vrijdag 13 juli 2007

Sarawak, Batu Niah

Miri, 13/07/2007

Eindelijk weer een actieve dag. Toen de wekker precies om zeven uur begon te piepen werd ik met een zwaar hoofd wakker. Ik liep naar dat verdomde ding te zoeken en had geen idee waar hij lag. Het was gisteren een gezellige avond geweest op het terras van het Chinese restaurant met een Australiër die we de avond daarvoor hadden ontmoet.
Maar dit was een andere dag en vandaag stond het “Batu Niah NP” op het programma. We werden langzaam wakker en de warme douche hielp mij zeker, Tettje voelde zich beter dan ik. Het ontbijt was nu anders dan gisteren. Ze wisselen de eieren, vandaag hadden we “Maleisische gekookte eieren”. Dit houd in dat ze zo zacht zijn gekookt dat je ze moet uitgieten in een kommetje, zout erbij en dan oplepelen. Je moet er van houden. Tettje probeerde er één en het werd niet goed genoeg bevonden voor een tweede. Tijdens het heen en weer geloop naar het buffet om de diverse onderdelen van het ontbijt en de koffie op te halen zag ik in de keuken achter het buffet een paar gebakken eieren. Met een brede glimlach sprak ik in pantomime, dus geruisloos, aan de andere kant van het glas “Satu Telor Goreng”. De kok lachte vriendelijk terug en vijf minuten later stond er een gebakken ei voor mijn neus. Dat was geluk. Ik werkte hem met plezier naar binnen samen met een paar gebakken knakworstjes en een kop koffie.
Ondertussen zou de taxi al voor ons klaar staan. Vandaag zouden we, bij hoge uitzondering, een taxi naar het park nemen. Het is met het openbaar vervoer te doen maar we zitten onder de € 35 per persoon na acht dagen dus een beetje luxe kan er wel van af. De taxi zou RM 200 kosten voor de dag, een kleine € 20 euro meer dan met de bus maar een hoop minder tijdverlies. De chauffeur was een vriendelijke lange Chinees die goed Engels sprak. Mocht je ooit in Miri komen en deze dagtocht willen doen bel dan, of vraag of iemand anders even belt, naar “Chai Chee Khiong – 0168739995”. Normaal beveel ik nooit personen aan maar deze is een uitzondering.
Het is ruim een uur rijden naar de ingang van het park dus vroeg op pad is belangrijk. We reden nog voor negen uur over de kustweg en zagen een paar van de gewaagde projecten van het stadsbestuur. “Miri” zou in de toekomst een resort stad moeten worden. De lange kustlijn met zijn zandstranden zouden toeristen moeten gaan trekken. Vanuit de auto zagen we al dat het weinig uit zou halen. Net als gisteren bij het museum zag hier ook alles er verlaten uit. Het verval had ook al toegeslagen, opgeteld bij de lege restaurants was dit geen plezierig gezicht. Ook de palmolieplantages die net buiten de stad begonnen voegen weinig aan het resort gevoel toe.
Het werd pas leuk toen we in de verte de kalkstenen bergrug zagen opdoemen. Dat was dus het park waarin zich de twee grotten bevonden. Deze grotten zijn wereldberoemd voor twee dingen. Ten eerste komen hier de beste vogelnestjes vandaan voor de soep en ten tweede zijn hier één van de oudste bewijzen gevonden voor begrafenisrituelen in de wereld. Hier is daarnaast ook nog de oudste homo sapiens gevonden op het eiland van Borneo. Je ziet dat het niet zomaar een groot gat in een berg is.
Bij aankomst schreven wij ons in en betaalde de RM 10 pp voor de toegang. Slim genoeg moet je ook nog overvaren voordat je op weg kan naar de grotten, kosten RM 1 pp. Nadat we een zaklantaarn hadden gehuurd bij het kleine museum, wij waren onze zaklantaarns natuurlijk vergeten, gingen we op weg naar de grotten. Werkzaamheden waren in volle gang aan de wandelpaden waardoor er een alternatieve route was uitgezet op de oerwoudbodem. Eigenwijs als ik ben kozen we voor de route over de werkzaamheden. Het viel eigenlijk allemaal wel mee. Een beetje klimmen en klauteren over planken en betonbalken. Hier en daar was de oorspronkelijke houten brug nog in gebruik en dat maakte het wel een beetje spannender.
We waren al een flink eind op weg toen het echt moeilijk werd. We waren al aardig geklommen en nu moesten we over betonbalken die uiteindelijk een trap zouden vormen. Hier kreeg ik dus van Tettje te horen dat hij hoogtevrees heeft. We gingen nu heel langzaam verder, heel voorzichtig klommen we over de hindernissen. Gelukkig was het zo voorbij en we betraden een grote overhangende rots. De ruimte eronder was al indrukwekkend genoeg op zich. Aan het einde van de enorme zaal zagen we trappen die verder omhoog leidde. Het gedeelte met de werkzaamheden lag nu achter ons.
Na een flinke partij traptreden kwamen we uiteindelijk in de “Great Cave”, een grot zo groot dat je er met gemak een Jumbojet in zou kunnen parkeren. Water druppelde van het plafond naar beneden en overal hingen de palen aan het plafond die de mensen gebruiken om bij de nesten van de zwaluwen te komen. Een hoog lang gaashek beschermde het gedeelte van de vloer waar de opgravingen werden verricht. Voor ons was hier weinig te zien. We gingen op weg richting de duisternis. Eerst was er nog een zaal met natuurlijke verlichting. Door een groot gat in het plafond viel het licht van de zon op de vloer van de grot. Licht is leven en zo ook hier, een weelderige combinatie van mossen en varens leefden in de luxe van het zonlicht.
Verder in de grot was het donker, aardedonker. De zaklantaarn ging aan en het licht hielp ons de weg te vinden over de gladde planken van de loopbrug. Nu was er echt niets meer in de grot te zien. Hier en daar hing een vleermuis aan het plafond maar dat was alles. Het duurde niet lang, de grot is ongeveer 650 meter lang, zagen we weer daglicht in de verte. Bij de opening van de grot stonden wat bankjes, daar “namen we er even vijf”, zoals wij de pauzes tijdens het lopen nu noemen. Een groep schoolkinderen uit Wales passeerden ons en niet veel later gingen wij ook richting de “Painted Cave”. Lang geleden stonden hier muurschilderingen die met de begrafenisrituelen te maken hadden. De lichamen werden begraven in kleine bootjes gemaakt van kokospalmhout die de overleden naar het hiernamaals moesten vervoeren. Later ging dit over in zittende lichamen die in grote potten werden begraven. De schilderingen zijn in het kleine museum nog te zien. De originelen zijn nu helaas bijna helemaal vervaagd.
We gingen weer op weg naar de ingang van het park. Nu ontstond een probleem. Tettje zag het niet zo zitten om die klim omgekeerd opnieuw te maken. De andere optie was een wandeling van ruim een kilometer over de bodem van het oerwoud. We waren gewaarschuwd door de medewerkers van het park bij de ingang over de modder en ook twee Franse jongens die net arriveerden wisten ons in geuren en kleuren te vertellen over de moeilijke tocht. Het was Tett zijn keuze, het maakte mij niets uit. Uiteindelijk koos Tett voor de tocht door de modder.
Het begon vrij gemakkelijk maar het duurde niet al te lang of we kwamen aan bij een gebied waar de bodem zo zacht was als een moeras. Tett liep nu voorop en volgde zo goed mogelijk het spoor rode verf dat op de bomen was achtergelaten als markering voor het pad. Het duurde niet lang of de eerste misstap was gezet en Tett zijn benen verdwenen tot aan zijn enkels in de zachte vochtige modder. Twee stappen verder schepte hij één van zijn schoenen vol. Ik kon niet meer van het lachen. Zelf had ik tot nu toe weinig schade opgelopen. Nu Tettje zijn schoenen eenmaal helemaal onder de modder zaten maakte het voor hem weinig meer uit. Hij liep in bijna een rechte lijn door het oerwoud. Ik probeerde zoveel mogelijk een gemakkelijke weg te volgen en zo droog mogelijk te blijven. Na een kilometer door de modder arriveerden we weer bij de houten loopbrug en we namen de schade op. Tett kon wel een goede wasbeurt gebruiken en mijn schoenen waren niet eens nat.
De tijd was voorbij gevlogen en wij hadden sinds het ontbijt niets meer gegeten. Er bevond zich volgens de kaart nog een longhouse een paar honderd meter verderop. Proberen was mijn motto dus gingen we nog even iets verder het park in, maar nu wel over de loopbrug. Achter Tett aan lopend schoot ik zo nu en dan wel even in de lach als ik Tett zijn schoenen en benen zag. Vanuit de verte zag ik een satellietschotel op het dak van de longhouse, dus niet zo authentiek als we hadden gedacht! Snel omdraaien en een koud colaatje kopen bij de dames met de souvenirs. De cola bracht mijn suikerspiegel weer op peil en mijn darmen in beweging. Het zou er dan toch van komen. Een junglepoep maar helaas wel op een drukke plaats.
Voldaan legden we de laatste anderhalve kilometer af naar de ingang van het park. Het kleine museum werd niet overgeslagen door mij, Tettje bleef buiten want hij wilde zijn schoenen niet uittrekken. En dat leek mij ook een goed idee. Om iets over drie stonden we weer naast de taxi. Het was een mooie en interessante dag geweest. We hadden gelachen en nieuwe ervaringen gedeeld. Vanavond drinken we nog een paar biertjes en morgen op weg naar een verjaardag.
Copyright/Disclaimer