vrijdag 29 januari 1999

Thailand, met de boot naar Chiang Rai

Chiang Rai (Pitamorn Guesthouse)

De boot zou pas na half één vertrekken en wij waren al heel vroeg uit de veren. Niet zo vreemd als je om kwart over tien al op bed ligt. Het gaf ons voldoende tijd om met de bus terug te gaan naar “Fang” om cheques in te wisselen en de tempel, die uitnodigend op een heuvel naast het dorp lag, te gaan bezichtigen.
Het werd tijd om wat van mijn travellercheques in te wisselen omdat het geld toch wel wat sneller mijn buidel verliet dan dat ik had verwacht. De bank bleek ergens in het midden tussen “Thaton” en “Fang” te staan, zomaar, midden in het niets. Het omwisselen van de cheques was een fluitje van een cent en nog geen dertig minuten later zaten we weer in de “Songtaew”, zo heet zo’n omgebouwde pick-up truck, op weg naar Ban Thaton.

Bij terugkomst in het dorp was de tempel aam de beurt. Vanaf een afstand zag alles er al anders uit dan dat ik tot nu toe gewend was. Hier waren veel meer Chinese invloeden. Het leek een beetje op “de Efteling” met al zijn zoete kleuren. De tempel was ook niet echt oud maar wel interessant om te zien.

Terwijl wij er rondliepen op een ontdekkingsreis in het Chinese Buddhisme hoorden wij in de verte zingen. Een monotoon gezang op het ritme van grote trommels. We volgen een pad dat richting het gezang liep en belanden op een binnenplaats tussen verschillende tempels en gebouwen waar de monniken verbleven. Een groep kleurig geklede mensen dansten in een cirkel en zongen in een taal die ik nog nooit had gehoord. Een korte uitleg van een monnik die ook stond te kijken vertelde dat het hier om mensen ging van de “Lahu” stam. Ze waren nieuwjaar aan het vieren en de bij hun horende kalender was gebaseerd op de stand van de maan, net als bij de Chinezen. Het was een indrukwekkend gezicht en als je zoiets wilt meemaken dan moet je gewoon dom geluk hebben. Of zou Buddha dit sturen?

De tijd was omgevlogen en het werd ondertussen ook tijd om richting de aanlegsteiger te gaan vanwaar de boot naar “Chiang Rai” zou vertrekken. We haalden onze spullen op in het guesthouse en slenterden langzaam, nog onder de indruk van wat we hadden gezien in de tempel, naar de steiger.

Het was een leuke boottocht maar hij had leuker kunnen zijn als er wat meer jonge mensen aan boord waren geweest. We hadden nu een groep oudere Amerikanen aan boord die de bootreis als dagtrip vanuit “Chiang Rai” hadden geboekt. We vaarden door vlakke gebieden, langs steile bergwanden en groene bamboebossen. Het ging allemaal erg langzaam waardoor we goed het leven langs een kleine rivier konden aanschouwen. Af en toe moesten de mannen de boot verlaten om de boot een stuk over zandbanken te duwen en op één plaats moesten we zelfs allemaal een vierhonderd meter lopen omdat de kapitein de stroomversnellingen niet vertrouwde. Uiteindelijk was ik zo door en door nat dat ik de krampen in mijn darmen kreeg van de kou.
Aan het einde van de boottocht is er echter een domper.

Ze hebben het weer zo met elkaar afgesproken dat de boot drie kilometer buiten de stad stopt bij een aanlegsteiger. Voor de Amerikanen staat er netjes een geairconditioneerde minibus klaar maar de onafhankelijke reizigers zijn het slachtoffer van de te dure “Songtaews” die staan te wachten. Maar eigenlijk heb je geen keuze. Je kan onmogelijk gaan lopen met je (te) zware bagage en het risico nemen dat je in het donker arriveert in “Chiang Rai”. We wilden niet toegeven aan deze toeristenval en gingen dus toch lopen. Uiteindelijk bleek dit een verkeerde keuze. Het was een zware wandeling van drie kwartier.
Ook het vinden van een guesthouse op dit tijdstip aan het einde van de middag is een groot probleem. We proberen een lijst vanuit de LP na te lopen maar elke keer is het antwoord, “Sorry, we zijn vol”. Steeds zagen we mensen die bij ons aan boord waren geweest al rustig aan tafel zitten eten. Als we na twintig minuten zeulen door de stad eindelijk een kamer hebben gevonden maken we ons er niet druk over dat er een tweepersoonsbed in staat. We zijn allang blij dat we na deze lange vermoeiende dag een slaapplaats hebben gevonden.
Over het eten ontstaat er weer een kleine woorden wisseling met als hoofdonderwerp, “Pizza”. Mijn reisgenoot wil graag Pizza eten maar ik heb daar geen trek in, ik heb liever rijst met de bijbehorende groenten en vlees. Volgens haar moet ik mij maar een keer aanpassen aan wat een ander wil. En zo begint het machtspel weer van voor af aan.
Het duurde niet lang voordat we allebei begrepen hoe dom we bezig waren. We moesten er dan ook hartelijk om lachen. Na het eten duurde het niet lang voordat we naar bed gingen en sliepen als een os. Ik ben geen één keer wakker geweest en morgen zou de eerste rustdag zijn in de “Tour de Thailandia”.
Copyright/Disclaimer