donderdag 26 juli 2012

Nederland: Een geheimzinnig zakje


Pattaya (Boxing Roo (7))

Hoe kun je als kind de financiële  rijkdom van je ouders beoordelen? Zeker als je een jaar of zeven bent heb je geen enkel aanknopingspunt over de inhoud van de huishoud portemonnee. Ik herinner me huishoudboekjes die de kruidenier langs de deur Bracht gedurende de week invulde en mijn moeder op vrijdag wanneer de geldzakjes binnen waren afrekende. Mijn vader strooide af en toe op een zaterdagavond met briefjes van vijfentwintig gulden en omdat ik veel te klein was om er ooit één te bemachtigen stopte hij dan ook zo’n rood briefje in mijn gele spaarpot van de nutsspaarbank in de Tolstraat.
Zelf heb ik het gevoel dat ik een zorgeloze jeugd heb gehad en dat het me aan niets heeft ontbroken. Ik was een soort nakomertje in ons gezin en het gat tussen mij en de broer boven mij was veertien jaar. Altijd goed in de kleren en altijd lekker en goed eten. Dat was belangrijker dan de kleding bij ons thuis. Eigenlijk durf ik best wel toe te geven dat ik een beetje verwend ben.
Er waren wel meer kinderen in de familie maar die waren allemaal jonger. Niet dat het grote aantallen waren want de teller van de kinderen bij mijn broer en twee zussen is op vijf blijven steken. Het grootste voordeel van de oudste en grootste was dat ik nooit iets hoefde “af te dragen” als ik op de vrije woensdagmiddagen op de stadswallen ging spelen.
De term “af te dragen” betekend dat wanneer de kleding voor mij te klein werd dan ging het over op een ander kleiner kind die vaak het te grote kledingstuk op gepaste momenten, zoals ravotten op de wal of voetballen in de kindertuin, moest dragen.
Het tegenovergestelde van het afdragen was “de zondagse”, oftewel, die nieuwe kleding. Alles waar zondags voor stond was speciaal in de jaren zestig! De zondagse zwarte lakschoenen, een zondagse trui en soms ook zondagse biefstuk.
Hoewel we van huis uit protestant waren en ik een paar jaar naar de zondagsschool ben gegaan speelde het geloof nooit een grote rol in het gezin. Er werd voor het eten nooit gebeden en ik kan me niet herinneren dat we ooit naar de kerk zijn geweest. Toch speelde de laatste dag van de week, waarom weet ik niet maar ik heb de maandag altijd als het begin van de week ervaart, een belangrijke rol in het gezin.
Een speciale dag met zondags eten! Een speciaal gerecht waar we allemaal van smulden was gebraden kip! De stukken werden in de grote gele gietijzeren braadpan gebakken in een heel pakje Bleu Band margarine. De diepvries had in de jaren zestig zijn intrede gedaan en met die super koelers waren er ook veel nieuwe producten op de markt verschenen. Vlees en groenten waren nu het hele jaar verkrijgbaar en niet meer afhankelijk de seizoenen. De weckflessen en de weckketel waren achter in de schuur beland waar ik af en toe een paar elastieken ging pikken voor mijn stiekem gemaakte katapult. Wecken was uit omdat de vitaminen een modewoord was geworden.
Maar in die kippen die hard als staal op een zaterdagmiddag uit de boodschappentas op tafel kwamen hadden een geheim in hun harde dode lijf verborgen. Ik had het al vaker gezien wanneer er op zondagochtend voorzichtig het plastic omhulsel van de ontdooide kippen werd gesneden. Ma keek altijd eerst over haar schouder of de kust veilig was en daarna peuterde ze uit elke kip een klein geheim gerold in sterk wit papier.
Als ik werd opgemerkt klonk het: ‘Niets voor kleine jongetjes!’, en de twee pakketjes verdwenen op een schoteltje weer in de koelkast.
Ik heb nooit het lef gehad om op een moment van onachtzaamheid een pakketje uit de koekast te halen en te kijken wat er in zat.
Maar het geheim werd nog mysterieuzer wanneer Ome Jan de pakketjes aan het einde van de zondagmiddag kwam ophalen. Het was een complot want er waren zeker meer dan twee personen bij betrokken! Ome Jan was mooie! Het was de broer van mijn moeder en met hem kon je altijd lachen. Hij woonde aan het begin van de Nonnenstraat tegenover de Openbare Dr. A.F. Philips School, mijn lagere school.
De geur van de gebraden kippen hing nog in de keuken wanneer ome Jan de twee pakketjes van mijn moeder in een snelle handeling aangereikt kreeg en die verdwenen dan nog sneller in de zak van zijn werkman’s colbertje. Ome Jan dronk dan een kop thee of koffie, van bier werd hij lastig zei mijn moeder altijd, en vertrok dan met de zaterdagkrant onder zijn arm weer naar huis.
Hoe vaak ik dit schouwspel heb aangezien voordat ik aan ome Jan durfde te vragen wat er in die pakketjes zat weet ik niet. Maar gezeten op zijn knie, toen mijn moeder voor een moment de keuken had verlaten, won de nieuwsgierigheid van mijn angst.
‘Wat zit er in die zakjes ome Jan?’, vroeg ik verlegen.
Ome Jan was een rauwe en hij keek niet zo nauw. Met zijn ene oog half dicht haalde hij lachend een pakketje tevoorschijn en rolde het zonder te aarzelen open. Met grote ogen keek ik naar het hoopje onbekende bloedige materie. Jan vlocht alles uit elkaar en legde me in duidelijke taal uit waar ik naar keek.
‘Organen en de nek van de kip’, zei ome Jan lachend.
‘kijk hier!’ ging hij verder en wees met zijn donkergele sigarettenvinger naar de uitgestalde brokjes kip.
‘De nek, het hart, de lever, ….’, en toen werd de anatomische les van ome Jan door mijn moeder abrupt aan een einde gebracht.
‘Laat hem met rust en ga naar huis, Bep zit te wachten!’, klonk het geïrriteerd terwijl ze mij van zijn been trok.
Met een gracieuze zwaai vloog ik in de richting van de woonkamer als teken dat ik de keuken moest verlaten. Ik zocht dan troost bij mijn vader die in alle stilte een sigaar zat te roken.
Later in bed had ik de wildste ideeën wat ome Jan met de pakketjes zou doen maar geen enkel idee kwam ook maar dicht bij de werkelijkheid. Uiteindelijk dacht ik dat ome Jan een nieuwe kip zou maken van die pakketjes. Maar zou dat dan één kip of twee kippen zijn? De volgende dag kreeg ik voordat ik naar school ging een onverwacht antwoord van mijn moeder op mijn brandende vraag. Ome Jan at de inhoud van die twee pakketjes op nadat tante Bep die voor hem had gebraden.
‘Maar waarom eten wij dat niet?’, vroeg ik mijn moeder.
Ze schudde onbegrijpend met haar hoofd en duwde me voorzichtig door de lange gang naar de voordeur. Op weg naar school dacht ik nog na over de ontrafeling van dit geheim en toen ik Johan, de oudste zoon van ome Jan, vroeg ik hem naar die kippengeheimen. Hij haalde zijn schouders op en had geen idee waar ik het over had.
Later heb ik me gerealiseerd dat de organen van dieren niet zondags waren. Dat was afval of het werd doordeweeks gegeten, alleen de kip zelf kreeg het predikaat “zondags” opgeplakt. Vandaar dat ome Jan altijd die zakjes kwam ophalen. Maar was het voor ome Jan dan geen zondag?
Zeer zelden kwam er bij ons in het gezin orgaanvlees op tafel. Heel soms gebakken lever, waar ik nu nog van gruwel, en wat vaker Saksische leverworst wanneer Chiel van der Wal, de slager waar mijn moeder huishoudster was, die vers had gemaakt.
“Zondags” bleek later een vlucht uit het arbeidersmilieu te zijn, een kort warm moment in de wereld van de middenstand. Die momenten werden steeds langer. Het weekend nam het over van de zondag en nu is biefstuk op een woensdag de gewoonste zaak van de wereld. Maar voor mij zal woensdag altijd gehaktdag blijven en mijn beste kleren zondagse kleren!

zaterdag 21 juli 2012

Thailand: Als de avonden zwaar worden


Pattaya (Boxing Roo (7))

Ik heb er nu eindelijk aan toegegeven! Ik heb rust nodig en ik moet mijn tijd maar eens wijzer gaan besteden en niet meer ballast verzamelen in het heden en de toekomst. Ik heb de afgelopen twee weken hoofdzakelijk besteed aan schrijven, slapen, eten en rusten. Het werd hoog tijd want ik heb nog veel reizen uit het verleden te verwerken. Ik had echt het gevoel dat ik alles maar vanzelfsprekend aan het opnemen was om het later nog maar eens een keer af te spelen.

En de eerste editie is klaar!
Het is een flinke bevalling geweest! 291 pagina’s met tekst en foto’s, 169 Mb voor een pdf van mijn reisverhalen in Maleisië en Singapore in februari van dit jaar. Maar hier blijft het niet bij! Het is een commercieel project dat straks verkocht moet gaan worden.
Daarom zoek ik vijf lezers die het e-boek willen bekijken, nakijken, evalueren, en het allerbelangrijkste, in klare taal duidelijk maken wat ze leuk/mooi én wat ze niet leuk of lelijk aan het geheel vinden. Maar niet alleen afbrekende kritiek, ook een idee om het geheel te verbeteren wordt op prijs gesteld. Omdat het ontworpen is om op een iPad te lezen ben ik vooral benieuwd wat mensen die het lezen op een iPad er van vinden. Ook de mening van een gebruiker van de andere tablet, de Samsung Galaxy Tab, wordt zeer op prijs gesteld. En natuurlijk ook de wirwar van tablets die nu door de HEMA, Blokker, Aldi en het Kruitvat worden verkocht. Er is maar een beperkt aantal mensen nodig dus het kan zijn dat ik een keuze moet maken tussen verschillende mensen.
Mocht je serieus geïnteresseerd zijn om me te helpen om dit project van de grond te krijgen laat dan een opmerking onder deze publicatie voor me achter en vergeet niet het model van de tablet te vermelden? Volgende week kom ik bij je terug.

Omdat ik toch ook af en toe een paar minuten weg wil van de serieuze zaken zoek ik in het verleden naar een foto die ik op dezelfde datum van een ander jaar heb genomen.

De eerste en niet de laatste hoop ik!

Op 21 juli 2000 werkte ik samen met mijn vriend Dean Barber voor de BBC op het prestigieuze golftoernooi “The Open” in St Andrews. Het is zonder twijfel het mooiste weekend uit mijn leven geweest tot nu toe. Om naast golf grootheden als Tiger Woods te staan doet toch wel wat met je!
‘s Avonds een biertje met Tam erbij maakte het feest compleet. Ik denk dat het duidelijk is dat we  met z’n drieën veel plezier hebben!

zondag 8 juli 2012

Thailand: Er bestaat een naam voor, “Dromonanie”!


Pattaya (Boxing Roo (7))

Ik heb me de afgelopen jaren heel vaak afgevraagd of ik misschien een afwijking heb of misschien wel compleet gek ben.
‘Welk normaal mens heeft er nu zin om zes maanden of langer per jaar van huis te zijn en bijna altijd tussen vreemden te zitten?’
‘Wat is het plezier in een late aankomst in een onbekende stad om een slaapplaats in een slaapzaal met acht andere vermoeide of dronken medereizigers te zoeken?’
Ik moet het antwoord helaas verschuldigd blijven. Maar er zijn ook nog steeds grote groepen mensen, jong en oud, die hun hele hebben en houwen opgeven voor een onbekende toekomst op de weg.
Als ik dan weer een nieuwe reizigers uit Nederland in den verre ontmoet, zoals onlangs Kenneth en Paul, dan zie ik in hun ogen ook het plezier dat ik nog steeds heb in nieuwe werelddelen, nieuwe plaatsen te ontdekken en nieuwe mensen te ontmoeten en nieuwe vrienden te maken.
Wat ons wel onderscheidt is dat we geen toeristen willen worden genoemd!
‘Wij zijn reizigers!’, is de verklaring die wij zelf graag nadrukkelijk geven.
Wij zijn namelijk anders dan de hele hordes mensen die elk jaar aan de Costa’s, of andere zonovergoten badplaatsen, met rood verbrande lichamen de laatste resten Cuba Libre’s, Heineken biertjes, tomatensoep en frikadellen tot aan de middag op bed in hun hotelkamer liggen te verteren.
Wij staan vaak vroeg op en blijven bij voorkeur niet langer dan een paar dagen op dezelfde plaats hangen. Alhoewel! Dat laatste moet ik meteen tegenspreken want volgens de “wet van zeven”, zeven dagen op dezelfde plaats, en in dit geval na zeven weken op reis slaat de vermoeidheid toe en gaan we een paar weken in winterslaap zoals Kris en ik dat vroeger noemden. Gewoon een week of twee op de zelfde plaats blijven hangen en de tijd vullen met slapen, eten en filosoferen. (Lees veel bier drinken en plannen maken voor het vervolg van je reis.)
Wij bezoeken natuurlijk ook de bekende toeristische trekpleisters maar de kleinere zaken zijn veel belangrijker. Die verkoopster van haar eigen verbouwde groenten om zes uur in de ochtend. Die fietsende kleermaker die met een naaimachine achterop de fiets van dorp naar dorp trekt om de kleding te repareren. Een lunch in een klein restaurantje of straattentje.

Tijdens het lezen van “Familieziek van Adriaan van Dis” vond ik een verklaring en een woord voor onze afwijking: “Poriomanie” oftewel “Dromonanie” in beter Nederlands.


Een stukje uit een tijdschrift over reizen:


Het klinkt bizar, maar het bestaat echt: de reisziekte. Dromonanie wordt ook wel omschreven als de psychologische, oncontroleerbare drang om te zwerven. Mensen die dit label opgeplakt krijgen, hebben over het algemeen een sterke drang om constant te reizen en nieuwe plekken te ervaren. Dit gaat meestal ten koste van hun werk, gezinsleven én sociale leven. Mensen met Dromomanie wijken spontaan af van hun routines, reizen lange afstanden, switchen veel tussen verschillende beroepen en nemen zelfs een andere identiteit aan. De naam stamt af van het Griekse dromos (rennen) en manie (waanzin).


De eerste bekende diagnose:
In de negentiende eeuw kreeg de Fransman Albert Dadas als eerste deze diagnose toegekend. In 1826 werkte hij als 26-jarige jongeman in een fabriek bij Bordeaux. Misschien zat er iets in de wijn, maar op een dag kwam hij niet meer opdagen op zijn werk. Niemand wist waar hij was. Later bleek dat hij een jaar lang lopend door Europa heeft gezworven. Na zijn terugkomst verklaarde hij aan een jonge psychologiestudent dat hij zijn wil om te reizen niet kon onderdrukken. Elke keer wanneer hij hoorde van een nieuwe plek, borrelde er een soort dwangmatig verlangen naar boven om erheen te reizen. Hij liet dan letterlijk alles en iedereen achter zich om naar die plek te reizen.


Misschien was Albert Dadas wel echt ziek. Misschien wilde hij gewoon vrij zijn en de wereld zien. In die tijd was dat natuurlijk niet normaal en werd er een label geplakt op dit soort 'afwijkende' mensen. Wat zouden ze denken van de reizigers van tegenwoordig?

Bron: http://www.columbusmagazine.nl/nieuws/2968/reisziekte_het_bestaat_echt.html


Het voelt in ieder geval niet anders nu de diagnose is gesteld en wij als reizigers weten dat we dwangmatig de wereld over zwerven. De vrijheid telt voor mij het meest, en natuurlijk het eten. Dat laatste is de brandstof die me verder sleurt en inspiratie geeft, hoewel ik nu lekker op het strand lig met een stuk rode watermeloen en een sodawater. Plannen te maken voor ons uitstapje naar Maleisië, van Penang naar Kuala Lumpur via een omweg, voel ik me toch een reiziger. Want zelfs dromen met mijn ogen dicht onder de tropenzon brengt me naar plaatsen die ik waarschijnlijk nooit zal bezoeken.
Vanavond gaan we lekker een beetje lezen en tv kijken. Pattaya staat twee avonden droog wegens verkiezingen.

woensdag 4 juli 2012

Nederland: Een emmer beslag


Pattaya (Boxing Roo (7))

Ik weet niet meer wat ik afgelopen vrijdag heb gegeten maar herinneringen van veertig jaar of langer geleden komen soms zo maar terug, helder als een winternacht.
Als kind had ik veel mooie momenten in een jaar. Natuurlijk staken er enkele met kop en schouder bovenuit. Mijn zomervakantie in Den Helder bij mijn oom Coen en tante Sjaan. Pindakaas op brood achter in de lange smalle aanbouw dicht bij de kachel. Mijn verjaardag die altijd speciaal was en al mijn wensen die altijd werden vervuld. Mooi gekrulde broodjes van bakker Dingemans voor mijn vriendjes en vriendinnetjes die ik mocht thuis uitnodigen.
Maar als kind vond ik laat opblijven altijd de mooiste avond. Laat opblijven was voor de ouderen! De tv was al in kleur maar de programma’s waren speciaal, en meestal in zwart wit. Mijn opa keek graag naar Gunsmoke, en ik hield van Swiebertje, een avontuurlijke zwerver, en Eliot Ness, Een bestrijder van de misdaad.
Ik herinner me goed dat mijn moeder me wakker maakte midden in de nacht om de landing van de Appollo 11 live mee te maken. Chriet Titulaer en Henk Terlingen, de laatste kreeg zelfs de oneerbiedige bijnaam “Apollo Henkie”, presenteerden de programma’s over de ruimtevaart die voor de hele mensheid een nieuw tijdperk moesten inluiden.
Maar de mooiste avond van het jaar was toch wel de oudejaarsavond. Het begin van een nieuw jaar en de stille aankondiging dat mijn verjaardag ook op de stoep stond. Ik kan me niet herinneren of het op die avonden koud was.
Ik kan wel herinneren dat er direct na de kerstdagen bij “van Wijlen” in de Gamerschestraat grote rode en oranje reclameposters met “vuurwerk te koop” op de etalageramen waren geplakt. “Schuurmans vuurwerk” was een begrip aan het einde van de jaren zestig! Ik keek met veel andere kinderen uit de buurt met onze neuzen en wangen dicht tegen het koude raam aan wie er wat kocht. We kenden iedereen uit de buurt en hoopten dat we wisten waar te gaan kijken naar de romeinse kaarsen en vuurpijlen. Heel af en toe zagen we een blauw of rood bankbiljet van hand op hand gaan. Later kwamen ze dan met een grote papieren zak weer naar buiten. We droomden dat we zelf zo’n briefje kregen en dat we ook zakken vol met rotjes, gillende keukenmeiden en vuurpijlen konden halen. Maar we begrepen de waarde van het geld nog niet en dat het ook geen gemakkelijke tijden waren. Zelf kregen we alleen maar sterretjes van Boekema, de speelgoedzaak.
Na de kerstdagen die bij ons thuis maar sober werden gevierd, wij waren goede vrije protestanten, begon de sfeer in huis te veranderen. Pakken bloem, zo noemde moeder het meel, werden ingekocht en bij “bakker Vaal” werd er een mysterieus pakje gist gekocht. “Gist”, het mocht niet te warm en niet te koud worden bewaard. Gist leefde, het ademde, en daar moest goed voor worden gezorgd! Het kon ook niet op de tocht liggen en het moest in het donker. Dus ging het in de koelkast van de kleine bijkeuken.
De zakken krenten en rozijnen trokken mijn aandacht. Die waren donker en licht, net als mijn striphelden “Sjors en Sjimmie”, nu verguist door de culturele emancipatie maar toen had ik een moord willen plegen voor een zwarte vriend die me hielp als ik in de problemen was.
Terwijl de krenten en rozijnen op de tafel in de serre stonden te weken snoepte ik stiekem van de de gedroogde zuidvruchten. Achter me op de dressoir stond een houten pijp in de vorm van een indiaan, een mooi gesneden kop met een verentooi. Ik had geen idee waar hij vandaan kwam maar ik wist zeker en vast dat ik daar wel een keer naar toe wilden. Ik kan me herinneren dat ik van vroegs af aan altijd de drang had naar verre landen en vreemde volkeren. Toen mijn moeder niet keek plakte ik een geweekte zware krent op zijn oog. Zo, een piraten indiaan, die zijn er  zeker niet veel op de wereld!
Kerstvakantie was veel binnen spelen met de cadeaus van Sinterklaas als het slecht weer was. “Electro” was mijn spel. Moeilijke vragen die je hersenen lieten kraken totdat je van vermoeidheid in slaap viel. Super Electro kwam met duizenden vragen over wetenschap, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en god weet over wat nog meer onderwerpen. Maar altijd dreven mijn gedachten weer naar het pakje gist.
Pa vertelde me dat het leefde en dat we er goed op moesten passen, want anders ging het dood en dan hadden we op oudejaarsavond een probleem. Er was een moment van onachtzaamheid bij de volwassenen en ik kon eindelijk kijken wat die schat was. Ik nam het pakje uit de koelkast alsof het een eeuwenoude piratenschat was en legde het op het blinkend schone tafelzeil naast de koelkast.
Ik opende voorzichtig het pakje zodat de inhoud niet kon wegrennen maar het liep uit op een grote teleurstelling! Een grijze grauwe stinkend blok van een onbekend materiaal.
‘Kwam dit van de maan?’
‘s Avonds in mijn kleine slaapkamertje aan de voorkant van ons huis dacht ik na over het geheim.
‘Had het nu op de tocht gelegen?’
‘Had ik het vermoord?’
Ik kon niet slapen van de opwinding!
De laatste dag van het jaar was aangebroken en iedereen was anders. Opgewekt en in een feeststemming, de problemen van het afgelopen jaar lagen achter de rug of zouden in het nieuwe jaar worden opgelost. Houten kratten bier werden aangesleept, een eenzame fles Martini, een fles vieux en een fles sherry voor de dames.
Maar mijn vader was de bewaarder van het geheim dat onze hele familie samen hield. Hij zou het geheimzinnige pakje “gist” vandaag vermoorden. Dat moest wel want hij had met zijn eigen woorden verteld dat de gist leefde.
Stil, alsof ik het ergste kattenkwaad had uitgehaald volgde ik in de hoek van de keuken op de bruine formica stoel de handelingen van mijn vader. Er stonden twee gekleurde plastic emmers klaar die moeder Mien de avond van tevoren flink had geschrobd. De zakken meel werden gekeeld, vermengd met melk en suiker. En over de twee emmers gelijkmatig verdeeld. In een veel kleinere steelpan werd er warme melk vermengt met een kilo suiker. En daar kwam de gist vanuit de koelkast tevoorschijn!
Een gevoel van angst bekroop me dat ik de gist misschien had vermoord, de tocht, of misschien de warmte was hem fataal geworden. Met grote ogen volgde ik de handelingen van mijn vader. Hij opende het pakje en rook aan de grauwe stinkende massa. Zijn gezicht bleef stoïcijns! Een pink in de melk en een goedkeurende glimlach, en het blok verdween in de vloeistof.
Voor een jongen van een jaar of negen was dit een vreemde ervaring. Ik stond open voor alles wat natuur en scheikunde was, biologie en aardrijkskunde. Ik wilde de wereld opnieuw gaan ontdekken en verloren beschavingen weer tot leven wekken. Maar vandaag had ik genoeg aan gist, een magische stof die niet lekker rook. En had mijn vader de gist zomaar in de warme melk verdronken.
Het steelpannetje werd naar een gedoofde gaspit achter op het fornuis verplaatst en dat was het. Ik kon het niet geloven dat deze anticlimax het einde van de mysterieuze gist was. Na een uurtje of zo kwam pa terug en rook aan het pannetje, hij keek bezorgt en voor een moment schoot mijn hart in mijn keel. Nog één keer roeren! Opnieuw ruiken en mijn moeder voegde zich bij hem om te kijken hoe het allemaal ging. Ze fluisterden wat en lachten samen. Voor dit moment was ik dus weer gered.
Na een herhaling van het roerritueel kreeg mijn vader de goedkeuring van mijn moeder die zich ook weer bij hem in de keuken had gevoegd. Ik deed net alsof ik in mijn “Electro” spel was verdiept en liet het rode lampje af en toe branden als teken dat ik de vraag goed had beantwoord. Als ik daar nu aan terug denk dan was dat heel onlogisch want een rood lichtje zou toch een fout antwoord moeten betekenen?
De twee speciale gekleurde plastic emmers die voor me op tafel stonden werden nu het leidend voorwerp. Plastic was toen nog bijzonder, de meeste huishoudemmers waren gemaakt van gegalvaniseerd staal. Maar deze emmers waren speciaal, zij waren het nieuwe huis van de verdronken gist.
Opa roerde de helft van de pan in elk van de emmers die een rustplaats kregen naast de potkachel in de keuken, een vochtige theedoek om de emmer af te dekken. In een van de emmers waren ook de geweekte krenten en rozijnen verdwenen. Een ruw einde aan het heerlijke snoepen.
‘niet te warm en niet de koud’, dat was het geheim!’
‘afblijven!’, sprak mijn vader streng terwijl hij naar de twee emmers naast de kachel wees.
Het is bij voorbaat natuurlijk niet slim om dit tegen een negenjarige die op het hoogtepunt van zijn ontdekkingsreizen is te zeggen. Bij elke gelegenheid die zich voordeed lichtte ik voorzichtig de theedoek een stukje op om te kijken wat er buiten mijn zicht gebeurde. En elke keer zag ik dat de emmers voller waren zonder dat er wat was bijgegooid. Aan het einde van de middag controleerde mijn grootvader zelf tegen zijn bevelen in de inhoud van de emmers die op het punt stonden om over te lopen.
Alle volwassenen in de woonkamer keken door de deur en waren opgelucht dat vader hun goedkeurend en lachend van vreugde aankeek. Een gele gietijzeren braadpan verscheen op het aardgasfornuis en een paar flessen slaolie werden er in geleegd. Glazen flessen slaolie, een nachtmerrie. Wij aten sla altijd met “Duyvis Salata”, waarom noemden ze dat slaolie?
Ik mocht voor een moment dichtbij komen om met mijn eigen ogen te zien wat er in die pan gaan de was.
‘Niet aankomen!’, riep mijn vader streng.
Met mijn armen op de rug keek ik naar de bewegende, kronkelende barstjes in de gouden vloeistof.
De eerste emmer werd klaargezet op een kruk naast het fornuis en met twee in de melk natgemaakte eetlepels schepte grootvader een flinke hoeveelheid witte kleverige massa uit de emmer. Hij stond geen moment stil want de twee lepels namen het transport ombeurten over totdat de massa in de hele olie verdween. En nog een en nog een.
Met open mond keek ik naar de goudgele oliebollen die er na een paar minuten een voor een weer uit werden gehaald. Te heet om te eten, maar te mooi om naar te kijken. Natuurlijk deed ik een greep naar de schaal met verse oliebollen om alleen maar te ontdekken dat ze te warm waren om direct te eten. Ook de oliebollen met krenten kwamen een voor een uit de hete olie.
Voor de kinderen werden er om de paar bakbeurten met een grote zeef de uitlopers uit de olie gevist. Onder een dikke laag poedersuiker verborgen kwamen ze als kinderlekkernij op tafel.
Vol en verzadigd van de uitlopers konden we als kinderen ‘s avonds geen oliebol meer zien maar er bleven er altijd wel een paar over voor nieuwjaarsdag.
Seth Gaaikema was op de tv en van het vuurwerk kan ik me niets herinneren, het zal wel geregend hebben! Maar die emmers beslag zullen me altijd bijblijven.

maandag 2 juli 2012

Thailand: Steef?


Pattaya (Boxing Roo (7))

‘Hoe gaat het eigenlijk met je boek, wanneer komt het uit?’, wordt ik vaak als openingszin van een gesprek gevraagd.
‘Steef, ja Steef!’, ik zit er zelf midden in.
Het is alweer drie jaar geleden dat ik de avonturen, al dan niet autobiografisch, op mijn weblog publiceerde. Met gemengd succes! Er waren heel veel liefhebbers maar er waren ook moraalridders die mijn verhalen als verkapte porno zagen. Ik had de grootste plannen waar drie jaar later nog steeds niets van terecht is gekomen. Natuurlijk wil ik nog publiceren en gelukkig is er geen tijdsdruk want het verhaal is van alle tijden. Nog steeds zie je een Steef tussen de passagiers die om je heen zitten in het vliegtuig. De grootste verandering is eigenlijk wel ebook of papier, of misschien wel beiden?
‘Het is crisis en is een grote uitgave voor drukwerk wel een verantwoorde?’
‘Wie wil er nog € 17,95 neertellen voor een verhaal dat al honderd keer is verteld?’
Mijn goede vriend Neil Hutchison, bekend van o.a. het boekje “Money Number One”, heeft ook problemen met de verkoop van zijn geesteskinderen. De alom aanwezige Thaise kopieer woede heeft er voor gezorgd dat er zelfs bij officiële boekwinkels kopieën in plaats van de originele exemplaren liggen. En dat idee weerhoud me ook een beetje om een grote investering te doen. Het boek is bijna af maar de laatste loodjes wegen echt het zwaarst! Voor het schrijven moet je hoofd écht helemaal leeg zijn. Je vaste patronen die de dag invullen moeten vastliggen en er moet geen enkel moment van twijfel bestaan. Je moet met het raam open de frisse lucht kunnen opsnuiven terwijl je luistert naar de stilte.
Mijn verhaal heeft me ingehaald en sinds ik samenleef met mijn Filipijnse vriendin herken ik in mezelf soms de fictieve Steef. Als in een golvende beweging moet ik steeds weer mijn en haar kleinere en grotere problemen overwinnen die met het geloof of de familie van mijn vriendin te maken hebben. Maar het zijn steeds die lange stiltes die me in plaats van motiveren en inspireren gek maken.
We hebben plannen voor de toekomst en die moeten natuurlijk hard worden gemaakt. Helaas is ze nog niet begonnen met de cursus voor het inburgeren. Ik hoop dat ze snel zal beginnen zodat ik haar ‘s middags kan helpen en overhoren. Ik kan haar alleen maar inspireren, motiveren en corrigeren. De rest zal ze toch zelf moeten doen.
Copyright/Disclaimer