rechterkant gaan zitten omdat ik de berg toch nog wel wilde zien. Ik had hem op de heenweg niet gezien door de wolken en nu wilde ik een soort afscheid nemen. Een vaarwel tot aan mijn terugkeer, dan zal ik wel op de top staan.
We hadden een busreis van ongeveer 330 kilometer voor de boeg die een zes uur in beslag zou nemen. Tijd genoeg om te denken, overdenken en te evalueren wat er in de laatste twee en een halve week allemaal was gebeurd. De iPod ging op en ik ging in trance terwijl de kilometer na kilometer palmolieplantages voorbij gleden. De tijd ging tergend langzaam en Tettje was na een half uur alweer in diepe slaap. Aan de horizon hing de lucht als een dikke grijze deken over het land en het zou waarschijnlijk niet lang duren of het zou gaan regenen. De regen kwam als verwacht en beperkte het zicht tot een paar honderd meter. Ik probeerde ook wat te slapen maar dat lukte van geen kant, er speelde teveel door mijn hoofd.
Een korte stop langs de weg, de meisjes begeleidde ons onder grote paraplus, gaf me de mogelijkheid om de benen wat te strekken en wat nootjes en kroepoek te kopen. De magen werden in ieder geval weer wat gevuld. En twintig minuten waren we weer op weg door het donkere regenachtige landschap. Zou ik de berg wel te zien krijgen? Ik baalde als een stekker van het weer, het had niet zo mogen zijn. De volgende keer maar beter als ik alleen op pad ben. En inderdaad, bij de afslag naar de berg was het zicht nog geen driehonderd meter. Aangeslagen en teleurgesteld probeerde ik dwars door de nevel heen te kijken. Niets, en ook maar niets was er te zien. Plotseling, als een wonder opende de lucht zich en daar was de berg. Het was maar voor misschien vijf minuten, maar ik had genoeg gezien. Volgend jaar doe ik opnieuw een poging. Gesprekken met verschillende mensen die hem dit jaar wel waren beklommen hadden mij in ieder geval een stroom aan goede tips opgeleverd.
Door het donker reden we uiteindelijk na zes en een half uur Kota Kinabalu binnen. Een taxi van buiten het busstation bracht ons naar het nieuwe “King Park Hotel”, ik kan het aanbevelen, en wij namen een kamer op de tiende verdieping in ons bezit. De reis zat er op. De laatste twee dagen kwamen we niet meer verder dan een tochtje naar de Starbucks en een korte wandeling voor het avondeten.
Het was dus een week korter dan gepland. Van alles wat ik had willen doen op deze reis waren er maar twee onderdelen overeind gebleven: 1. Het “Bako NP” in Kuching en 2. De “orang-oetangs in Sepilok”. Noem het pech of probeer er een andere verklaring voor te vinden. Het is nu eenmaal een waarheid dat op de ene reis alles gewoon op zijn plaats valt en op de andere alles tegen zit. Dit was er één van de laatste catagorie, we hebben toch nog redelijk wat kunnen zien en hebben ook nog genoeg leuke mensen ontmoet. Nu drie weekjes Thailand en ik ben weer op weg naar Zaltbommel (Nederland).

zondag 22 juli 2007

Sabah, het roer gaat om na dit drama

Sabah, het roer gaat om na dit drama

Sandakan, 22/07/2007

Opnieuw hadden de oordoppen hun werk goed gedaan. Ik was mij er niet van bewust geweest dat de “nachtwandeling” na 45 minuten al weer terug in het kamp was, volgens Tettje zijn observaties. Maar ik werd wel wakker van het schudden van het slaapvertrek. Het duurde dan ook niet lang voordat we beiden op waren. Tien over zes! Meer dan twee uur wachten tot het ontbijt zou worden geserveerd. Nou ja, in het slechte oneven bed liggen was ook geen betere oplossing dus trokken wij dezelfde kleren weer aan en gingen naar het restaurant op zoek naar een kop koffie.
In het restaurant was er al redelijk wat activiteit te bespeuren. Waarschijnlijk omdat een wat gezette Maleisiër was komen opdagen. Zijn dure gouden brilmontuur, horloge en mobiele telefoon vielen meteen op. Wij waren dus de eerste bezoekers van het restaurant en iedereen keek ons zeer verbaasd aan. Ja, die Aziaten kunnen altijd wel slapen maar voor ons ligt dat anders! Gelukkig riep de gezette Maleisiër een paar opdrachten richting het personeel en het duurde niet lang voordat de oploskoffie en heet water op het tafeltje verscheen. Dat was lekker.
Tettje en ik keken wat over de langzaam wakker wordende rivier uit. De zon kroop stilletjes boven de bergen aan de overkant van de rivier uit. De warme ochtendzon deed mij goed. Het duurde echter niet lang voordat mijn gedachten weer over deze trip zweefden. Was ik wel objectief? Was ik niet te negatief? Er speelde veel door mijn hoofd. Wat gingen we morgen doen?
De tijd kroop maar langzaam verder en onze magen begonnen nu te knorren. Ik kon niet langer wachten en met mijn verhaal over de diabetes kon ik waarschijnlijk wel wat te eten versieren voor Tettje en mijzelf. Het was een complete verrassing wat ik in de keuken aantrof. Een enorme hoeveelheid borden met daarop één gebakken ei, twee sneetjes brood en twee gebakken knakworstjes. Er werden meteen twee borden in mijn handen geduwd en het bestek in mijn borstzakje gestoken. Dat was dus mooi, en we hoefden niet te wachten totdat de anderen terug kwamen van de boottocht. We waren nog niet halverwege het ontbijt en er werden nog een paar cake balletjes, een lokale delicatesse, bij ons op het bord gelegd. Ook deze smaakte uitstekend en na een twintig minuten zaten we weer, nu gevuld en voldaan, naar de overkant van de rivier te staren.
Het geluid van de boten zwelde langzaam aan en het duurde niet lang voordat ook de boten zichtbaar werden. Heftig pruttelend verschenen ze om de bocht in de rivier. Wat mij verbijsterde was het feit dat er een aantal mensen van onze groep aan boord waren. Zij hadden dus gewoon de boottocht meegemaakt in plaats van aan de kant te blijven. De gidsen hadden hier dus niets van gezegd bleek later. Slechte organisatie en informatie! Wij waren ook nog liever een keer meegegaan.
Gelukkig duurde ons verblijf nu nog maar een half uur en dit drama zou voorbij zijn. Wij waren al gepakt en gezakt toen de grote groep aan het ontbijt begon. Het arriveren van de eerste boot die ons naar de overkant zou brengen was voor mij het signaal om te vertrekken. Met Tettje in mijn kielzog ging ik aan boord en vroeg vriendelijk of hij ons al weg kon brengen. Dat was geen probleem en vijf minuten later stonden we naast de bus die ons weer naar het park zou brengen. In deze laatste vijftien minuten evalueerde ik ons verblijf in het “Sepilok Jungle Resort Experience” en kwam tot de conclusie dat het flink overprijsd was en geen kwaliteit voor ons geld was geweest. Ik kan het dan ook aan niemand aanbevelen om hier naar toe te gaan. Maar, mocht je geen enkele boottrip hebben gemaakt en/of een wandeltocht in één van de Nationale Parken (wat haast onmogelijk is) dan zou je voor je dure geld de één nacht voor RM 250 kunnen doen.
De bus startte en reed de zandweg op. In de bus heerste eerst een bedeesde stemming maar het duurde dan ook niet erg lang voordat we onze ervaringen met elkaar deelden. De conclusie was bijna unaniem! Wij zouden het niet aanbevelen aan anderen. Maar er was ook een uitzondering op de regel. Drie Deense meisjes hadden de tijd van hun leven gehad. Zij waren pas twee dagen op Borneo en waren van Sandakan rechtstreeks naar Sepilok gegaan en dit was dus hun eerste ervaring. Het is maar dat je het weet. Voor ons was het een verlossing.
Ergens halverwege namen we afscheid van Tim en Rachel uit Canada. Leuke mensen waar ik tenminste nog een beetje mee had kunnen lachen. De rest van onze eigen reis terug naar Sandakan is niet noemenswaardig. Bij aankomst in het “City View Hotel” was onze oude kamer weer gereed en ik moet ook een compliment voor de was maken. Alle bloedvlekken waren verdwenen en de shirts roken weer fris. Daar lagen we dan in de A/C en nu was het tijd om de rest te plannen. We hadden tenslotte nog tien dagen te gaan. Tettje haalde wat slaap in en ik werkte nog wat aan mijn verhalen.
Die avond namen we een rigoureuze beslissing. Onder het genot van kippensateetjes en grote flessen Tiger bier maakten we een virtueel einde aan onze reis. Morgen gaan we naar het “Air Asia” kantoor en bekijken wat de mogelijkheden zijn om zo snel mogelijk terug te vliegen naar Bangkok. Het zit er op!

zaterdag 21 juli 2007

Sabah, de “Sepilok Oliepalm Plantage Resort Experience”

Kampong Bilit, 21/07/2007

Kwart over vijf lieten wij de wekker aflopen. Tettje zette het verschrikkelijke apparaat, alleen als het zo vroeg is, uit en schakelde het licht aan. De barre TL verlichting wekte mij. Ik hoorde niets en werk wakker in een stille wereld. Ergens tussen het naar bed gaan en het wakker worden was ik opgestaan en had mijn oordoppen opgezocht (bedankt Ars, ze kwamen nu echt van pas!). In de wereld van absolute stilte had ik in ieder geval nog redelijk geslapen. Het was wel moeilijk geweest om de slaap te vatten want het onafgebroken heen en weer verloop veroorzaakte een beweging van de hut die te vergelijken was met een boot. Er was gelukkig niemand zeeziek.
Tettje en ik waren de eerste in het restaurant en ik schopte de gids wakker die op het podium lag te slapen. Dit stond mij meteen al tegen. De gidsen moeten fris en wakker klaar staan als de eerste gasten verschijnen. Snel werden de meiden in het kamp gewekt en te werk gesteld in de keuken. De “Maleisische Koffie” in de ochtend is een aangename ervaring. Deze koffie wordt tijdens het branden vermengd met ghee (ghee is boter waarvan het vet en water gescheiden zijn) en zout of suiker. Het resultaat is een erg milde koffie die er uit ziet als teer. Vele scheppen koffiecreamer hebben nauwelijks resultaat en de kleur van de koffie blijft donker. De smaak is moeilijk uit te leggen, sterk maar mild en niet zo bitter. Het smaakt mij in ieder geval naar meer en de stoelgang is er ook bij gebaat.
Langzaam druppelden de late opstaanders binnen, sommigen op de grens van het tijdschema. Wat heb ik een hekel aan die gasten die altijd net te laat komen en er van uit gaan dat iedereen wel op ze wacht. Tettje en ik stonden als eerste klaar op de aanlegsteiger met de oranje zwemvesten aan. De eerste boot voorin en als eerste weg. Het was mistig en zon was net boven de horizon verschenen. De boten kozen nu een andere richting en deze keer gingen we stroomopwaarts. Het pruttelend geluid van de buitenboordmotor joeg opnieuw de vogels van hun stekkies in de opkomende zon. We zagen de meeste dan ook weer in vlucht of misschien wel op de vlucht. Door de dunne rij bomen aan de oevers zagen we duidelijk de rijen oliepalmen er achter. Het was niet de jungle die we ons hadden voorgesteld! Het was ook een beetje fris, de zwemvesten verwarmden ons zodat de tocht niet echt onaangenaam was. We zagen een enkele krokodil en nog wat meer apen. Van zwemmende olifanten, zoals van tevoren besproken. of mooie meisjes in bikini was geen spoor te bekennen. De tocht in zijn geheel viel enorm tegen, eerlijk gezegd had ik er op dit moment al spijt van dat we voor twee nachten hadden geboekt.
Bij terugkeer in het kamp kregen we een ontbijtbuffet geserveerd dat opnieuw goed was te noemen en de koffie smaakte wederom magnifiek. Maar vanaf een uur of tien viel er een enorm gat in het schema. Er vertrokken gasten en alles werd in gereedheid gebracht om de nieuwe groep te verwelkomen. Ik hoorde iemand praten over dertig nieuwe gasten! Dit zou toch niet waar zijn? Voor de achterblijvers was er niets meer te doen. Er werd van ons verwacht dat we drie uur zouden niets doen of gaan slapen. Erg verveeld hingen er groepjes mensen in en om het restaurant, sommige kozen toch maar voor een korte slaap. De tijd gaat dan eenmaal sneller! Eindelijk was het moment aangebroken dat we de middagtrek gingen maken. De deelnemers klommen in de boten, niet iedereen ging mee, en we gingen op weg naar het droppingspunt. Dat lag een 500 meter verder rivieropwaarts. We klommen op de modderige oever en gingen op weg naar een afgesloten rivierbocht in de jungle. De gids was onder de indruk, maar niet zo blij, met mijn GPS. Ik wist namelijk precies hoe ver, hoe lang en waar naar toe we waren geweest. Het viel dan ook verschrikkelijk tegen. De 1200 meter van de trek door de jungle was een lachertje en de anderhalf uur wachten bij het water veel te lang. Het nuttigen van de lunch maakte het nog een beetje dragelijk maar verder was het gewoon saai. Ik klaagde maar dat we moesten gaan want uiteindelijk zat ik liever in het restaurant dan hier op een steiger mij te vervelen. Uiteindelijk gingen we weer op weg. Om de trek wat spannender te maken werd er soms even gestopt om naar een spoor van een olifant of een orang-oetang te kijken, er werd zelfs een orang-oetang nest in een boom gespot. Overal lagen olifanten drollen en waren er duidelijk voetstappen in de modder te zien. Toen ik eindelijk het kamp weer in zicht kreeg stond er 2465 meter op de teller. Ik heb in Nederland door tuinen gelopen die wilder waren begroeid dan de jungle die ik deze middag heb gezien. Tettje was niet meegegaan op de middagtrek en na mijn verhaal kon hij er alleen maar blij om zijn.
De nieuwe groep arriveerde en inderdaad zal het aantal dicht tegen de dertig hebben gelegen. De middag boottocht werd nu een opschuiven en inpassen. De boten werden niet breder of langer. Opnieuw veel van hetzelfde en de nieuwelingen waren zo blij als wij gisteren, niet wetend dat het vanaf nu allemaal hetzelfde zou zijn.
Net voor het eten kregen wij te horen dat we morgenvroeg niet met de boottocht mee mochten. Er waren teveel mensen dus moesten wij maar uitslapen! Jammer, maar echt zouden wij het toch niet missen.
Bij het avondeten was de koffie veranderd in oplospoeder en het eten kon niet snel genoeg worden aangevoerd. Er waren teveel mensen en de organisatie was hier niet op voorbereid. De kwaliteit van het avondeten was opnieuw erg goed. Het werd een anticlimax aan het einde van een dag die veel mooier had kunnen zijn. Deze dag was de reisorganisatie duidelijk tekort geschoten. De avondwandeling lieten we maar schieten, dat zou toch niets zijn. We dronken twee biertjes en gingen maar naar bed, hopend dat het verblijf zo snel mogelijk voorbij zou zijn.

vrijdag 20 juli 2007

Sabah, de “Sepilok Jungle Resort Experience”

Kampong Bilit, 20/07/2007

We konden uitslapen want ik had wel een idee waar we moesten opstappen. We hadden ervaring met de rit naar Sepilok en ook de tijdsduur zat in het systeem. Zolang we maar om een uur of tien op de bus zouden stappen dan zou het wel goed komen. Om zo licht mogelijk te reizen hadden we de vuile was in het hotel achter gelaten en die zou zondagavond bij onze terugkeer schoon klaarliggen.
Om precies tien uur zaten we in een veel grotere bus dan gisteren en pas om half elf vertrokken we richting Sepilok. Ik zat in mijn hoofd uit te rekenen hoe het nu met het tijdschema zou zitten en kwam tot de conclusie dat het maar krap aan zou zijn. Een snelle blik op de GPS stelde mij weer op mijn gemak. De snelheid lag veel hoger dan normaal en om tien over elf stonden op de kruising van de hoofdweg en de weg naar Sepilok. Ik gooide het marstempo er in met de rugzak op mijn rug en Tettje volgde. Ruim twintig minuten voor de tweeënhalve kilometer inclusief tien kilo bagage, niet slecht. Tettje was uit het beeld verdwenen en volgde later.
Bij aankomst werden we niet opgevangen maar doorgestuurd naar de cafetaria. We zochten een plaatsje en wachtte af wat er zou gaan gebeuren. Uiteindelijk werden we opgemerkt en toegevoegd aan de groep voor de “Sepilok Jungle Resort Jungle Experience”. Na de lunch zouden we per bus vertrekken naar ons verblijf ruim twee uur verderop in de jungle. De lunch was OK en we waren allemaal blij toen wij uiteindelijk richten het kamp gingen.
De bustocht verliep niet zo snel als wij hadden verwacht. De regen, die voorspeld was, viel met bakken uit de hemel en vertraagde het verkeer op de tweebaans autoweg. Vijftig kilometer verder verlieten we het asfalt en reden een onverharde weg op die ons tot diep in de jungle zou brengen. Aan het einde viel het allemaal wel mee want we reden twee uur door palmolie plantages. Na ruim drie uur rijden arriveerden we heel nieuwsgierig in “Kampong Bilit”. Een korte boottocht over de rivier met al ons hebben en houden en daar stonden we dan bij ons jungle kamp waar we twee nachten zouden verblijven.
Het cafetaria/restaurant gedeelte was bijna volledig opgetrokken uit hout en stond naast de rivier met uitzichten op een kleine heuvelrug. Het zag er leuk uit. Nog voordat we een ontvangstbijeenkomst hadden werden de kamers ingedeeld en wij kregen kamer nummer 6. Het zag er erg primitief uit!
Tijdens de ontvangstbijeenkomst was er koffie en thee en die kon je onbeperkt drinken, voor de rest zoals frisdranken en bier was de prijs redelijk. De vriendelijke manager/gids vertelde met een brede lach wat ons vandaag nog te wachten stond en alle nieuwelingen stonden te popelen om met de eerste boottocht mee te gaan. Houten bootjes die een passagier of twaalf konden vervoeren lagen klaar om de rivier op te gaan. Iedereen pakte een fel oranje zwemvest van de stapel en het viel me hier op dat er enkele van de “oude” gasten, die hier al voor de tweede dag waren, achterbleven en niet gebruik maakten van de mogelijkheid van een tweede middagboottocht.
We voeren stroomafwaarts en zagen troepen apen die in de ondergaande zon het laatste voedsel zochten. Er voegden zich meer en meer boten bij de groep en het waren er misschien wel een stuk of negen aan het einde. Het gebrom van de buitenboordmotoren joeg waarschijnlijk veel dieren weg en de meeste vogels die we zagen sloegen voor ons op de vlucht of stegen op zodra wij verschenen. Het was een aangename boottocht. Het junglegevoel bleef echter achterwege omdat je op plaatsen door de dunne bomenrand de oliepalmen kon zien staan.
Net voor zonsondergang kwamen we enthousiast weer terug in het kamp. We zouden nu een uurtje moeten wachten totdat het eten om half acht zou worden geserveerd. Enkelen gingen terug naar de kamer maar de meeste bleven in het restaurant en kletsten wat met de andere gasten. Natuurlijk zie je hier wat bekenden. Het is weer een enkele weg die iedereen bewandeld, dus zie je altijd weer bekende gezichten.
Het eten was gewoonweg fantastisch, en wat belangrijker was, er was genoeg voor iedereen zodat een tweede ronde met plezier werd opgeschept. Er was opnieuw een briefing over wat we de volgende dag konden verwachten. De ochtendboottocht zou om zes uur vertrekken! Dat was dus om half zes op en snel een kop koffie voordat we aan boort gingen. Het idee dat je zo vroeg op moest tijdens de vakantie dreef de meeste naar de kamer om maar zo snel mogelijk te gaan slapen. Een kleine groep koos voor de “avondwandeling”, deze werd los van het geheel georganiseerd en kon worden gedaan voor de kleine bijdrage in de kosten van RM 10 per persoon. Ik vond het wat overdreven na de RM 400 die wij per persoon hadden betaald! Wij pasten voor deze optie omdat wij eerst de dagtrek wel eens wilden zien. De wandeling zou een uur duren maar Tettje was er zeker van dat de groep al na drie kwartier weer terug was.
In onze hut waren de muren zo dun dat je letterlijk elk woord kon horen. De vloeren hadden kieren van wel een centimeter breed zodat het gebruik van een muskietennet onvermijdelijk was, en wat heb ik een hekel aan die dingen. Elke keer als ik mij omdraai scheur ik dat ding weer van de muur en ik kan dan opstaan om hem weer opnieuw op te hangen. O ja, en de badkamer? Die was van een kwaliteit dat wij er meteen voor kozen om maar twee dagen niet te douchen. Het idee van een heerlijke warme douche met een harde straal in het “City View Hotel” in Sandakan was op zich al een fijn uitzicht. Morgen dus heel vroeg op.

donderdag 19 juli 2007

Sabah, mijn kinderen in Sepilok

Sandakan, 19/07/2007

Nu was de grote dag aangebroken. Ik zou mijn kinderen in Sepilok gaan zien. De wekker stond weer op de normale tijd van zeven uur. Er was voldoende tijd voor het ontbijt van brood en boterhamworst uit blik maar te weinig tijd om te lummelen. Lekker een bakkie koffie en dan op weg.
We gingen op weg onder een stralend blauwe lucht, dat zou later wel eens kunnen veranderen. We wisten dit uit ervaring. De buslijn was dezelfde als gisteren alleen deze keer was de bus groter en luxer. Ik begreep ook niet waarom maar volgens mij lag het aan het tijdstip van de dag. Des te meer mensen des te groter de bussen, logisch toch?
Bij aankomst op de kruising met de weg die naar het “Sepilok Rehabilitation Center” leidde stapten we weer de warme ochtendzon in. Het was warm maar niet zo warm als in Thailand leek het wel. Het was tweeënhalve kilometer lopen naar de ingang van het park. De snorders reden op en neer en probeerde een zakcentje bij te verdienen door luie toeristen over de tweebaans weg van en naar het park te vervoeren. Elke auto die passeerde toeterde en wij zwaaiden terug. Het was heerlijk om een half uurtje te lopen.
Bij het park aangekomen werd mijn grootste nachtmerrie werkelijkheid. Grote geairconditioneerde touringcars met hordes toeristen uit alle windstreken stonden al te wachten. Het was net kwart over negen en er zouden er dus nog wel meer komen! De meeste van die rondreistoeristen waren zonder schoenen de videoruimte in geleid en zaten daar een DVD te bekijken die aan het einde kon worden gekocht, de opbrengst was natuurlijk voor het park. “We moeten zorgen dat we vooraan staan”, zei ik tegen Tettje. De kassa zou pas over een tiental minuten opengaan en ik zette Tettje met het geld in de hand vooraan bij het loket. “Ik moet eerst nog even naar de WC, koop twee kaartjes voor RM 80”, liet ik hem weten. Dat was even schrikken! Stap in de koele wereld in die toilet heet. Ik keek nog eens goed om me heen en ja hoor, ik stond in een airconditioned toilet. Ik wreef eens door mijn haar, krabde aan mijn voorhoofd en was verbaasd dat een organisatie die zogenaamd met het milieu bezig was zich had laten verleiden tot deze onzinnige uiting van verspilling. Bij mijn terugkeer was Tettje ondertussen niet meer de enige die in de rij stond, een ander meisje was aangesloten en zij bleek uit Nederland te komen. Het zo onderhand gewone verhaal van “er even tussenuit op wereldreis”. Met zijn drieën stonden wij te popelen om als eerste bij de voederplaats aan te komen om een zo goed mogelijke plaats te bemachtigen.

Tettje liep voorop over de houten vlonder een beetje aan zijn camera te peuteren en was zich er niet eens van bewust dat hij zo langs een jonge orang-oetang liep die op de reling zat. Karin en ik riepen in koor naar Tettje die zich een hoedje schrok en zo niet meer verbaasd was dan het jonge beestje. Wij keken naar hem en hij naar ons. Het is net alsof je een kind in de ogen kijkt, echt ongelofelijk. We schoten snel wat foto’s en wat mij betrof kon deze dag al niet meer kapot. Zo met zijn drieën oog in oog met een orang-oetang is een onvergetelijke ervaring. Toen het beestje ons zat was klom hij in de palm en verween in het niets.
Op het platform was al een ranger aanwezig die ons snel vertelde wat we konden verwachten. Met deze informatie in ons achterhoofd zochten we een plaatsje vooraan en gingen op de reling zitten wachten tot het tien was. Het werd steeds drukker en bij aanvang van het voeren stonden er zeker 150 a 200 mensen klaar met de camera’s. Eerst waren er een troep Makaken die bananen werden gevoerd en toen begon het hoofdprogramma. Een slag op een etensblik met het geluid van een gong kondigde de voedering aan. Het duurde niet lang voordat de eerste orang-oetang zich al slingerend aan een dik touw naar het voederplatform bewoog en de diverse startmuziekjes van de digitale camera’s klonken. Het was ontroerend om die beesten te zien. Na een drie kwartier de show te hebben aangekeken en de meeste orang-oetangs weer hebben zien vertrekken vonden we het genoeg. We hadden er zes tijdens het voeren gezien en één voor het voeren, en de eerste was de beste!
Nu wisten we ook zeker dat we het voederen van drie uur wilde bijwonen. Ook Karin had dit idee en wat nu belangrijk was was dat we de vier uur wachten goed door zouden komen. Ik had over een paar treks in het park gelezen en natuurlijk wilde ik die niet zo maar aan ons voorbij laten gaan. We kozen voor de “Mangrove Forest Walk”, we wisten op voorhand dat we deze wandeling nooit in zijn geheel konden lopen. Tien kilometer heen en weer betekend al gauw een uur of vier lopen. We hadden er maar drie, we moesten ook nog wat eten, en het voeren was belangrijker. Ik haalde de caissière over om voor ons het “Sabah Wildlife Department” te bellen voor de benodigde toestemming om dit pad te lopen. De vergunning is gratis maar het buiten in een telefooncel bellen is een omslachtige manier om de vergunning naar de kassa van het park gefaxte te krijgen. Twee Maleisische Ringit en tien minuten later stond ik met de vergunning in mijn hand en wij konden op weg.
De wandeling begon aangenaam en hier en daar waren kleine poelen van modder. Wat minder was waren de enorme aantallen bloedzuigers. Onafgebroken hielden wij de benen van diegene voor ons in de gaten. Direct alarm slaand als er weer een bloedzuiger zijn weg naar het zachte vlees omhoog probeerde te banen. We hebben er tientallen moeten verwijderen en tijdens het stilstaan om een soortgenoot te verwijderen vielen andere hordes ons weer aan. Er zijn er maar drie die uiteindelijk dit verhaal halen. De eerste was voor mij de beruchtste. Al lopend over een omgevallen boom, die over een kleine stroom lag, voelde ik een vreemde kriebel in mijn lies. Tettje, die nog naar een plaats zocht om op de boom te klimmen, keek wat het kon zijn toen ik mijn broekspijk voor hem opende. Er was één bloedzuiger door de verdediging heen gebroken en hij was op weg naar mijn edele delen. Ik probeerde hem te pakken maar ik kreeg maar geen grip op die gladde kleine rakker. Ik voelde hem nog steeds en het werd nu hoog tijd voor meer rigoureuze maatregelen. Zonder ook maar één moment te twijfelen liet ik mijn broek zakken en stond daar in mijn blote kont midden in het bos. Tettje probeerde de rotzak met beide handen te pakken te krijgen maar het lukte van geen kant. Gelukkig lukte het mij om het zuigende beest van mijn scrotum te schrapen. Gevuld met mijn bloed viel de dikke zwarte bloedzuiger op de grond. Nu realiseerde ik mij pas dat Karin een stukje verderop stond. Sorry, maar nood breekt wet! De tweede was er één in Tettje zijn knieholte. Hij had de verdediging aan de achterkant niet goed in de gaten gehouden en moest nu de prijs daarvoor betalen. Toen ik hem los had geweekt gutste het bloed langs zijn benen. De derde is voor later!
Op de helft van de beschikbare tijd keerden wij weer om. We waren door het tropisch regenwoud gelopen en flink geklommen en ook weer afgedaald. Langs een diep ravijn gelopen en door de modder gewaad. Wilde dieren zie je weinig, de meeste zijn dan ook s’nachts actief in het oerwoud. Het was een mooie wandeling en als ik hier weer een keer terug kom zal ik hem zeker een keer uitlopen en mij dan door een boot terug naar Sandakan laten brengen. De wandeling terug ging zoals gewoonlijk sneller en we hadden voldoende tijd om nog wat te eten en te drinken voordat we naar de tweede voedering zouden gaan. De tweede voedering was vandaag de beste en na er goed over te hebben nagedacht denk ik dat die altijd het beste is. Minder mensen en meer orang-oetangs, zeven deze middag. Verder is er weinig nieuws.
Erg voldaan gingen wij terug naar “Bandar Sandakan” (zoals je het centrum van de stad noemt) om een lekkere hete douche te nemen en een biertje te gaan drinken. Dit was de beste dag tot nu toe en deze dag maakte deze reis tot een onvergetelijke.
Nu de derde bloedzuiger! Tettje ontklede zich om in de douche gaan en ontdekte een bloedvlek in zijn broek zo groot als een ontbijtbordje. Nee, hier waren niet een paar druppels bloed gelekt maar meer een kop vol bloed. Tettje merkte op, “Ik heb helemaal niets gevoeld”. Maar het zat er toch. Deze etter was waarschijnlijk vermoord toen Tettje met de machtige tachtig kilo op de volgezogen bloedzuiger ging zitten. Het zag er verschrikkelijker uit dan het was maar Tettje had weer het meest geleden in de modder.
Wat op die avond belangrijk was, Tettje zou afscheid gaan nemen van een gedeelte van zijn bagage. De dertien pakjes halfzware shag moesten er aan geloven en zouden worden weggegeven. Een soort laatste avondmaal maar dan anders ;). Tettje is nu definitief gestopt met roken en hij voelt zich al een stuk beter. We hebben er samen hartelijk om gelachen hoe de Maleisiërs probeerden een sigaretje te rollen. Aan het einde van de avond hadden ze het aardig onder de knie. Een beetje aangeschoten en voldaan gingen wij richting het hotel. Morgen de jungle in, we zien er erg naar uit.

woensdag 18 juli 2007

Vreemd nieuws!

Ik kreeg vandaag een vreemde email. Ik ben vader geworden! Ik wist niet eens dat ik een vriendin had, laat staan dat ik wist dat ze zwanger was. De moeder, waarvan ik de naam niet herken, zal mij zo snel mogelijk een foto van de kleine sturen. Ze zal wel niet weten hoe een digitale camera/telefoon werkt. Ik hou jullie op de hoogte.

Sabah, voor hen die vielen

Sandakan, 18/07/2007

Eerst twee dagen in Sandakan en dan op weg naar een jungle kamp. Klinkt goed en het ziet er ook allemaal goed uit. De eerste dag in Sandakan zouden een overblijfsel uit de tweede wereld oorlog bezoeken. De hele wereld is bekend met de “Brug over de rivier de Kwai” maar weinigen weten van de misdaden die gepleegd zijn in Sandakan.
De bussen in Sandakan moeten de gemakkelijkste van de wereld zijn. Ze hebben geen nummers maar geven aan tot hoe ver ze uit de stad rijden. Het “Sandakan Memorial Park ligt ongeveer op twaalf kilometer buiten de stad, dus elke bus die naar Batu 8 (acht Engelse mijlen) of hoger gaat komt er langs. We namen de bus voor de enorme supermarkt aan de haven en waren al snel op weg. De bus stopt bijna overal en wordt ook op de meest vreemde plaatsen aangehouden door de passagiers. Het duurt dan ook bijna een uur voordat je die twaalf kilometer hebt afgelegd.
Het park staat bij de hoofdweg al aangegeven en dus was het gemakkelijk te vinden. Het is een klein park met een klein paviljoen dat het onwaarschijnlijke verhaal verteld van de “Sandakan Dodenmarsen”. In het kort. Tijdens 1942-1945 werden soldaten, hoofdzakelijk Australiërs en Britten, vanuit Singapore naar Sandakan verscheept. Ze moesten hier werken aan de aanleg van een landingsbaan voor vliegtuigen. Het doel was om hier een bevoorradingsbasis en tankstation te bouwen voor de Japanse luchtmacht. Dit was tegen de “Geneevse conventie” in. Daar stond in beschreven dat krijgsgevangenen niet mochten worden ingezet voor militaire doelen. Japan heeft zich nooit aan de conventie gehouden, ondanks dat ze hem had onderschreven. Japan hield steeds vol dat ze hem nooit hadden geratificeerd. Klinkt oneerlijk en dat is het ook. Vele geallieerden soldaten hebben hun leven verloren onder het brute gezag van de kampcommandanten.
Er werd begonnen met de aanleg van de landingsbaan en de soldaten probeerden de werkzaamheden zoveel mogelijk te saboteren. Zo hebben ze verschillende bulldozers laten wegzakken in de verraderlijke zachte jungle bodem en onontplofte bommen alsnog laten ontploffen. De regelmatige bombardementen van de geallieerden gooiden het schema steeds verder terug. Net als aan de “Burma spoorlijn” leefden de gevangenen onder erbarmelijke omstandigheden. Te weinig eten en werkdagen van wel 14 uur. Het drama van de doodsmarsen begon toen de Japanners steeds verder achterop schema kwamen en uiteindelijk het idee maar opgaven.
In plaats van elders te werk te stellen of terug te sturen naar Singapore werden ze op mars gezet naar het 260 kilometer verderop in de bergen gelegen Ranau, dit allemaal op blote voeten en zonder kleding. De meeste alleen gekleed in een lendendoek. De zieke gevangenen gingen het laatst. Bij het begin van 1945 waren er ongeveer 2500 krijgsgevangen aanwezig in het kamp in Sandakan. Ongeveer 2/3 hiervan waren Australiërs. Ze werden in drie verschillen marsen op weg naar Ranau gezet. Iedereen wist dat als je eenmaal stopte dan stopte je voorgoed. Van de ongeveer 2500 zouden er uiteindelijk 6 terugkeren naar huis om de verhalen over deze gruweldaden te vertellen.
Waarom waren de Japanners zo wreed tegen de krijgsgevangen? In de ogen van de Japanners waren krijgsgevangen lafaards. De Japanse soldaten verkozen de heldendood (zelfmoord) voor het krijgsgevangenschap. Krijgsgevangenen waren dus de laagste levende wezens en eigenlijk de dood die ze hadden kunnen kiezen boven het gevangenschap niet waard. Het is een plaats die echt indruk op je maakt en die je zeker moet bezoeken als je de kans hebt.
Na het park was het al tegen twaalf en we gingen weer richting Bandar Sandakan, zeg maar de stad. Je moet toch wat doen om de tijd vol te maken en ook Tettje had nu plezier in het lopen gekregen. Hij was twaalf dagen geleden gestopt met roken en had nog steeds geen sigaret aangeraakt. Drie uur inclusief de lunch bij de Giant supermarkt. Het ging erg goed, Tettje had een mooi tempo en de korte regenbui deerde ons niet. De lunch bij de KFC was minder, nu weet ik 99,99 % zeker dat ik daar nooit meer zal eten.
Na terugkomst gingen meteen nog even wat brood en beleg kopen. We zouden deze avond rustig aan doen want morgen is het vroeg op. We gaan naar het laatste onderdeel van de oorspronkelijke lijst. Het “Sepilok Rehalitation Centre” voor de “Orang-oetangs.

dinsdag 17 juli 2007

Sabah, op weg naar de apen

Sandakan, 17/07/2007

Om net voor negen werd de reis aangevangen naar Sandakan. Ik wilde hier niet langer blijven omdat ik Kota Kinabalu tot het einde wilde bewaren. Er was nu weinig meer over van de oorspronkelijke doelen. We moesten nu de laatste twee weken gewoon nog volmaken met lokale attracties.
De busreis naar Sandakan verliep zonder problemen en hoogtepunten. Eindeloze palmolieplantages vulde de heuvels tot aan de horizon. Bij het passeren van Mt. Kinabalu was de top in dikke wolken gehuld. Ik mocht hem zelfs niet eens zien. Het maakte dat ik me een beetje beter voelde ondanks het feit dat ik nu wat het hoogtepunt van de reis had moeten worden voorbij reed. Dat was het dan, volgend jaar beter.
Sandakan was een dieptepunt in vergelijking met alles wat ik ooit in Maleisië heb gezien. Zelfs Kota Bharu is een bruisende stad vergeleken bij Sandakan. Het “City View Hotel” was wel een gelukje. Mooi, schoon en met draadloos internet.
Ik controleerde meteen mijn e-mail en ik had een bericht terug van “Uncle Tan Jungle Tours”, ze zaten vol tot aan de 22ste van de maand. Jammer, alleen vrijdag beginnen was een mogelijkheid voor ons. Ik wilde niet drie dagen opgesloten zitten in dit gat! Bij de receptie lag een boek over dagtripjes die je rond Sandakan kon maken. Hier zat ook een jungle tocht bij. Na overleg met Tettje werd die meteen geboekt en betaald. RM 399 per persoon voor drie dagen / twee nachten. De dag zat er op en morgen gaan we eerst naar een oorlogmuseum.

maandag 16 juli 2007

Sabah, verkeerde timing

Kota Kinabalu, 16/07/2007

Ik snap nu nog niet dat ik naar die vent achter de receptie heb geluisterd. Bijna alles wat hij heeft gezegd was fout en ik ben zo dom om nog een keer naar hem te luisteren.
Net na half tien liepen we rustig naar het busstation om de bus naar Muara te nemen. Muara is de haven vanwaar de veerboten vertrekken naar Pulau Labuan. We zouden een dag en een nacht op het (belastingvrije) eiland blijven en dan de vroege boot naar Kota Kinabalu nemen. Het vinden van de bus naar Muara was geen probleem. Er stond al een bus klaar om te vertrekken maar volgens de chauffeur konden we beter wachten op de express bus naar de terminal. “Hoe laat gaat die express bus?”, vroeg ik. Een schouderophaal was zijn antwoord. Nu, dan vraag ik nog even aan een andere chauffeur en als ik geen bevredigend antwoord krijg, wat tot nu toe altijd het geval was in Brunei, dan gaan we met deze bus mee. Drie minuten later reden we met de gewone bus richting Muara.
Onderweg verbaasde ik mij wel over het armoedige uiterlijk van de kleine oliestaat. Was de sultan dan een beetje egoïstisch? Wilde hij zijn rijkdom niet delen met de gewone bevolking? Ik heb eens ergens gelezen dat hij meer dan 5500 auto’s bezit waarvan meer dan 350 Rolls Royces. Een beetje minder zou toch wel moeten kunnen! En dat terwijl bijna alles gratis is voor de lokale bevolking. Gratis scholen, gezondheidszorg, sportfaciliteiten en leningen voor populaire aankopen zoals huizen en auto’s. Tel daarbij nog eens op dat de inkomstenbelasting 0% is dan zou je toch anders verwachten.
Vanuit het centrum van Muara was het een paar kilometer lopen naar de steiger vanwaar de veerboten vertrokken. Dan moet dat maar. Het duurde gelukkig niet lang voordat een snorder (zwarte taxi) ons oppikte en voor twee Euro op onze bestemming afzette.
Nu ging het dus echt goed fout. De volgende veerboot naar het eiland bleek pas aan het einde van de middag vertrekken. Er was dus eigenlijk maar één andere optie. De speedboot naar Lawas aan de Sabah kant van Sarawak. Tijd voor overleg was er niet want het was druk en plaatsen werden snel gevuld. Ik betaalde voor ons twee de B$ 20 voor het kaartje naar Lawas en wij namen plaats in de wachtruimte bij de immigratiedienst. De stempels waren zo gezet en een klein gammel bootje, waarvan maar één buitenboordmotor werkte, bracht ons binnen een uur naar een klein haventje niet al te ver van Lawas.
Hier werden we als schapen naar een minibusje geleid dat de korte rit naar de immigratie zo snel mogelijk wilde afleggen. Goed door elkaar geschud lieten we onze paspoorten afstempelen en we waren op weg naar Lawas. Hier was het kiezen of delen. Een taxi, met het voordeel van de tijdwinst maar tegen een hogere prijs, of een gewone bus en dan zouden we niet verder dan Kota Kinabalu komen. Een nachtbus naar Sandakan zag ik niet zitten. Ik hou niet van nachtbussen en ik voel me altijd onveilig in die dingen. De broer van de chauffeur van de minibus kwam niet opdagen en het onderhandelen met de andere taxichauffeurs ging stroef. Zeker toen een Filippino, die had gevraagd of wij een taxi met hem wilden delen, zich bedacht en voor de gewone bus koos.
Nu was er rust! We wisten waar we aan toe waren en wat er zou gebeuren. De bus was goed genoeg en gelukkig hadden we twee stoelen per persoon kunnen bemachtigen. De grens van Sarawak naar Sabah hield nier meer in dan een extra stempel en met zo’n zestig kilometer per uur gemiddeld gingen we naar Kota Kinabalu.
Na hadden we eindelijk een beetje geluk. We stopten midden in de stad bij het oude busstation. Alle hotels lagen hier op loopafstand en een supermarkt zou ons van vers brood en vers beleg kunnen voorzien. Mijn voeten waren nog niet van de treedplank en we wisten ook al dat we hier kaartjes konden kopen naar Sandakan. Perfect!
Het Mandarin Hotel zou goed genoeg zijn voor één nacht, het was niet veel dan een hok in een oud gebouw voor RM 90. We hebben nog een paar biertjes gedronken bij een Chinees restaurant maar dat was pas nadat wij eerst een ander hotel hadden gezocht voor de laatste paar nachten in Kota kinabalu. Lekker luxe en rustig nagenieten aan het einde van de reis.
Morgen dus naar Sandakan dat ik mij kan herinneren van een TV serie uit de jaren zeventig.

zondag 15 juli 2007

Brunei, de verjaardag van de sultan

Bandar Seri Begawan, 15/07/2007

We waren al vroeg want zonder een koud biertje als slaapmutsje blijf ik maar tollen en draaien in mijn bed. Het brood op de kamer met een kopje koffie was ons goed bevallen. We deden rustig aan want we hadden eindelijk wat informatie gekregen over de tijden en de feestelijkheden.
s’Morgens zou de sultan naar het plaatselijke stadion gaan om de felicitaties van het volk en de strijdkrachten aan te nemen. Later die dag zou er een moskee bezoek volgen met een speciaal gebed dat rechtstreeks op de TV werd uitgezonden gevolgd door een galadiner met zijn gasten. De dag zou worden afgesloten met een groots vuurwerk. Volgens de man achter de receptie in het hotel.
Vanuit het raam van onze kamer zagen wij de drukte van de toeschouwers langzaam toenemen. Toen het erg druk werd was het tijd om zelf ook te gaan. We waren net op tijd! Tussen de scholieren die enthousiast met vlaggetjes zwaaide zagen wij de sultan in één van zijn Rolls Royces passeren. De foto’s zijn helaas mislukt. Wij waren enkele van de zeer weinig aanwezige buitenlanders. Het gevolg was dat wij de media aantrokken. Een kort interview voor een krant en een paar woorden voor de radio. Natuurlijk loofde ik Brunei, haar volk en haar vorst.
Een verslaggeefster vertelde ons dat het slim was om naar het kleine stadion te gaan. De sultan zou daar rondrijden in een open auto en wij zouden hem van heel dichtbij kunnen zien. Uiteindelijk viel het allemaal wel mee. Hij was verder dan 100 meter weg en het was dat wij wisten wie het was want wij hadden hem zeker niet herkend. De strijdkrachten opgesteld in drie peletons van erewachten marcheerden in een vreemde pas rond het veld. De sultan en zijn kabinet vertrokken weer in een stoet Rollsen en dat was het eerste onderdeel van zijn 61ste verjaardag. Voor de volgende twee onderdelen hadden wij geen uitnodiging ontvangen. Het vuurwerk was ook openbaar.
Het was dus al vroeg “einde oefening” en nu moest de rest van de dag worden ingevuld. De LP stond niet vol met dagtochtjes maar een bezoek aan “Tombe van Sultan Bolkiah”, die ergens in de vijftiende eeuw had geleefd, leek een mooie wandeling. Het zou een kilometer of acht zijn heen en weer en zo zou er weer twee uur vol zijn gemaakt in het niet erg opwindende Brunei. De wandeling was niet echt zwaar maar de warmte en het vals plat waren toch een addertje onder het gras. De tombe was eigenlijk best mooi en interessant. Gelegen in een park dat netjes was onderhouden omringt met magnolia’s. Kleine grafmonumenten omringde de grote tombe die wel wat invloeden vertoonde uit “Angkor Wat”. Misschien hadden die wel wat contact met elkaar?
Ik had voor Tettje nog een verrassing in Petto. We zouden nog gaan varen. Eenmaal het oerlelijke “Handnijverheid Gebouw” voorbij gekomen liepen we weer aan het water. Het duurde niet land en de eerste boten kwamen dichterbij. De bestuurders draaiden cirkels met de vingers, dat betekende: “Willen jullie ergens heen?” En ja, de prijs was zo gemaakt, B$ 10 per uur en als wij het goed naar ons zin hadden dan zou er een fooi bovenop komen.
De kapitein liet ons eerst het huis zien waar hij woonde in “Kampong A”, we vaarden verder langs scholen en huizen. Hier wonen bijna 40.000 mensen in huizen op palen boven het water. De stad zag er vanaf het water anders uit. Het leek niet eens een stad, het was meer een groot dorp met een enorme moskee. Na ruim een uur varen kwamen wij op de plaats waar ik om gevraagd had om uit te stappen. Een park aan het andere uiteinde van de stad.
Het park viel op door de moderne kunst, ik denk niet dat ook maar één persoon in BSB dit waardeert. Wij vonden het in ieder geval mooi. In een stevig tempo gingen we richting het hotel. Tettje had zin in het zwembad en ik wilde heerlijk in de koelte van de kamer slapen. We waren ondertussen aardig opgeknapt en onder het lopen besloten we om het nieuwe gebruik van het ontbijt op de kamer met nog een dag te verlengen. Dus gingen we nog één keer boodschappen doen in die enorme supermarkt onder het winkelcentrum.
Na een heerlijk rust verlieten we om half acht het hotel voor het vuurwerk, het zou erg spectaculair worden. Er was nog wel wat leven op straat maar echt druk was het niet. Ik vroeg eens rond wanneer en waar het vuurwerk zou zijn. De antwoorden liepen uiteen van acht uur tot elf uur maar niemand wist waar! We liepen nog een rondje en keken elkaar begrijpend aan. Het was al na tien uur en er was nog geen vuurpijl de lucht in gegaan.
Iets voor half elf ging het licht uit en wij hebben niets meer gehoord. Of er een vuurwerk was? Ik weet het echt niet, maar dat we blij zijn dat we naar Brunei zijn geweest? Ja, we weten nu dat we volgende keer meteen doorgaan naar de volgende bestemming. Morgen wordt een hele lange dag, we proberen in één ruk naar Sandakan te komen. Een reis van ruim 600 kilometer in dertien uur.

zaterdag 14 juli 2007

Brunei, ongekende luxe en ongekende stilte

Bandar Seri Begawan, 14/07/2007

Vandaag gaan we op weg naar één van de rijkste landen ter wereld. Brunei Darussalam, zoals het land officieel heet. Nu dat we het lopen en het trekking achter ons hebben gelaten maken we een alternatieve reis. De reden dat we nu gaan is dat we morgen, 15 juli, de verjaardag van “Sultan Hassanal Bolkiah” niet willen missen. Ik vraag mij af hoe een land de verjaardag viert van een staatshoofd die tot de rijkste mensen ter wereld behoort.
We vertrokken al vroeg uit het hotel om een bus naar de grens te nemen. We zouden eerst de mogelijkheden bekijken voor een minibus die rechtstreeks naar de hoofdstad van Brunei zou rijden. Dit zou wat extra kosten maar wel een stuk eenvoudiger zijn en twee keer overstappen besparen. Toen we plaats hadden gevonden voor een bankgebouw konden we geen minibusjes ontdekken. Dan maar verder naar het busstation. Ik had problemen met het plannen, dat was wel duidelijk. Mede omdat ik geen idee had wat ons te wachten stond en hoe druk het zou zijn in Brunei. We hadden weinig trek om een nacht door te brengen in een duur vijf sterren hotel als we niet op tijd Brunei aan de andere kant konden verlaten.
Tettje had mij een “carte blanche” gegeven om het vervoer te regelen. Daar stonden we dan bij het busstation omgeven door een horde taxichauffeurs die ons wel even naar Brunei zouden brengen voor RM 200. Één chauffeur sprong er een beetje uit. Ten eerste vroeg hij maar RM 50 per persoon maar we moesten wel tot negen uur wachten. Op het eerste gezicht vertrouwde ik het hele gebeuren niet zo. Ik weet wel, je moet je niet druk maken over berovingen en zo maar hier was er toch twijfel in geslopen. Nadat ik eerst nog het rooster van de bussen had gecontroleerd gaf ik toe aan de Chinees. We moesten wel tot negen uur wachten voordat we de andere twee passagiers konden ophalen. Maar dat was altijd nog beter dan tot tien uur wachten, dat was het tijdstip dat de grote bus zou vertrekken.
We pikten twee Maleisiërs op, die uit Kuala Lumpur kwamen en als dagtocht naar Brunei gingen, bij hun hotel. Daar gingen we dan met zijn vieren in een gewone personenauto op weg naar Brunei. Het was best een flinke rit, bijna 140 kilometer had ik uitgerekend. Onderweg was er niets te zien dan groen en meer groen. Over de grens veranderde het landschap een beetje. Meer jungle dan grond waar iets op werd verbouwd. Mijn achterdocht was ondertussen verdwenen en we spraken voluit over van alles en nog wat.
Omdat de twee anderen op dagtocht waren vroeg de chauffeur of we er problemen mee hadden om even te stoppen bij het duurste hotel ter wereld. Nee, geen probleem. Wij hadden dit hotel tenslotte ook op de lijst staan om te gaan bezichtigen als we in Brunei waren. We parkeerden in een ondergrondse parkeergarage en wandelde even later de grote ontvangsthal binnen. Vanaf de voorkant was het mij al tegen gevallen maar éénmaal binnen viel mijn mond open van verbazing. Het “Empire Hotel and Country Club” heeft ongeveer 1,1 miljard USD gekost, en het is te zien. Je hoeft geen econoom te zijn om te weten dat deze investering zich nooit terug zal verdienen.
Van het mooiste Italiaanse marmer tot kunstzinnig uitgesneden houtwerk. Volgens onze chauffeur gaven ze vaak grote kortingen op de standaard prijzen, alleen om maar wat extra klanten te krijgen. Het was gewoon ongelofelijk en niet in woorden uit te leggen.
Met een vlotte rit naar het centrum werden we netjes afgezet bij het hotel waarop onze eerste keuze was gevallen. Het “Terrace Hotel” ligt op loopafstand van het centrum en zat in een goede prijsklasse (B$ 65), maar wat belangrijker was dat het een zwembad en draadloos internet heeft. Tettje zou wel wat uurtjes aan het zwembad doorbrengen. We waren allebei wel nieuwsgierig naar dit onbekende land dat maar éénvijfde van Nederland groot is. We liepen meteen de stad in. Het was er stil, erg stil. De voorbereidingen voor het feest waren wel in volle gang. Er werden nog de laatste planten in perken geplaatst en een parkeerterrein werd vol gezet met marktkramen. Het centrum van Bandar Seri Begawan is erg klein. Ook hier is de stad met zijn vele buitenwijken verspreid over een groot gebied en er is zelfs aan de overkant van de rivier een complete stad op het water gebouwd waar een kleine 40.000 mensen wonen. Eerst eten, een moslim restaurant met mooi uitgestalde gerechten zou wel voldoen.
Ik bestelde een paar gerechten en wat te drinken voor ons tweeën. We waren zo aan eten toe dat ik helemaal vergeten was dat ik nog geen lokale valuta, de Brunei Dollar, in mijn zak had. Eerst maar alles opeten en dan kijken waar ik een ATM of een geldwisselaar kan vinden. De eigenaar gestoken in een witte jurk compleet met wit hoedje en grote zwarte baard moest er ook wel om lachen. Tien minuten later stond ik weer in het restaurant met het geld in mijn hand.
Langzaam zouden we nu richting het hotel lopen en wat gaan relaxen. Het was erg warm vandaag. Tettje verhuisde naar het zwembad en zelf bleef ik in de verkoelende airconditioning om wat zaken te regelen. Na een uur of twee kwam Tett weer terug met een wat een vreemd en onmogelijk verhaal leek. Tett was ziek geworden aan het zwembad en had stevig overgegeven. Het eten was de duidelijke oorzaak, Tett had nasi gegeten en zelf had ik bami op. Dat was het enige verschil en dat was dus hoogstwaarschijnlijk de oorzaak.
Omdat ik ook al een paar dagen niet lekker was zijn we naar een supermarkt gegaan en hebben “veilig voedsel” ingeslagen. Lekker, bruin brood met vleeswaar uit blik en jam. Vanaf vandaag doen we een beetje rustig aan met het exotische voedsel hier in Maleisië. Nog maar één keer per dag zullen we ons tot het Maleisische eten laten verleiden totdat alles weer OK is. De avondwandeling terug naar het hotel liet zien dat we hier weinig actie s’avonds konden verwachten. Alcohol is hier verboden bij de wet en alleen een groot winkelcentrum vlak bij de moskee was nog open. Een grote groep mensen had zich verzameld op de banken rond de fontein. Morgen staan we vroeg op want we willen de Sultan wel zien tijdens zijn rit door de stad.

vrijdag 13 juli 2007

Sarawak, Batu Niah

Miri, 13/07/2007

Eindelijk weer een actieve dag. Toen de wekker precies om zeven uur begon te piepen werd ik met een zwaar hoofd wakker. Ik liep naar dat verdomde ding te zoeken en had geen idee waar hij lag. Het was gisteren een gezellige avond geweest op het terras van het Chinese restaurant met een Australiër die we de avond daarvoor hadden ontmoet.
Maar dit was een andere dag en vandaag stond het “Batu Niah NP” op het programma. We werden langzaam wakker en de warme douche hielp mij zeker, Tettje voelde zich beter dan ik. Het ontbijt was nu anders dan gisteren. Ze wisselen de eieren, vandaag hadden we “Maleisische gekookte eieren”. Dit houd in dat ze zo zacht zijn gekookt dat je ze moet uitgieten in een kommetje, zout erbij en dan oplepelen. Je moet er van houden. Tettje probeerde er één en het werd niet goed genoeg bevonden voor een tweede. Tijdens het heen en weer geloop naar het buffet om de diverse onderdelen van het ontbijt en de koffie op te halen zag ik in de keuken achter het buffet een paar gebakken eieren. Met een brede glimlach sprak ik in pantomime, dus geruisloos, aan de andere kant van het glas “Satu Telor Goreng”. De kok lachte vriendelijk terug en vijf minuten later stond er een gebakken ei voor mijn neus. Dat was geluk. Ik werkte hem met plezier naar binnen samen met een paar gebakken knakworstjes en een kop koffie.
Ondertussen zou de taxi al voor ons klaar staan. Vandaag zouden we, bij hoge uitzondering, een taxi naar het park nemen. Het is met het openbaar vervoer te doen maar we zitten onder de € 35 per persoon na acht dagen dus een beetje luxe kan er wel van af. De taxi zou RM 200 kosten voor de dag, een kleine € 20 euro meer dan met de bus maar een hoop minder tijdverlies. De chauffeur was een vriendelijke lange Chinees die goed Engels sprak. Mocht je ooit in Miri komen en deze dagtocht willen doen bel dan, of vraag of iemand anders even belt, naar “Chai Chee Khiong – 0168739995”. Normaal beveel ik nooit personen aan maar deze is een uitzondering.
Het is ruim een uur rijden naar de ingang van het park dus vroeg op pad is belangrijk. We reden nog voor negen uur over de kustweg en zagen een paar van de gewaagde projecten van het stadsbestuur. “Miri” zou in de toekomst een resort stad moeten worden. De lange kustlijn met zijn zandstranden zouden toeristen moeten gaan trekken. Vanuit de auto zagen we al dat het weinig uit zou halen. Net als gisteren bij het museum zag hier ook alles er verlaten uit. Het verval had ook al toegeslagen, opgeteld bij de lege restaurants was dit geen plezierig gezicht. Ook de palmolieplantages die net buiten de stad begonnen voegen weinig aan het resort gevoel toe.
Het werd pas leuk toen we in de verte de kalkstenen bergrug zagen opdoemen. Dat was dus het park waarin zich de twee grotten bevonden. Deze grotten zijn wereldberoemd voor twee dingen. Ten eerste komen hier de beste vogelnestjes vandaan voor de soep en ten tweede zijn hier één van de oudste bewijzen gevonden voor begrafenisrituelen in de wereld. Hier is daarnaast ook nog de oudste homo sapiens gevonden op het eiland van Borneo. Je ziet dat het niet zomaar een groot gat in een berg is.
Bij aankomst schreven wij ons in en betaalde de RM 10 pp voor de toegang. Slim genoeg moet je ook nog overvaren voordat je op weg kan naar de grotten, kosten RM 1 pp. Nadat we een zaklantaarn hadden gehuurd bij het kleine museum, wij waren onze zaklantaarns natuurlijk vergeten, gingen we op weg naar de grotten. Werkzaamheden waren in volle gang aan de wandelpaden waardoor er een alternatieve route was uitgezet op de oerwoudbodem. Eigenwijs als ik ben kozen we voor de route over de werkzaamheden. Het viel eigenlijk allemaal wel mee. Een beetje klimmen en klauteren over planken en betonbalken. Hier en daar was de oorspronkelijke houten brug nog in gebruik en dat maakte het wel een beetje spannender.
We waren al een flink eind op weg toen het echt moeilijk werd. We waren al aardig geklommen en nu moesten we over betonbalken die uiteindelijk een trap zouden vormen. Hier kreeg ik dus van Tettje te horen dat hij hoogtevrees heeft. We gingen nu heel langzaam verder, heel voorzichtig klommen we over de hindernissen. Gelukkig was het zo voorbij en we betraden een grote overhangende rots. De ruimte eronder was al indrukwekkend genoeg op zich. Aan het einde van de enorme zaal zagen we trappen die verder omhoog leidde. Het gedeelte met de werkzaamheden lag nu achter ons.
Na een flinke partij traptreden kwamen we uiteindelijk in de “Great Cave”, een grot zo groot dat je er met gemak een Jumbojet in zou kunnen parkeren. Water druppelde van het plafond naar beneden en overal hingen de palen aan het plafond die de mensen gebruiken om bij de nesten van de zwaluwen te komen. Een hoog lang gaashek beschermde het gedeelte van de vloer waar de opgravingen werden verricht. Voor ons was hier weinig te zien. We gingen op weg richting de duisternis. Eerst was er nog een zaal met natuurlijke verlichting. Door een groot gat in het plafond viel het licht van de zon op de vloer van de grot. Licht is leven en zo ook hier, een weelderige combinatie van mossen en varens leefden in de luxe van het zonlicht.
Verder in de grot was het donker, aardedonker. De zaklantaarn ging aan en het licht hielp ons de weg te vinden over de gladde planken van de loopbrug. Nu was er echt niets meer in de grot te zien. Hier en daar hing een vleermuis aan het plafond maar dat was alles. Het duurde niet lang, de grot is ongeveer 650 meter lang, zagen we weer daglicht in de verte. Bij de opening van de grot stonden wat bankjes, daar “namen we er even vijf”, zoals wij de pauzes tijdens het lopen nu noemen. Een groep schoolkinderen uit Wales passeerden ons en niet veel later gingen wij ook richting de “Painted Cave”. Lang geleden stonden hier muurschilderingen die met de begrafenisrituelen te maken hadden. De lichamen werden begraven in kleine bootjes gemaakt van kokospalmhout die de overleden naar het hiernamaals moesten vervoeren. Later ging dit over in zittende lichamen die in grote potten werden begraven. De schilderingen zijn in het kleine museum nog te zien. De originelen zijn nu helaas bijna helemaal vervaagd.
We gingen weer op weg naar de ingang van het park. Nu ontstond een probleem. Tettje zag het niet zo zitten om die klim omgekeerd opnieuw te maken. De andere optie was een wandeling van ruim een kilometer over de bodem van het oerwoud. We waren gewaarschuwd door de medewerkers van het park bij de ingang over de modder en ook twee Franse jongens die net arriveerden wisten ons in geuren en kleuren te vertellen over de moeilijke tocht. Het was Tett zijn keuze, het maakte mij niets uit. Uiteindelijk koos Tett voor de tocht door de modder.
Het begon vrij gemakkelijk maar het duurde niet al te lang of we kwamen aan bij een gebied waar de bodem zo zacht was als een moeras. Tett liep nu voorop en volgde zo goed mogelijk het spoor rode verf dat op de bomen was achtergelaten als markering voor het pad. Het duurde niet lang of de eerste misstap was gezet en Tett zijn benen verdwenen tot aan zijn enkels in de zachte vochtige modder. Twee stappen verder schepte hij één van zijn schoenen vol. Ik kon niet meer van het lachen. Zelf had ik tot nu toe weinig schade opgelopen. Nu Tettje zijn schoenen eenmaal helemaal onder de modder zaten maakte het voor hem weinig meer uit. Hij liep in bijna een rechte lijn door het oerwoud. Ik probeerde zoveel mogelijk een gemakkelijke weg te volgen en zo droog mogelijk te blijven. Na een kilometer door de modder arriveerden we weer bij de houten loopbrug en we namen de schade op. Tett kon wel een goede wasbeurt gebruiken en mijn schoenen waren niet eens nat.
De tijd was voorbij gevlogen en wij hadden sinds het ontbijt niets meer gegeten. Er bevond zich volgens de kaart nog een longhouse een paar honderd meter verderop. Proberen was mijn motto dus gingen we nog even iets verder het park in, maar nu wel over de loopbrug. Achter Tett aan lopend schoot ik zo nu en dan wel even in de lach als ik Tett zijn schoenen en benen zag. Vanuit de verte zag ik een satellietschotel op het dak van de longhouse, dus niet zo authentiek als we hadden gedacht! Snel omdraaien en een koud colaatje kopen bij de dames met de souvenirs. De cola bracht mijn suikerspiegel weer op peil en mijn darmen in beweging. Het zou er dan toch van komen. Een junglepoep maar helaas wel op een drukke plaats.
Voldaan legden we de laatste anderhalve kilometer af naar de ingang van het park. Het kleine museum werd niet overgeslagen door mij, Tettje bleef buiten want hij wilde zijn schoenen niet uittrekken. En dat leek mij ook een goed idee. Om iets over drie stonden we weer naast de taxi. Het was een mooie en interessante dag geweest. We hadden gelachen en nieuwe ervaringen gedeeld. Vanavond drinken we nog een paar biertjes en morgen op weg naar een verjaardag.

donderdag 12 juli 2007

Sarawak, Miri een drama

Miri, 12/07/2007

Het was weer om zeven uur op zoals gewoonlijk, maar deze keer bleven we lekker lang liggen. Na een goede nacht slaap wilden wij de toch de verrassing van het ontbijt, inclusief, niet missen. Er was om half tien niet veel meer over maar gelukkig werd het meteen weer aangevuld toen wij in de “coffie room” arriveerden. Roereieren en gebakken knakworstjes, van kip natuurlijk. Hier is alles halal, zelfs in de Chinese hotels.
Het smaakte mij niet slecht maar Tettje had iets meer moeite met het ontbijt. De melk zat verstopt in een theepot en het vruchtensap smaakte naar echt slechte aanmaaklimonade. Maar ja, wat kan je verwachten voor die prijs (RM 100)? De LP was bestudeerd en er stond bar weinig op het programma. Er zou een petroleum museum worden bezocht en een, de zoveelste, Chinese tempel. Natuurlijk zouden we eerst weer de lokale markt bezoeken. We moesten ook even op pad om te weten te komen hoe we in het “Batu Niah NP” konden komen.
Daar gingen we dan, het was al na half elf en dat was laat voor ons. We slenterden langzaam door Miri. Het was allemaal eentonig, Maleisië is nu eenmaal een land met erg weinig oude gebouwen of bezienswaardigheden. Hier in Sabah/Sarawak is het natuurschoon de grootste bezienswaardigheid. Voordat we op de markt belanden vroeg ik eerst in een reisbureau wat een trip naar de grotten moest kosten. Het antwoord was een complete verrassing. Voor de voordeelprijs van RM 280 per persoon. Dat bracht een uitdrukking van ongeloof en een brede glimlach op mijn gezicht. De verkoper zag meteen dat hij mis zat. De opmerking dat wij wegens de enorme drukte wel voor RM 250 per persoon konden bracht een nog bredere glimlach op mijn gezicht. Als wij het zelf zouden ondernemen kwamen we ten hoogste uit op RM 50 per persoon. Laat maar, ik had mijn buik alweer vol van die toeristenvallen voor vandaag.
We slenterden wat over de markt en keken naar de kleine visjes die overal op grote hopen lagen. “Hier wordt erg weinig teruggegooid”, zei ik nog tegen Tettje. Om de hoek achter de kramen was het interessanter! We zagen een grote groep mannen dicht opeengepakt om een tafel staan. We slopen langzaam dichterbij om te kijken wat er aan de hand was. Ze waren aan het gokken! Er lag een enorm bedrag aan papiergeld op een lap stof die verdeeld was in zes vlakken. In die vlakken stonden afbeeldingen van een tijger, kip, hert, krab, vis en een garnaal. Het was mij een beetje onduidelijk wat de bedoeling was. Verschillende handen verplaatsten of namen geld weg. Anderen legden weer geld erbij en er werd elke keer met een paar vingers op een omgekeerd metalen schaaltje op de tafel getikt. Toen het schaaltje werd opgetild begreep wat er aan de hand was. Van onder het schaaltje verschenen drie dobbelstenen met dezelfde symbolen als op de lap stof. De verliezers werden van de lap stof genomen en de winnaars werden uitbetaald. Geen foto’s, want gokken is hier ten strengste verboden.
Het petroleum museum bevond zich boven op een heuvel en dat zou een stevige wandeling zijn, grapje. Een beetje vals plat bedoel ik. Op de heuvel, “Canada Hill”, zou zich ook de eerste oliebron van Maleisië bevinden. Die bron wordt ook wel de “Grand Old Lady” genoemd. Het moderne gebouw waarin het museum is gevestigd stak schril af tegen de andere gebouwen in Miri. Miri was ook de minst vriendelijke stad in Sarawak tot nu toe. Hier waren ook de grootste plannen van het gemeentebestuur zichtbaar. Helaas was al erg snel het verval al ingezet en de kleine restaurants al gesloten. Het zou best wel een leuk punt kunnen zijn s’avonds als er een lichte verkoelende bries waait. Het museum was van binnen koel en dat werd door ons na de klimming als zeer aangenaam ervaren. De expositie was een uiting van reclame naar de Koninklijke Shell en de heilige olie. De inkomstenbron die Maleisië heel goed uitkomt, de staat Sarawak krijgt maar een klein gedeelte van de opbrengst. Het enige dat te pruimen was stond in een kleine zaal achter de informatiebalie. Een expositie over kunstmatige schoonheid in verschillende culturen. Van het voetbinden uit China tot de tatoeages uit Borneo zelf. Een beetje lip en oorlel oprekken als toetje met leuke foto’s over deze onderwerpen. Binnen drie kwartier stonden we weer buiten, elkaar begrijpend aankijkend op een lege parkeerplaats.
De Chinese tempel was het laatste wat we zouden (be)zoeken. Ik wist namelijk niet precies waar hij stond en een onduidelijke aanwijzing was onze enige houwvast. We zijn er nooit gekomen! Er hing regen in de lucht en er waren grote problemen in mijn buik. Met haast werd halverwege rechtomkeer gemaakt maar het was al te laat. Een benzinestation zou redding moeten brengen maar wat daar in het toilet gebeurde hoort niet op een weblog thuis. Gehavend kwamen we uiteindelijk met een taxi terug in het hotel. Ik was er zo slecht aan toe dat ik de hotelkamer die middag niet meer verlaten. Ondertussen was het ook nog gaan regenen en dat veroorzaakte dat de moraal tot onder het minpunt zakte.
Bij de receptie had ik al geïnformeerd wat een taxi naar het park zou kosten. Ongeveer RM 200 was het antwoord, wij waren nu al zover dat we een gemakkelijke dag wilden. Bestel er maar één en dan horen we het wel. Om half negen bij de ingang graag? Ik was helemaal leeg toen we gingen eten en een biertje drinken. We dronken iets te veel want het was te gezellig en Ryan was ook weer verschenen. Morgen dus met de taxi naar de grotten.

woensdag 11 juli 2007

Sarawak, een lange zit naar Miri

Miri, 11/07/2007

Het was onvermijdelijk dus klagen had geen zin. We moesten terug over de rivier zoals we waren gekomen. Zes uur stonden we naast het bed en een kwartier later wekten we de nachtwacht van het hotel die op de bank in de receptie lag te slapen. Slaapdronken opende hij de deur zodat we wat konden gaan eten. De twee toast met “butter and jam” vielen nu niet zo goed. Het was te zoet en dat kan ik nu eenmaal moeilijk weg krijgen als ik net wakker ben. Ik doopte met wanhoop mijn eerste helft van de toast nu maar in de sterke koffie om wat van de smaak weg te nemen. Het werd iets beter maar het bleef maar bij één helft. Met de mogelijkheid van een laatste toiletstop opengelaten hadden wij de rugzakken nog in de kamer laten staan. Eenmaal op weg was de mogelijkheid voor een normaal toilet voorgoed verkeken.
Er hing een dichte mist over de jungle toen we bij de aanlegsteiger arriveerden. De eerste boot naar Sibu zou over een kwartier vertrekken, we zochten opnieuw een plaatsje boven op de boot. De romp was nat, de combinatie van de airconditioning binnen en de vochtige warme lucht buiten. Het bekende ritueel van het blazen van de toeters en even later waren we op weg. Het was koud boven op de boot, maar het was waarschijnlijk nog kouder binnen in. We verplaatsten ons bij de eerste stop naar een plaats waar we iets minder wind zouden vangen, het verschil in temperatuur was minimaal. De lucht veranderde van een even staalgrijs naar grijs met gaten van blauw. Waar de zon eindelijk door de wolken kwam werden we beetje bij beetje opgewarmd. Het was niet aangenaam maar het moest gewoon gebeuren. We spraken ook niet veel met elkaar. Het was gewoon uitzitten.
Na ruim twee uur kwam Sibu in zicht en wij waren blij dat we mooi op tijd in de stad waren. We liepen de bootterminal uit op weg naar een bus die ons naar het express busstation zou brengen. Een behulpzame man plaatste ons op een bank en zei dat we op bus 21 moesten wachten. Mijn GPS vertoonde ondertussen geen kaarten meer, ik vroeg mij af wat er gebeurd zou kunnen zijn. Het belangrijkste was dat mijn reserve geheugenkaart wel werkte. We zaten nu al 25 minuten te wachten en ik begon nerveus te worden. Het was al over tien uur en er was nog geen bus. Met de minuut werd ik nerveuzer en ik vond dat het tijd werd om nog maar eens rond te vragen. Elk dorp heeft er één zeg ik altijd, een dorpsgek. Maar het klopte, wachten op bus 21 en die zou hier verschijnen. Om iets over half elf werd ik verlost van mijn twijfels. Het bleek dat we de vorige bus op een paar minuten na hadden gemist. Dat was jammer.
In het express busstation hadden we wat meer geluk. De bus zou binnen een kwartier vertrekken naar Miri. Ik had nog met het idee gespeeld om een nacht in Bintulu te blijven maar na alles te hebben te overwogen was Miri toch de beste bestemming. Stoel 19 en 20 was er op de kaartjes gedrukt en ik had al een voorgevoel dat deze bus niet vol zou vertrekken. Misschien zou hij onderweg nog meer passagiers oppikken maar voor nu was het leeg achter ons. Ik vroeg Tettje om naar de twee lege stoelen naast ons te verhuizen. Daar zaten we dan, twee stoelen per persoon en genoeg ruimte voor onszelf en onze rugzakken. We waren op weg naar Miri.
De reis was eentonig, jungle, heuvels en palmolieplantages. De tijd kroop langzaam vooruit en elke keer als ik op mijn GPS keek zag ik dat er wat kilometers van het totaal waren afgeknaagd. Af en toe stopte de bus voor een korte pauze en ik kocht steeds wat te drinken en te eten voor ons. Tettje begon nu ook de gestoomde broodjes lekker te vinden en wij lieten die ons dan ook goed smaken.
Tijdens de laatste stop, ruim honderd kilometer voor Miri, pikte de bus de laaste passagiers op. Twee jongens die in Groningen studeerden gingen voor ons zitten en het gesprek versnelde de reis aanzienlijk. We wisselden wat tips uit over Thailand en de “Batu Niah”, grotten die de jongens die dag hadden bezocht. Bij aankomst in Miri bleek weer eens hoe ver die verdomde busstations buiten de stad liggen. Je moet gewoon een taxi nemen om in de stad te komen. De laatste taxi was gekaapt door de Hollanders terwijl wij in het toilet waren. Een jonge “snorder” bracht ons naar het “Pacific Oriënt Hotel”. Onze eerste keuze uit de LP. En dit hotel had wel heel slecht moeten zijn hadden we hier nog weggelopen. We waren tenslotte bijna dertien uur onderweg geweest vandaag.
Waar we nu zin in hadden was een warme maaltijd en een koude fles bier. Op nog geen vijftig meter afstand van de deur van het hotel was een chinees restaurant. Twee bami goreng met gebakken groente en citroenkip. Met twee lauwe flessen Tsingtao bier, maar dat kon me geen moer schelen. We aten en dronken en spraken wat met Ryan, een rauwe Australiër die ook een beetje aan het rondreizen was. Maar wel op een andere manier, met een huurauto namelijk. We waren vol en moe, slapen zou geen probleem zijn en dan morgen eens kijken wat Miri te bieden heeft.

dinsdag 10 juli 2007

Sarawak, geen water en geen longhouse

Kapit, 10/07/2007

We waren dus om zeven uur scherp uit bed zoals afgesproken. Na een droge avond ben je natuurlijk heerlijk fris en scherp. Ik had zelf een goed gevoel en ik dacht dat de we echt naar een longhouse zouden gaan aan het einde van de middag.
Binnen twintig minuten verlieten wij de kamer en liepen langzaam de ongelukkig gevormde trap af. De gids was niet aanwezig. Dat kon gebeuren en misschien zou hij er wel zijn als wij terug kwamen van de markt. Tegenover het hotel was de beste plaats voor een ontbijt volgens de LP. Het was inderdaad wel een verrassing. De twee boterhammen met butter en jam werden door de ober geroosterd en besmeerd naar zijn idee. Op een schoteltje werden ze netjes doormidden gesneden geserveerd. Samen met de twee koffie in van die grote mosterdpullen, ik herinner mij die uit mijn jeugd. Het smaakte niet slecht maar het smaakte niet naar meer.
Een half uurtje later gingen we richting de lokale markt op zoek naar de lokale bevolking die hier zijn handel komt verkopen. Maar wat eerst belangrijker was dat we wisten hoe we in Belaga konden komen. We liepen dus eerst naar de aanlegsteiger vanwaar de boten vertrokken naar de bestemmingen meer stroomopwaarts. Het was er erg druk en er stonden dikke rijen mensen met manden vol om aan boort van de boten te gaan. Heerlijk Maleisië, waar veel mensen goed Engels spreken. Het antwoord op mijn vragen was minder leuk. Ik raakte in gesprek met een kleine getatoeëerde man die mijn vragen allemaal wist te beantwoorden. De veerboten naar Belaga waren vier dagen geleden gestaakt wegens een tekort aan water, de stroomversnellingen konden niet meer worden genomen. Ook de kleinere speedboten namen geen risico meer. Daar stonden we dan, de plannen moesten opnieuw worden gewijzigd.
Laten we maar naar de markt gaan. Daar was het dus erg druk maar van de vele bezoekers was de groep van de Maleisische bevolking het grootst. Er was weinig van de longhouse volkeren te zien. We liepen wat rond en zochten naar wat nieuws, dat was dun gezaaid. Een verkoper van vis stond een grote meerval schoon te maken en wat opviel was de grote hoop hard vet dat hij uit de buikholte van de vis schraapte. Dat was nieuw en dat moest dan ook onderzocht worden. Het vet scheen normaal te zijn en ook veel toepassingen te hebben. Van braadvet tot en met aas voor andere vissen, het is maar dat je het weet. Het was net na half tien en we waren al bijna klaar voor de dag. We keken elkaar aan en dachten hetzelfde. Lekker even terug naar de kamer in de koele airconditioning. Het werd al aardig warm. De gids was nog steeds niet te vinden. Ik begon nu de eerste twijfels te krijgen. Zouden we nog longhouses te zien krijgen?
Anderhalf uur later toen we weer de trap af kwamen zat de gids, Joshua, in de receptie van het hotel. Een zachte “goodmorning” was zijn begroeting en daar bleef het bij. Hij reageerde niet eens op de dagtocht die we hadden besproken en dat was dus het einde van de mogelijke dagtocht naar de longhouses. Het was niet eens elf uur en onze doelen waren als luchtbellen uit elkaar gespat. Laten we eerst maar het “Fort Sylvia” gaan bezoeken en dan onze nieuwe plannen gaan bespreken.
Het fort bleek eigenlijk best wel de moeite waard, het herbergt een klein museum gewijd aan “Tun Jugah”. Een strijder van de Iban stam die veel heeft betekend voor de lokale bevolking en Sarawak in het algemeen. De medewerkers/vrijwilligers spreken dan ook niets als goeds over hem. Bij terugkomst in het hotel was Joshua verdwenen en daarmee ook mijn hoop voor een bootreis naar een longhouse. Dat was het dan voor vandaag.
Na twee uurtjes rust in de verkoelende kamer gingen we nog één keer op pad om het rondje opnieuw te lopen, maar nu in omgekeerde volgorde. Tettje kreeg er nu ook meer zin in en wilde ook wel fit worden. Hij had nog steeds geen sigaret aangeraakt. De twee uurtjes heuvel op en heuvel af matte ons flink af. We aten al vroeg een paar sateetjes en dat was het voor de dag. Morgen gaan we gewoon weer terug naar Sibu en proberen in één ruk naar Miri te gaan. Dus dat wordt weer om zes uur op!

maandag 9 juli 2007

Sarawak, naar het hart van de jungle

Kapit, 09/07/2007

Nu we het nieuwe plan hadden gemaakt stonden we s’morgens klaar voor onze eerste bootreis. We gingen de “Batang Rajang” rivier op tot “Kapit”.
Ik had het idee dat dit wel eens het laatste normale ontbijt zou kunnen zijn voor de week en ik liet het mij extra goed smaken. Terwijl de tafel werd gedekt en de eerste drankjes werden geserveerd logde ik snel in om mijn laatste verhaal naar de weblog op te laden. Inclusief de foto’s. Deze kleine handeling neemt normaal gesproken toch nog wel een minuut of vijftien in beslag. Het is maar dat jullie het weten!
Onze darmen waren rustig en met een goed gevoel verlieten wij het hotel. Geen idee met welke boot en om hoe laat we zouden vertrekken. Het was eenvoudig genoeg, er is geen competitie dus neem je gewoon de eerstvolgende die vertrekt. In ons geval de boot van kwart voor tien. Nadrukkelijk vroeg ik of we boven op de boot mochten zitten. Het zijn namelijk van die gesloten stalen pijpen met een dicht bij het vriespunt opererende airconditioning. Enkele boten hebben ook niet van die relingen langs de bovenkant van de boot en dan glijd je er zo van af.
Onze boot was perfect en de bemanning adviseerde ons zelfs waar we het beste konden gaan zitten. Ruim twintig minuten voor vertrek hadden wij onze plaatsen al ingenomen. De bemanning lachend naar ons twee bovenop de boot. Die rare buitenlanders! Het zat wel erg hard maar we hadden goede plaatsen om het leven langs de rivier te bekijken en te fotograferen. Vlak voor het vertrek kondigde een oorverdovende toeter het op handen zijnde vertrek aan. Om de halve minuut werd de toeter tot leven gewekt voor een serie van korte stoten die de passagiers er op attent maakte dat de boot snel zou vertrekken. De loopplanken en aluminium trappen werden los gemaakt en daar gingen we voor de tweeëneenhalf uur durende tocht naar Kapit.
Nog geen twee minuten onderweg wisten we al dat we twee keuzes hadden. De pet op, en zeker verliezen, of de pet in de broekzak. Tettje koos voor de eerste en ik voor de tweede. Tettje verzon een constructie met een touw om zijn arm en door de opening van de pet aan de achterkant en die leek goed te werken. De GPS gaf aan dat we ruim vijftig kilometer per uur over de bruine rivier raasden. Een frisse bries door de haren.
Naargelang er meer tijd verstreek werd de rivier smaller en de bebouwing op de oevers minder. We waren nu echt in de jungle. Het is zeer moeilijk om te beschrijven wat we allemaal hebben gezien tijdens onze tocht. Halfnaakte vissers in kleine gammele bootjes en afgelegen kleine veldjes met groenten er op geplant. Een dichte groene ondoordringbare jungle afgelost door kampementen waar houthakkers leven en de boomstammen hoog opgestapeld liggen. Klaar om vervoerd te worden naar de houtzagerijen in Sibu en omgeving.
We waren erg nieuwsgierig naar wat ons te wachten stond in “Kapit”, een hoge mast van “Telecom Malaysia” die van ver al te zien was kondigde de stad aan. Op het eerste gezicht was het minder romantisch en ouderwets als ik verwacht had. We zagen een moderne stad met enorme glazen gebouwen en twee grote benzinestations annex supermarkten bij de aanlegsteigers. Het was anders dan we verwacht hadden maar het zou toch wel leuk worden. Het gehele centrum is kleiner dan dat van Zaltbommel dus we zouden niet verdwalen.
In het eerste de beste café dat we zagen wilden we eerst wat drinken en ik moest ook nog even kijken wat de LP schreef over de hotels. Normaal doe ik dat voordat we arriveren in een plaats maar met vijftig kilometer per uur boven op een boot is dat een beetje moeilijk. De ijsthee, RM 0,50, was nog niet geserveerd of de eerste gids nam al een strategische plaats in naast onze tafel.
In goed Engels begon hij een heel verhaal over longhouses en echte schedels. Oude en nieuwe longhouses, al dan niet met de boot of minibus te bezoeken. Over dagtochten en meerdaagse trips tot bijna in het Indonesische gedeelte van Borneo. Tijdens al zijn verhalen nodigde ik hem uit om aan tafel te komen zitten en nog wat meer te vertellen wat hij voor ons kon doen. Het viel mij meteen op dat hij altijd bedragen en tijden ontweek of onthield in zijn verhalen. Ik schoot de kogel door de kerk en vroeg hem recht op de man af, “en wat moet dat dan allemaal gaan kosten”? Met een glimlach van een smokkelaar en de koppen dichterbij elkaar alsof hij een groot geheim wilde vertellen onthulde hij de prijzen.
Ik schoot meteen in de lach en vertelde hem dat we hier waren om longhouses te bekijken en niet om ze te kopen. De prijzen die hij voor ogen had waren absurd, volgens de reisboeken dan. RM 200 per persoon voor een halve dagtrip. Prijzen tot RM 800 per persoon voor een tocht van drie dagen en twee nachten. Toen hij begreep dat we niet zo gemakkelijk te vangen waren draaide hij bij en opnieuw verschenen zijn rotte tanden tijdens een brede glimlach. Met de koppen opnieuw bij elkaar vertelde hij ons dat hij waarschijnlijk wel wat aan de prijs kon doen, hij kende wat mensen en hij zou wel informeren. Hij wist ons later wel te vinden.
Dat was inderdaad niet zo moeilijk in een plaats van deze omvang waar volgens mij nooit meer dan tien blanken tegelijk verblijven. Het hotel wat recht tegenover het Chinese Café, het “New Rejang Inn”. Geen vier sterren maar ik een uithoek als dit toch wel acceptabel. Zeker voor de RM 60 die ons per nacht werd gerekend.
We installeerde ons snel in de kamer en niet veel later liepen we weer de trap af naar de receptie om wat te gaan eten. De “gids” van enkele minuten geleden had zich op de sofa in de lounge van het hotel geïnstalleerd en deed net of hij erg druk was met zijn mobiele telefoon. Hij keek meteen op en zei, “ik ben er mee bezig, het zal misschien wel lukken maar het is erg moeilijk want het is erg druk”. “Erg druk, laat mij niet lachen”, grapte ik. “Volgens mij zijn we de enige buitenlanders in het dorp”, een zure lach op zijn gezicht brengend. Hij riep ons nog wat na maar de deur sloot zich voordat ik kon horen wat hij zei.
Eerst eten, een klein restaurant waar iedere stoel bezet was leek mij zeer geschikt. Voor Tettje een kip met rijst en voor mij een “Nasi Campur”, een rijst met wat bijgerechten. Natuurlijk met de ijsthee waarvan wij nu de smaak al te pakken hadden. Het smaakte ons uitstekend maar we zaten toch wat ongemakkelijk op onze stoelen te draaien.
Het dorp was zo verkend en één van de weinige attracties, het “Fort Sylvia”, kon alleen van de buitenkant worden bekeken. Gesloten op maandag, voor een moment dwaalden mijn gedachten naar Korea. Alweer een maand geleden en een totaal andere wereld. Zo, bijna twee uur en de ontdekkingsreis zat er op. Lekker terug naar de kamer en rusten in de airconditioning. De gids zat nog steeds op dezelfde plaats en was nog steeds druk, of deed alsof. Ik had zelf het gevoel dat het allemaal wel goed zou komen, Tettje dacht er anders over.
Na een korte rust in de koelte van de kamer wilde ik toch nog wel wat bewegen en Tettje had er ook wel zin in, gewoon een stuk de wildernis inlopen en dan omdraaien en weer terug. Uiteindelijk liepen we een rondje van een kleine tien kilometer rond het dorp en we waren verbaasd over alle bouwactiviteit die er gaande was. Deze plaats was aan het bloeien en de vooruitgang was niet meer te stoppen. Bezweet en tevreden kwamen we terug bij het hotel. De gids was verdwenen en ik vroeg mij af of hij had opgegeven of dat hij andere slachtoffers had gevonden.
Het avondeten zouden we op de “Pasar Malam” nuttigen, de avondmarkt was de enige plaats met bedrijvigheid in de koele avondlucht. Een stilte en een mooie sterrenlucht hingen over een uitgestorven Kapit. Sateetjes en bami goreng voor ons beiden, aangevuld met meer ijsthee. Voldaan en gevuld liepen we rustig richting het hotel. Ik hoopte stilletjes dat de gids er zat met goed nieuws. Helaas was dat niet het geval. Zonder een biertje gedronken te hebben lagen we heel vroeg op bed. Op de kamer werd de oorzaak van ons vreemde gevoel gevonden. Wij waren verschrikkelijk verbrand in de zon en de wind. Rode bovenbenen en het leek net of we witte sokken aan hadden. Mijn voorhoofd had de kleur van een overrijpe tomaat en gloeide als een kampvuur. Het was nog net te dragen maar de komende dagen moeten we wel bescherming tegen de zon dragen. Morgen om zeven uur op. Ik heb geen idee wat er ons morgen te wachten staat.
Copyright/Disclaimer