Bandar Seri Begawan, 14/07/2007
Vandaag gaan we op weg naar één van de rijkste landen ter wereld. Brunei Darussalam, zoals het land officieel heet. Nu dat we het lopen en het trekking achter ons hebben gelaten maken we een alternatieve reis. De reden dat we nu gaan is dat we morgen, 15 juli, de verjaardag van “Sultan Hassanal Bolkiah” niet willen missen. Ik vraag mij af hoe een land de verjaardag viert van een staatshoofd die tot de rijkste mensen ter wereld behoort.
We vertrokken al vroeg uit het hotel om een bus naar de grens te nemen. We zouden eerst de mogelijkheden bekijken voor een minibus die rechtstreeks naar de hoofdstad van Brunei zou rijden. Dit zou wat extra kosten maar wel een stuk eenvoudiger zijn en twee keer overstappen besparen. Toen we plaats hadden gevonden voor een bankgebouw konden we geen minibusjes ontdekken. Dan maar verder naar het busstation. Ik had problemen met het plannen, dat was wel duidelijk. Mede omdat ik geen idee had wat ons te wachten stond en hoe druk het zou zijn in Brunei. We hadden weinig trek om een nacht door te brengen in een duur vijf sterren hotel als we niet op tijd Brunei aan de andere kant konden verlaten.
Tettje had mij een “carte blanche” gegeven om het vervoer te regelen. Daar stonden we dan bij het busstation omgeven door een horde taxichauffeurs die ons wel even naar Brunei zouden brengen voor RM 200. Één chauffeur sprong er een beetje uit. Ten eerste vroeg hij maar RM 50 per persoon maar we moesten wel tot negen uur wachten. Op het eerste gezicht vertrouwde ik het hele gebeuren niet zo. Ik weet wel, je moet je niet druk maken over berovingen en zo maar hier was er toch twijfel in geslopen. Nadat ik eerst nog het rooster van de bussen had gecontroleerd gaf ik toe aan de Chinees. We moesten wel tot negen uur wachten voordat we de andere twee passagiers konden ophalen. Maar dat was altijd nog beter dan tot tien uur wachten, dat was het tijdstip dat de grote bus zou vertrekken.
We pikten twee Maleisiërs op, die uit Kuala Lumpur kwamen en als dagtocht naar Brunei gingen, bij hun hotel. Daar gingen we dan met zijn vieren in een gewone personenauto op weg naar Brunei. Het was best een flinke rit, bijna 140 kilometer had ik uitgerekend. Onderweg was er niets te zien dan groen en meer groen. Over de grens veranderde het landschap een beetje. Meer jungle dan grond waar iets op werd verbouwd. Mijn achterdocht was ondertussen verdwenen en we spraken voluit over van alles en nog wat.
Omdat de twee anderen op dagtocht waren vroeg de chauffeur of we er problemen mee hadden om even te stoppen bij het duurste hotel ter wereld. Nee, geen probleem. Wij hadden dit hotel tenslotte ook op de lijst staan om te gaan bezichtigen als we in Brunei waren. We parkeerden in een ondergrondse parkeergarage en wandelde even later de grote ontvangsthal binnen. Vanaf de voorkant was het mij al tegen gevallen maar éénmaal binnen viel mijn mond open van verbazing. Het “Empire Hotel and Country Club” heeft ongeveer 1,1 miljard USD gekost, en het is te zien. Je hoeft geen econoom te zijn om te weten dat deze investering zich nooit terug zal verdienen.
Van het mooiste Italiaanse marmer tot kunstzinnig uitgesneden houtwerk. Volgens onze chauffeur gaven ze vaak grote kortingen op de standaard prijzen, alleen om maar wat extra klanten te krijgen. Het was gewoon ongelofelijk en niet in woorden uit te leggen.
Met een vlotte rit naar het centrum werden we netjes afgezet bij het hotel waarop onze eerste keuze was gevallen. Het “Terrace Hotel” ligt op loopafstand van het centrum en zat in een goede prijsklasse (B$ 65), maar wat belangrijker was dat het een zwembad en draadloos internet heeft. Tettje zou wel wat uurtjes aan het zwembad doorbrengen. We waren allebei wel nieuwsgierig naar dit onbekende land dat maar éénvijfde van Nederland groot is. We liepen meteen de stad in. Het was er stil, erg stil. De voorbereidingen voor het feest waren wel in volle gang. Er werden nog de laatste planten in perken geplaatst en een parkeerterrein werd vol gezet met marktkramen. Het centrum van Bandar Seri Begawan is erg klein. Ook hier is de stad met zijn vele buitenwijken verspreid over een groot gebied en er is zelfs aan de overkant van de rivier een complete stad op het water gebouwd waar een kleine 40.000 mensen wonen. Eerst eten, een moslim restaurant met mooi uitgestalde gerechten zou wel voldoen.
Ik bestelde een paar gerechten en wat te drinken voor ons tweeën. We waren zo aan eten toe dat ik helemaal vergeten was dat ik nog geen lokale valuta, de Brunei Dollar, in mijn zak had. Eerst maar alles opeten en dan kijken waar ik een ATM of een geldwisselaar kan vinden. De eigenaar gestoken in een witte jurk compleet met wit hoedje en grote zwarte baard moest er ook wel om lachen. Tien minuten later stond ik weer in het restaurant met het geld in mijn hand.
Langzaam zouden we nu richting het hotel lopen en wat gaan relaxen. Het was erg warm vandaag. Tettje verhuisde naar het zwembad en zelf bleef ik in de verkoelende airconditioning om wat zaken te regelen. Na een uur of twee kwam Tett weer terug met een wat een vreemd en onmogelijk verhaal leek. Tett was ziek geworden aan het zwembad en had stevig overgegeven. Het eten was de duidelijke oorzaak, Tett had nasi gegeten en zelf had ik bami op. Dat was het enige verschil en dat was dus hoogstwaarschijnlijk de oorzaak.
Omdat ik ook al een paar dagen niet lekker was zijn we naar een supermarkt gegaan en hebben “veilig voedsel” ingeslagen. Lekker, bruin brood met vleeswaar uit blik en jam. Vanaf vandaag doen we een beetje rustig aan met het exotische voedsel hier in Maleisië. Nog maar één keer per dag zullen we ons tot het Maleisische eten laten verleiden totdat alles weer OK is. De avondwandeling terug naar het hotel liet zien dat we hier weinig actie s’avonds konden verwachten. Alcohol is hier verboden bij de wet en alleen een groot winkelcentrum vlak bij de moskee was nog open. Een grote groep mensen had zich verzameld op de banken rond de fontein. Morgen staan we vroeg op want we willen de Sultan wel zien tijdens zijn rit door de stad.