Bandungan, 28/05/2008
De tweede rustdag binnen vijf dagen werd me een beetje teveel en na een goed gesprek was Tettje het er ook mee eens. We waren hier niet om te rusten maar om onderweg te zijn en veel te zien. Dagen nietsdoen, vroeg naar bed en rondhangen kon later ook nog wel.
Vandaag zouden we proberen een paar vliegen in één klap te slaan en omdat er zoveel mogelijkheden waren zouden we een paar keer pas op het punt suprème kunnen kiezen wat we verder zouden gaan doen.
Er was een excursie vanuit het hotel naar de Borobudur geboekt en wij zouden die meteen als verplaatsing gebruiken. Met andere woorden: wij gingen niet mee terug met de toerbus maar bleven bij de oude tempel. De bewaker klopte om kwart over vier, in plaats van de afgesproken half vijf, ’s ochtends op de deur van onze kamer. Tett schrok wakker en ik was al sinds half drie klaar wakker. Mijn slaappatroon was enorm wisselend. Ook al was ik nu heel erg moe ik kon maar niet goed slapen en het waren nu al zeker vijf slechte nachten op rij geweest. We kleden ons langzaam aan, pakten de rugzakken en liepen naar het restaurant waar een ontbijtpakketje voor ons klaar zou staan. Om iets voor half vijf galmden de luidsprekers van de moskeeën in Yogyakarta voor het eerst vandaag. Moskee na moskee werd opgestart en het ochtendgebed begon.Vanuit de verte hoorde je de boodschap van Allah en Mohammed het hotel naderen totdat de moskee om de hoek de luide boodschap verkondigde. We zouden toch wel wakker zijn geworden.
De chauffeur was al heel erg vroeg aanwezig en verbaasd keken wij in de lege bus.
“Is dit alles?”, vroeg ik aan de chauffeur.
“Ja, alleen jullie twee vandaag”, antwoordde hij bevestigend.
Zo vertrokken Tettje en Johnnie samen om tien voor vijf richting de Borobudur. Één van de hoogtepunten van deze reis. Het was al opvallend druk op straat op dit tijdstip. Af en toe passeerden we een volle moskee waar de bezoekers op hun knieën lagen richting Mekka. Voor het eerst hadden we ook zicht op de Gunung Merapi, helaas zie je weinig van de vulkanen rond deze tijd van het jaar. Misschien moet ik maar eens terugkeren tijdens de regentijd.
Onderweg had ik dus bedacht om de chauffeur maar eens niet in te lichten over onze plannen van vandaag. Zo zou de bus dan als opslag voor onze rugzakken kunnen dienen terwijl wij de Borobudur bezochten. Hoe lang zouden we nodig hebben voor deze tot een ieders verbeelding sprekende tempel? Twee uur, vier uur, misschien wel een hele dag? In stilte reden we door de nacht terwijl in het oosten de eerste zonnestralen doorbraken boven de horizon.
Bij aankomst op de parkeerplaats van de Borobudur was de braderie al helemaal opgebouwd en ik volle werking. Een halve stap uit de bus en er zaten meer verkopers op je rug dan vliegen op een verse drol in de jungle.
“Oprotten allemaal”, riep ik luid.
Het effect van mijn uitbarsting was minimaal en misschien trok het nog wel meer verkopers aan.
Met een Nederlandstalige gids liepen we in de ochtendschemering richt het eeuwenoude monument. De top van het monument was al gevuld met toeristen gekleed in felle batikshirts die vijfentwintig dollar entree hadden betaald om de zonsopkomst te kunnen aanschouwen, wij betaalden slechts elf dollar en daarom ging de poort voor ons pas om zes uur open. Fanatieke fotografen die foto’s zonder toeristen willen renden vooruit. Grote camera’s met nog grotere lenzen om nog betere foto’s te kunnen schieten. Geloof me, een goede camera kan je foto’s verbeteren maar als je het niet in je hebt blijven de foto’s slecht.
De eerste indruk van de machtige Borobudur was: Is dit alles?
Aan Tett zijn gezichtsuitdrukking te zien dacht hij hetzelfde. De Borobudur wordt vaak in één adem genoemd met Angkor Wat in Cambodja, en de Tempels van Bagan in Birma. Nu heb ik beiden bezocht en helaas moest ik constateren dat deze vergelijking totaal uit de lucht gegrepen is en nergens op slaat.
Nadat we de rondgang hadden gemaakt om en over de tempel en de gids van alles en nog wat had verteld en uitgelegd over de tempel en haar geschiedenis stonden we om kwart voor acht weer op de parkeerplaats.
Ik was aan wat te eten toe want het ontbijtpakket was wegens middelmatige kwaliteit in zijn geheel in de vuilnisbak verdwenen. Banaanpannenkoeken met een colaatje om het bloedsuiker weer op peil te brengen. Ik weet dat het mijn diabetes geen goed doet om ’s morgens niet te eten maar soms kan het nu eenmaal niet anders. De plannen voor vandaag werden voor de eerste keer veranderd. De geplande nacht in een hotel bij de tempel werd geannuleerd en we zouden proberen naar Anbarawa te komen om daar het plaatselijke spoorwegmuseum te bezoeken. Na een busreis van een uurtje of zo viel ook dit plan in het water. De buschauffeur was gewoon keihard langs het museum gereden en we stonden nu bij een oorlogsmonument aan de voet van een vulkaan. We wilden niet weer terug met de rugzakken en plan drie trad in werking. Er waren nog een paar tempels in de buurt die het best konden worden bezocht vanuit Bandungan.
Met een microlet gingen we in opgevouwen toestand de berg op. Tett zat erdoor en wilde overduidelijk niet te ver meer lopen. Tett was toe aan rustdag nummer drie binnen zes dagen. Het eerste de beste hotel voldeed en ik ging nu alleen op pad. Tett zou bij het hotel blijven en alleen de gedachten aan de wandeling van tien kilometer maakten zijn schoenen zo zwaar als lood. Na de gebruikelijke Nasi Goreng voor Tett en de Bakmie Goreng voor mij nam ik afscheid en ging onderweg naar de Candi Gedong Songo. Negen tempels in totaal die verspreid over een helling van de Gunung Ungaran. De wandeling was mooi en bijna van de kwaliteit die we eerder deze week hadden gedaan vanuit Solo. Mooie vergezichten met vulkanen en koele berglucht. Zwaaiende bergbewoners en geen langneuzen, ik genoot met volle teugen van het geboden spektakel.
Bij aankomst bij de poort van het Candi Gedong Songo complex stond me een onaangename verrassing te wachten. Natuurlijk had ik de plaatselijke wittegezichten toeristenbelasting verwacht maar een prijsverhoging van 2800% in twee jaar was een beetje te gortig. 70.000 Rupiah was nu de entree voor buitenlanders, Indonesiërs betalen 5.000 Rupiah. Natuurlijk heeft klagen geen enkel resultaat maar ik kon het toch niet laten. De beambte kwam uit zijn loket spuwde me na, een grote rode vlek van de betelnut achterlatend op mijn korte broek.
“Allah Akbar”, dacht ik in mezelf.
Één incident is natuurlijk niet representatief voor het hele land en haar bevolking!
Rustig daalde ik weer af en na tweeëneenhalf uur stond ik weer voor de deur van onze kamer. Tett was even “aan het sudderen” en was natuurlijk ook geïnteresseerd in mijn avonturen tijdens de wandeling. Met open mond hoorde hij aan wat me was overkomen.
Dat was vandaag! Een paar bier op de stoep langs de weg en een heel slechte maaltijd maakte een einde aan ons verblijf in Bandungan. Om kwart over zeven lagen we op bed terwijl in de ruimte onder ons de Karaoke op tien stond. Het deerde mij allemaal niets, ik was moe, zeg maar kapot. Ik was zo vertrokken terwijl Tett nog een paar uur naar de karaoke luisterde. Morgen gaan we op weg naar Semarang, de laatste grote stad van deze reis.