donderdag 8 mei 2008

Indonesië, donkere wolken boven Surabaya

Surabaja (Garden Hotel)

Na de zware regenbuien van gisteravond en de onweersbuien die Surabaya teisterden in het midden van de nacht waren de donkere koppen aan de wolken deze ochtend geen verrassing. Om zes uur liep de wekker af en als eerste keek ik, met het slaapzand nog in de ogen, van de 10de of 12de verdieping over de grauwe daken van een nat Surabaya onder ons. Het verkeer komt langzaam op gang maar er is nog geen sprake van enige drukte.
Het is geen opwekkend beeld! Het is het troosteloze beeld van een Aziatische miljoenenstad die te snel en te ongecontroleerd gegroeid is tijdens de jacht op het grote geld. Ontelbare schreeuwende reclames onderbreken de grijze massa. Ik vraag me voor het eerst hardop af wat we hier eigenlijk komen doen.
Maar het is pas de eerste dag van wat een mooie en onvergetelijke reis moet worden. Depressieve gedachten kunnen we nu niet gebruiken dus stop ik die diep in mijn emoties weg. We lummelden een beetje ongemakkelijk rond in de kamer om wakker te worden. Het is wel weer even wennen om met iemand de kamer te delen. Niet dat het met mijn oude vriend Tettje een probleem is maar het is wel een grote verandering aan mijn eigen routines. Het delen en overleggen, daar moet ik even aan wennen.
Het hoofdkussen op mijn bed is veel te dun, er was vannacht ook geen extra exemplaar te vinden in een van de groezelige kasten dus moet ik daar later maar eens naar vragen. Het smalle eenpersoonsbed is ook erg onwennig waardoor ik een slechte nacht achter de rug heb, ook het zware snurken van mijn kamergenoot heeft me wat slaap gekost. Ik weet uit de mond van anderen dat ik zelf ook ‘s nachts flink tekeer kan gaan dus hoor je mij hier nooit meer over klagen.
Surabaya ligt, na een licht ontbijt van wat geroosterd brood met een gekookt ei, aan onze voeten klaar om ontdekt te worden. Na een vijftal minuten in het daglicht is het richtingsgevoel in mijn hoofd en de GPS in mijn hand gekalibreerd en kunnen we op pad naar een van de weinige bezienswaardigheden in deze miljoenenstad.
’s Avonds ziet de wereld er heel anders uit! Daglicht is je vriend in een vreemde en nieuwe omgeving. Overdag kan je je tenminste oriënteren. Al wandelend praten we samen over onze ervaringen van vorig jaar, de reis naar Saba, Brunei en Sarawak op Borneo.
Hoe moet je jezelf Surabaya voorstellen? Wel, neem een flinke schep Maleisië en voeg het verkeer van Saigon (Ho Chi Minh City) toe en stop het in de blender. Wat eruit komt is Surabaya, een drukke maar op het eerste gezicht toch een vriendelijke stad met enorm veel toeterend verkeer.

Bij de eerste stappen in Surabaya had ik meteen een goed gevoel. Mijn eerste indruk liegt er meestal niet om en die is meteen goed voor het stukje Indonesië waar we zijn gearriveerd. Langs het water van een smalle rivier, die zich als een slang door Surabaya slingert en een belangrijk oriëntatiepunt voor ons is, lopen we richting de Jembatan Merah, oftewel de Rooie brug.
De brug met een toepasselijke naam die het strijdtoneel was geweest voor heftige gevechten voor de onafhankelijkheid. Bloed kleurde de straten rood met het bloed van een Britse officier die werd vermoord door Indonesische vrijheidsstrijders die door je verslagen vijand, de Japanners, op het laatste moment waren bewapend. Voor de Nederlandse onderdanen, die de verschrikkelijke jappenkampen ternauwernood hadden overleefd, braken opnieuw gevaarlijke en onzekere tijden aan! De vrijheidsstrijd voor de republiek Indonesië.

Onderweg was het al snel duidelijk dat de mensen in Indonesië overwegend arm zijn. Ondanks die relatieve armoede, zoals in veel ontwikkelingslanden, blijven ze wel opgewekt en heel vriendelijk. Ze krijgen het met de week beter en die langzame verandering en uitzicht op een betere toekomst geeft hoop. En hoop doet leven. Ondanks deze verbetering in levensomstandigheden wordt er toch regelmatig een arm naar je uitgestrekt om te bedelen, oude gewoontes blijken ook moeilijk uit te bannen. In de ogen van de minder bedeelden lijken wij westerlingen toch nog steeds heel rijk! Ik denk kort en diep na over al de corruptie die, de afgelopen zestig jaar na de onafhankelijkheid, het land financieel heeft leeggezogen. Het vertrek van de Nederlanders en de onafhankelijkheid onder Soekarno en Hatta heeft veel Indonesiërs niet gebracht waar ze op gehoopt of verwacht hadden.

Wat maakt Indonesië nu precies Indonesisch? Met deze vraag in mijn achterhoofd struinen we door de straten van Surabaya. Zijn het de fietstaxi’s? Nee, die heb ik ook in Maleisië gezien en ik geloof zelf dat ze met de rondtrekkende Chinezen zijn mee gekomen. Het bevreemd me dat ik niets ècht Indonesisch zie. Wat ik wel duidelijk zie zijn de symptomen van een arm land. Recycling uit noodzaak! Niet uit financieel bejag of moreel besef. Nee, hier wordt alles gerecycled omdat het een synoniem is voor overleven.

En daar staat dan zomaar langs de weg een kraampje waar ze saté verkopen. Saté! Een van mijn meest favoriete voedsel en ècht Indonesisch, eigenlijk alleen door de pindasaus! Saté, Loek Stehman in Bar ‘t Torentje. Saté, met Bapao in de cafetaria van Henkie Patat in de Boschstraat. Herinneringen uit een ver verleden borrelen in me op. Ik ben zo gek op die pindasaus dat Gado-gado ook tot mijn favoriete voedsel behoort.
Als een kat op jacht naar een oplettende prooi sluipen we langzaam dichterbij en snuiven de slingers van rook op. Een dikke zware rook, de geur is een mix van kruiden en specerijen vermengd met de laatste restjes hout van de houtskool, bereikt onze neuzen en het water loopt me in de mond. Mijn gezond verstand verteld me meteen dat het niet zo’n goed idee is om die heerlijk ruikende bamboestokjes met gegrilde kip te proberen terwijl mijn reukorgaan me aanspoort om enkele van die stokjes met geroosterd vlees te bestellen. Mijn gezond verstand wint uiteindelijk en we vertrekken weer onverrichter zaken richting ons hotel. Een kans om van die geroosterde saté te proeven komt later deze reis zeker nog wel een keer voor.

Door smalle straatjes, onverzorgde perken en parken, en over onverharde paden belandden we op de Pasar Pabean, een overdekte markt waar de adembenemende geur van de dood hangt. Kokhalzend kijk ik om me heen terwijl ik de stank probeer te ontkennen en uit mijn hoofd te verbannen. Kippen, runderen en geiten werden hier geslacht. Het bloed wordt opgevangen en de andere lichaamseigen vloeistoffen stromen langzaam door een goot richting het riool. Een rioolsysteem dat nog door die slechte Belanda (Hollanders) is aangelegd. De stank overweldigd me en voordat ik over mijn nek ga verlaten we de hal van de dood. We hebben zelfs geen foto’s gemaakt omdat we onze neuzen en monden met de handen bedekten.
Er wordt maar weinig opgeslagen of gekoeld, de meeste geslachte dieren worden direct uit elkaar genomen. Alles wordt gebruikt! Buiten de slachterij kijk ik naar een grote kunststof teil gevuld met kippenvoeten, de nagels er nog aan. Trossen vlees hangen als vreemde vruchten aan haken hoog in de kramen. Fotografie wordt hier niet echt op prijs gesteld. Zodra de camera tevoorschijn komt verdwijnen de verkopers als kakkerlakken die door het zonlicht worden verrast.

Hier wordt op het eerste gezicht niets per kilo verkocht maar meer per reep, of per stuk, ik zie tenminste maar heel weinig weegschalen. Een fascinerend beeld waar ik niet snel genoeg van kan krijgen. Kruiden en specerijen afgewisseld door groenten en keukengerei. Oude vrouwen die 365 dagen per jaar knoflook zitten te pellen en de tenen naar grootte sorteren. Enorme blokken geperste tamarinde, asem in het bahasa, staan uitgestald langs de smalle paden. Bakken vol met ongebakken kroepoek, in alle smaken en soms andere kleuren. Citroengras en kruidnagelen, zwarte peper en grote gemberwortels, alles is hier te koop. Ik ben wel op bekend terrein want de Indonesische keuken heeft weinig geheimen meer voor mij. Het is een indrukwekkend schouwspel en zeker anders dan de vele markten die ik in het verleden heb bezocht.
Die specerijen zijn vaak lokaal maar ook veel specerijen zijn door de Arabische zeevaarders ver de archipel in gebracht op zoek naar handel en rijkdom. Samen met de koran en de islam. Bij volkeren die afhankelijk zijn van beperkte landbouw en visserij is het niet moeilijk een nieuw geloof te slijten. Wanneer deze arme mensen het er maar ook een beetje beter van krijgen lopen ze al snel mee. Het gevolg is dat Indonesië nu het land is met de grootste islamitische bevolking in de wereld. Toch zijn ze hier in Indonesië, en met name oost-Java, niet helemaal in de islam opgegaan. In oost-Java gaan we later tijdens deze reis nog de overblijfselen van het Hindoeïsme en het Boeddhisme bezoeken.

Op de GPS ziet het er allemaal heel gemakkelijk uit dus nemen we een onverwachte afslag die ons wat verder weg brengt van de meest belopen paden. En dan wordt het echt mooi. De oude koloniale architectuur uit de glorietijd van de VOC. Wat moet het er hier in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw mooi hebben uitgezien! Ik vraag me af of die Belanda echt zo slecht zijn geweest voor de inheemse bevolking. Uitbuiting heeft tenslotte ook binnen de Nederlandse landgrenzen plaats gevonden!
Ik geniet van die oude gevels die door achterstallig onderhoud een extra dimensie hebben gekregen. Bij het passeren van zo’n oud bakstenen pand werp ik een blik door een openstaande deur naar binnen. Dat blijft niet onopgemerkt! Binnen enkele seconden staat er een man gekleed in een traditionele sarong. Hij nodigt me met een soepel handgebaar uit om een kijkje in het huis te nemen.
Ik wil dat niet afslaan en ik ben ook erg benieuwd hoe die oude opslagloodsen er tegenwoordig van binnen uitzien. Bouwkundig is er binnen en buiten maar weinig veranderd. Hier en daar is er een elektrische kabel op de muur gespijkerd die zonder uitzondering eindigt in een dubbel stopcontact. Een kaal doorzichtig peertje strooit 15 watt licht door de donkere ruimte.
We wisselen enkele woorden, half Bahasa, half Belanda, de man is zichtbaar trots dat hij zich nog enkele woorden van de verslagen kolonialist kan herinneren, de uitnodiging om thee te drinken sla ik maar af. We worden als Belande wel getolereerd maar nog steeds niet geaccepteerd. Tettje staat buiten op me te wachten en de vermoeidheid maakt zich langzaam meester van mijn lichaam en geest. Hoewel het pas de eerste dag is van onze reis in Indonesië hebben we toch al veel indrukken op gedaan.

Met elke stap lopen we verder van de rijkdom richting de armoede. Ik twijfel of het wel een goed idee is geweest om van de gebaande paden af te wijken. Ik laat Tettje niets merken dat ik met elke stap een beetje onzekerder wordt. De straten afgebeeld als gekleurde strepen op het kleine scherm van mijn GPS houden dezelfde kleur maar de toplaag in de werkelijkheid veranderd in een hindernisbaan met verspreide plassen water.
Een monotoon gezang trekt onze aandacht. Het gezang komt uit een openstaande deur met daarachter een donker hok zonder enige verlichting. Mijn ogen hebben even tijd nodig om van het felle zonlicht over te schakelen naar de duisternis. In de ruimte wordt langzaam een middeleeuws tafereel zichtbaar. Er hangt veel stof in de lucht en het stof vormt een vieze smaak in mijn mond. Mijn nieuwsgierigheid wint van de vieze smaak.

Zodra ik ben opgemerkt staat er een kleine Indonesiër naast me en vraagt in slecht engels wat ik kom doen. Niet geheel ongastvrij maar toch met voldoende druk om ons zo snel mogelijk door te lopen. Ik ben beland in pakhuis met een reparatie werkplaats voor jute zakken. Hier speelt zich iets af dat niet voor ieders ogen bestemd is. Nadat ik hem uitgebreid bedankt heb draait hij zich om en loopt weg. Mijn camera flitst één keer en de mannen en vrouwen in de donkere ruimte zijn voor enkele seconden blind. Wanneer het zicht bij hen weer terugkeert zijn wij al verdwenen.
Buiten op het kleine beeldscherm van mijn camera bekijk ik, samen met een nieuwsgierige Tettje, het resultaat. Een sweatshop, waar onder de meest erbarmelijke omstandigheden die je je kan voorstellen mannen en vrouwen kretek sigaretten rokend in een wolk van hoogst ongezond stof voor een paar cent per stuk jute zakken zitten te repareren.

Dat zingen komt nog een keer terug en deze keer zit een groep jonge vrouwen in een goed geventileerde en verlichte ruimte boeken in elkaar te lijmen. Niet zomaar een boek! Het is de Koran!
‘As Salam Alaikum’, zeg ik tegen de groep vrouwen die me giechelend en verbaasd aankijken.
‘Wa Alaikum Salam’, hoor ik een zware mannenstem achter me zegen.
‘Are you a muslim?’
Ik schud met mijn hoofd en de man kijkt me teleurgesteld aan.
‘We make koran for the masjid!’, lacht hij me tandeloos en vol devotie toe.
Ik lach vriendelijk terug en maak enkele foto’s. Dit is dan toch wel het andere uiterste in werkomstandigheden. Hoewel ik politiek en geloof altijd probeer te vermijden tijdens het reizen krijg ik toch de indruk dat het geloof hier hand in hand loopt met de macht over de burgers.

De tijd is erg snel gegaan en rond half een gaan we weer de terugweg aan richting het hotel. De vermoeiende reis en de slechte nachtrust van de afgelopen nacht heeft zijn tol geëist, het zeer vroeg opstaan heeft daar natuurlijk nog een schepje bovenop gedaan. Tettje doet zijn dutje in de middag terwijl ik de foto’s van deze ochtend bewerk en mijn verhalen schrijf.

De stad lijkt na ons eerste uitstapje niet erg uitnodigend en enorm uitgestrekt, openbaar vervoer is er wel maar erg ingewikkeld. Er zijn weinig terrassen en eetstalletjes op avondmarkten waar de mensen samenkomen. Hier gebeurd alles in de enorme geairconditioneerde winkelcentra. Dus opnieuw naar de foodcourt die we gisteren hebben gevonden is dus onze keuze voor de avondmaaltijd. Het eenvoudige eten smaakt ons weer goed en ik schiet met plezier een plaatje van mijn bord.

Morgen staan we iets later op omdat we niet echt veel te doen hebben. Surabaya is geen stad die bol staat van de monumenten of bezienswaardigheden.
Copyright/Disclaimer