donderdag 2 juni 2011

Indonesië: Een erectie en een paar kerken

Jakarta (Batavia Hotel (909))

Het was vreemd rustig op deze ochtend! Het ontbijt, dat natuurlijk in zijn geheel voor de Indonesiërs gepland was, smaakte me goed. Bij navraag kreeg ik netjes wat vreemde plakjes kaas op een klein bordje. Die gingen op hun beurt op een wat oud piepklein wit bolletje zoals we dat uit het vliegtuig gewend zijn. Maar ik klaag niet want aan het begin van deze reis kan ik in ieder geval nog wat eten ‘s morgens.
Maar het was rustig! Er was geen spoor te bekennen van het smerige drukke verkeer en ik zou zweren dat ik zelfs een vogeltje hoorde zingen. Op het bekende pad van gisteren gingen we richting centraal Jakarta. Aan de rand van Glodok (Chinatown) waren alle stalen rolluiken nog dicht en was nog steeds in de veronderstelling dat de mensen hier wat later met hun handel begonnen, ze gingen tenslotte ook eerder dicht ‘s avonds. Maar het was en bleef erg vreemd.
De markt onder het viaduct van de snelweg was wel open, een mierenhoop van mensen die op pad waren om hun kostje voor vandaag bijeen te vergaren. Een kort gesprek met een vriendelijke beveiligingsbeambte van een bank, ik moest namelijk nog geld wisselen, bracht het antwoord waar ikzelf nooit op zou zijn gekomen. Het was namelijk “hemelvaartsdag”! En dat werd hier gevierd? Ik zou toch zweren dat ik heb geleerd dat Indonesië het grootste moslimland ter wereld is en daar is een Christelijke feestdag een officiële feestdag? En het werd nog erger, het hele weekend zou een korte vakantie voor heel Java zijn. Alle banken, overheidsinstanties en heel veel winkels zouden de komende vier dagen gesloten zijn.
We liepen meer dan drie kilometer langs een brede verkeersweg omzoomd met nog lelijkere gebouwen. Slechts één gebouw stak er schril tegen af, een oude koloniale kolos dat nu als museum was ingericht. Mijn beperkte kennis van de Indonesische taal was niet voldoende om te begrijpen wat voor museum het was.

De eerste stop op weg naar de “Monas”, ook wel de laatste erectie van Soekarno genoemd, was een kleine begraafplaats waar veel notabelen uit het koloniale tijdperk lagen begraven. Voor een moment dacht ik aan de beschadigde graven op de begraafplaats van Malang die ik tijdens een vorig bezoek had gezien.
Natuurlijk wordt de begraafplaats nergens met borden aangegeven zodat het een beetje zoeken blijft. Maar gelukkig stond het park, zoals de begraafplaats nu wordt genoemd, als attractie op mijn GPS aangegeven.

Het “Museum Taman Prasa”, zoals het nu door het leven gaat is zelfs tot museum gepromoveerd zodat ze er waarschijnlijk ook de gebruikelijke Rp. 2000 entree kunnen vragen. Wegens de enorme toeloop en drukte zijn de kassa’s al lang verdwenen en aan de poort staan wat Indonesiërs sigaretten te roken en bezoekers lastig te vallen met verhalen over het museum en dat je bij hun een kaartje moet kopen. Natuurlijk krijg je na overhandiging van het geld geen entreebewijs. Het zien van mijn kleine Lyka en een kort eenzijdig gesprek in het Indonesisch, Lyka spreekt natuurlijk hun taal niet, dropen ze af.

‘Wat kan je nu vertellen over een begraafplaats?’

Wel voor nu weinig maar wanneer ik weer internet heb zal ik eens wat dieper gaan graven in het leven van de personen aan wiens graf ik heb gestaan. Er waren wel heel bijzondere graven bij.

Na een korte zigzag door de verlaten straten van het regeringskwartier kwamen we bij een enorm park waarin het monument voor de vader van Indonesië staat. Suharto kon Soekarno niet meer uit de geschiedenisboekjes verbannen maar hij kon hem wel zover mogelijk wegstoppen. Soekarno werd op zeshonderd kilometer van de hoofdstad begraven in een dorp dat “Blitar” heet. Maar dat betekende niet dat het volk hem was vergeten! In 1961 was men begonnen met de bouw van het 132 meter hoge monument, maar het duurde tot 1975 voordat het af was.

In het park heerste een drukte van bijbelse proporties en dat brengt me ook meteen naar de volgende bezienswaardigheid. Den Hollanders hebben natuurlijk ook veel kerken achtergelaten en goddank zijn die niet na de onafhankelijkheid met de grond gelijk gemaakt. Ze krijgen geen cent staatssteun en zijn geheel op zichzelf en giften van anderen aangewezen. En dat maakt het nog meer bijzonder dat we op hemelvaartsdag het erf van de “Immanuel Kerk van Jakarta” betraden.

Enkele leden van de Christelijke gemeente zaten nog na te praten en wij werden vriendelijk onthaalt om een bakkie koffie met een koekje te nuttigen. Ds. Hallie Jonathans, die vandaag de dienst had gelezen, sprak nog een paar momenten met ons want hij had druk vandaag en stond op het punt te vertrekken.

De koster kreeg nog wel de opdracht om ons de kerk van binnen te laten zien.

Het was al na de middag en wij gingen alweer op het hotel aan. Maar niet voordat we ook de “Katholieke Kathedraal van Jakarta” hadden bezocht. Het was vandaag precies een jaar gelden dat de vader van Lyka was overleden en dat moest natuurlijk worden herdacht met een kort gebed en een kaarsje branden.
Ook de Katholieke Kathedraal van Jakarta is nog in prima staat en ik vraag me luid af of de cijfers die de regering geeft over het percentage Christenen wel correct zijn. Voor mijn gevoel ligt het percentage veel hoger dan dat de zwarte hoedjes ons willen doen geloven.

De temperatuur begon nu richting het ondraaglijke te gaan en we zochten snel de koelte op van een restaurant. En daar zijn er niet veel van! Het verbaasd me hoe moeilijk het is om een fatsoenlijke Indonesische hap te eten. De stad is vergeven met de bekende fastfood ketens en zo kwamen we dus bij de KFC terecht. Om toch nog een beetje in de cultuur te blijven bestelden we maar een rijstgerecht.

De keuze voor een restaurant voor het diner hebben we al opgegeven en we kiezen nu steeds een ander gerecht in het “Roberto Resto”. Het ligt recht achter ons hotel en we hoeven niet al te ver te lopen.

Op de terugweg pikte ik nog snel twee flessen bier op voor in de kamer waar we onder het genot van een kopje koffie en een koud biertje heerlijk tv kijken.
Copyright/Disclaimer