maandag 25 januari 1999

Thailand: Tussen de wolken

Mae Hong Son (Jong Kham Guesthouse)

Het was nog pikdonker toen de wekker afliep. Half zes in de ochtend! En dan zonder ontbijt de berg “Doi Kong Mu” beklimmen waar het “Wat Phai Doi” klooster op de top ligt, 1500 meter boven de zeespiegel.

De reden voor deze vroege beklimming was om het opkomen van de zon te zien en de zee van mist die tussen de bergen hangt ‘s morgens. Dit plaatje zie in honderden boeken en op ansichtkaarten. Zelf had ik het op de voorkant van een Thais kookboek staan en er vaak naar gekeken zonder er aan gedacht te hebben hier ooit zelf zou staan. Maar nu wilden wij dit natuurverschijnsel met onze eigen ogen aanschouwen.
We hadden pech, het spektakel van de mist was uiteindelijk niet zo goed als we hadden gehoopt. De zonsopkomst was eigenlijk gewoon.

De tempel was weer wel een pareltje om te zien. Vooral in de schemer van de ochtendzon voelde ik me dichterbij Buddha dan ooit tevoren. Marieke had me gisteren dus verteld dat ze me wel zag zitten en ik was daar in zijn geheel niet blij mee. We konden het heel goed met elkaar vinden en dit resulteerde in gezellige avonden met elkaar. De Thaise whisky en het Singha bier stroomden elke avond rijkelijk. Ik kon mijzelf in de verste verten niet aan mijn geplande budget houden.
“Als ze naar Laos is gaat het wel beter”, dacht ik.
“Als we maar tot Chiang Mai samen zouden blijven!”, hoopte ik.
Het idee om alleen verder te moeten gaan begon me opnieuw te benauwen. Ik zou alles proberen om haar van me af te houden. Dat wist ik zeker. Niet omdat ze niet aantrekkelijk was maar omdat ikzelf er nog niet klaar voor was om alleen verder te gaan.

Om half acht waren we weer onder aan de berg en er werd snel ontbeten. Erg snel, want om iets over acht zaten we op de brommer richting attractie nummer twee van de dag. Het was koel op de brommer, later kreeg ik het zelfs koud. Een vreemde gewaarwording in een land waarvan je verwacht dat het tropisch warm zal zijn. In de bergen is het zeker andere koek en later werd mij verteld dat het soms in het koele seizoen zelfs kan vriezen hier. Slingerende wegen rond hoger wordende bergen. Mooie vergezichten en de mist was grotendeels verdwenen, de zon won nu aan kracht.

Bij de ingang van het “Longneck Karen” dorp moest er een stevige 250 baht entree worden betaald, je kreeg netjes een kaartje en kon daarna vrij door het dorp wandelen. Natuurlijk best goed bedacht als je bedenkt dat het minimum loon nu net boven de 100 baht per dag ligt! Een paar toeristen per dag en niemand hoeft er meer te werken. Het was wel vreemd dat het geld werd geïnd door soldaten van het “Koninklijke Thaise Leger”. We waren hier weer dicht bij de grens met Birma, het leger had ook overal controleposten ingericht om illegalen zoveel mogelijk te ontmoedigen om Thailand in te komen.

We slenterden door het dorp en vergaapten ons aan het vreemde volk met de lange nekken dat ook op duizenden plaatjes en ansichtkaarten staat. In werkelijkheid zijn de nekken net zo lang als bij een ander mens, het is een opties bedrog. Al vanaf jonge leeftijd worden er koperen ringen bij de meisjes aangebracht. Deze ringen verlagen de schouders waarna het lijkt dat de nekken langer zijn geworden. Vandaar de naam de “Longneck Karen”.

We waren snel klaar en gingen op weg naar een waterval die nog verder van “Mae Hong Son” verwijderd was. De “Pha Tua” watervallen waren opgedroogd dit koele seizoen en het pisstraaltje water wat er naar beneden kwam kon weinig indruk maken op de bezoekers van deze plaats.
Onderweg op een mooi punt met een fantastisch uitzicht aten we in de zon de boterhammen die we van het “Sunflower” restaurant hadden meegenomen. Een welkome rust want de billen begonnen al een beetje doof aan te voelen. Toen we opnieuw het zadel kozen ging de reis richting de laatste attractie van de dag.

De vissengrot, oftewel “Tham Plaa”. Na een stukje lopen van de parkeerplaats naar de grot keken we naar een gat in een rotswand, zeg maar een soort raam, en daar zagen we honderden vissen zwemmen. Niemand wist waar de ingang of uitgang van de grot was maar die vissen zaten er al zolang de bevolking uit de buurt zich kon herinneren. Best leuk maar niet zo spectaculair als we hadden gehoopt. Dat was ook wel te begrijpen want de “Oe en Aa” factor kwam steeds hoger te liggen na al die schoonheid die we in de afgelopen twee weken al hadden gezien.

De dag zat er op en we gingen weer richting “Mae Hong Son”. Onderweg kwam ik nog een oud mannetje tegen die op weg was naar een dorp verderop, lopend. Ik heb hem een lift gegeven achter op de brommer en hij was waarschijnlijk meer verbaasd met de lift dan dat hij blij was.
Tijdens het avondeten gebeurde waar ik al die tijd bang voor was geweest. We kwamen tot het punt om samen te gaan slapen. Natuurlijk had ik hier zin in maar mijn verstand zei dat het niet moest gebeuren. Het zou meer kapot maken dan dat het zou toevoegen aan onze vriendschapsrelatie. Na een wel heel lange stilte tijdens het avondeten en bij de “Lake View Bar” waren wij het uiteindelijk er over eens dat het geen goed idee was. Gelukkig maar, en zo kwam er een einde aan een hele interessante en fijne dag. Morgen gaan we op pad naar een hippie paradijs.
Copyright/Disclaimer