
Sandakan (Hotel City View), woensdag 18 juli 2007
We blijven nog twee dagen in Sandakan en dan gaan we op weg naar een jungle kamp dat we gisteren hebben geboekt en betaald. De jungle tour klinkt ons als muziek in de oren en het ziet er op papier ook allemaal goed uit. Op onze eerste dag in Sandakan gaan we een overblijfsel uit de tweede wereld oorlog bezoeken. De hele wereld is bekend met de “Brug over de rivier de Kwai” maar weinig mensen weten over de misdaden die gepleegd op de krijgsgevangen in Sandakan.
De bussen in Sandakan moeten de gemakkelijkste van de wereld zijn. Ze hebben geen nummers maar geven aan tot hoe ver ze over de hoofdweg uit de stad rijden. Het “Sandakan Memorial Park” ligt ongeveer op twaalf kilometer buiten de stad, dus elke bus die naar Batu 8 (acht Engelse mijlen) of hoger gaat komt er langs. We nemen een bus voor de enorme “Giant” supermarkt aan de haven en zijn al snel op weg naar onze bestemming voor vandaag. De bus stopt bijna overal en wordt ook op de meest vreemde plaatsen aangehouden door vlaggende passagiers. Het duurt dan ook bijna een uur voordat we die twaalf kilometer hebben afgelegd.



Tijdens 1942-1945 werden soldaten, hoofdzakelijk Australiërs en Britten, vanuit Singapore door de Japanners naar Sandakan verscheept. Ze moesten hier werken aan de aanleg voor een landingsbaan voor vliegtuigen. Het doel was om hier een bevoorradingsbasis en tankstation te bouwen voor de Japanse luchtmacht. Deze dwangarbeid was tegen de “Geneefse Conventies” in.
Daar staat in beschreven dat krijgsgevangenen niet mogen worden ingezet voor militaire doelen. Japan heeft zich nooit aan de conventie gehouden, ondanks dat ze de “Geneefse Conventies” had ondertekend. Japan hield steeds vol dat ze de “Geneefse Conventies” nooit hebben geratificeerd. Dat klinkt oneerlijk en dat is het ook. Veel geallieerde soldaten hebben hun leven verloren onder het brute gezag van de Japanse kampcommandanten




De regelmatige bombardementen van de geallieerden op de bouwplaats gooiden het schema steeds verder terug. Net als aan de “Burma spoorlijn” leefden de gevangenen onder erbarmelijke omstandigheden. Te weinig eten en werkdagen van wel 14 uur. Het drama van de doodmarsen begon toen de Japanners steeds verder achterop schema kwamen en uiteindelijk het plan voor een landingsbaan maar opgaven.
In plaats van elders te werk te stellen of terug te sturen naar Singapore werden ze op mars gezet naar het 260 kilometer verderop in de bergen gelegen Ranau, dit allemaal op blote voeten en zonder kleding. De meeste alleen gekleed in een lendendoek. De zieke gevangenen gingen het laatst. Bij het begin van 1945 waren er een kleine 2500 krijgsgevangen aanwezig in het kamp in Sandakan.
Ongeveer 2/3 hiervan waren Australiërs. Ze werden in drie verschillen marsen op weg naar Ranau gezet. Iedere deelnemer wist dat als je eenmaal stopte dan stopte je voorgoed. Van de ongeveer 2500 zouden er uiteindelijk 6 terugkeren naar huis om de verhalen over deze gruweldaden te vertellen.
Waarom waren de Japanners zo wreed tegen de geallieerde krijgsgevangen?
In de ogen van de Japanners waren krijgsgevangen lafaards. De Japanse soldaten verkozen bijna altijd de heldendood, de zelfmoord genaamd “Seppuku” of “Harakiri”, voor het krijgsgevangenschap.
Krijgsgevangenen waren dus de laagst geplaatste levende mensen in de ogen van een vrome Japanner. Dat ze de heldendood niet hebben kunnen kiezen boven het krijgsgevangenschap maakt dat ze hun leven niet waard zijn.






Een ander probleem is dat dat er hier in Sandakan veel minder Maleisische eethuisjes te vinden zijn dan elders in dit enorme land! De “Pasar Malam” onderweg ziet er ook niet erg aantrekkelijk uit!
Bij aankomst in het hotel gaan we eerst nog wat brood en beleg kopen in een kleine supermarkt. We hebben een koelkast en eten ons ontbijt met een kop koffie op de kamer. We doen vanavond rustig aan want morgen moeten we vroeg op. We gaan naar het laatste onderdeel van onze oorspronkelijke lijst. Het “Sepilok Rehalitation Centre” voor de “Orang-oetangs".