Sempol (Arabika Homestay en niet de beloofde Catimore Homestay)
Zelfs wij kunnen niet altijd voorzien wat ons staat te gebeuren en zo snel als het plan voor Bali gesmeed was word het ook weer, voor een korte tijd, aan de kant geschoven. We gaan vandaag niet naar Bali maar we gaan alsnog de vulkaan genaamd Kawah Ijen bezoeken.
Tijdens het ontbijt worden we aangesproken door één van de medewerkers van het hotel!
'Hebben jullie misschien interesse om naar de Kawah Ijen vulkaan te gaan?', vraagt hij aan mij.
Verbaasd kijk ik van mijn bananenpannenkoek op en kijk naar Tett die de vraag maar half begrijpt!
'Ik heb vier passagiers en als jullie meegaan dan is de bus vol', vervolgt hij.
'Voor 300.000 rupiah per persoon zijn jullie de man', lachte hij ons toe alsof het om een koopje gaat.
Dat klinkt mij als muziek in de oren. Mr. Anton had ons eergisteren 400.000 rupiah per persoon gevraagd voor precies dezelfde trip. Tettje wordt uitgebreid ingelicht over het aanbod van deze mogelijkheid en in onderling overleg veranderen wij onze plannen voor de tweede keer in twee dagen. Zo gemakkelijk gaat dat nu eenmaal wanneer je onderweg bent en zich onverwachte mogelijkheden voordoen!
We nemen afscheid van Phil, die een andere kant op gaat, en even later scheuren we met z’n achten in een oude minibus, in de vroege ochtend, de vulkaan af. We hebben geen idee waar we heen gaan maar we gaan er eerst twee lozen en met z’n zessen stappen we over op een andere minibus die ons in twee dagen via de Kawah Ijen vulkaan naar Banyuwangi brengt waar we de veerboot naar Bali nemen.
De andere vier passagiers komen uit België en zijn al bijna een jaar met elkaar onderweg, drie uit Marokko en één donkere jongen, uit Kongo denk ik. Ze zijn klaar met hun universitaire studie en willen nog even wat van de wereld zien voordat ze aan hun carrière beginnen.
We stoppen bij mr. Anton voor de deur die helemaal niet blij is wanneer hij ons weer ziet. Hij is door het genereuze aanbod in het hotel aan de rand van de krater toch even 200.000 rupiah misgelopen, een dagloon voor veel mensen! Met een chagrijnig gezicht komt hij zijn kleine kantoor uit en groet ons met veel moeite, 'Hallo. Selamat pagi'.
'Selamat pagi', antwoorden we in koor met een brede grijns.
'Val dood', denk ik bij mezelf wanneer mr. Anton zonder een woord te zeggen, en met vuur spuwende ogen, ons twee vouchers voor de busrit en overnachting overhandigt.
Wanneer er niets meer aan je te verdienen valt ben je binnen in het kleine koele kantoortje ook niet meer welkom. In de nog frisse, maar wel snel opwarmende, ochtendlucht wachten we zonder verdere instructies op wat ons te wachten staat.
De klok tikt heel langzaam de seconden weg in de lome hitte van het tropische Indonesië, en wij maar wachten. Zonder een slok te drinken en enig idee wat ons te wachten staat. Wat moet het hier honderd jaar geleden toch een paradijs zijn geweest! De anderen nemen het gelaten en laten het maar over zich heen komen terwijl wij duidelijk meer haast hebben. Zij hebben duidelijk die rust in zich die een reiziger moet ontwikkelen in de eerste maanden wanneer hij op reis is. Na de eerste ronde verfrissingen komt er een tweede ronde en de tijd gaat al richting het middaguur wanneer er een kleine Suzuki MPV, met een piepjonge chauffeur, voor het kantoortje van mr. Anton stopt.
Wij komen niet eens meer in beweging want tijdens het wachten zijn er wel meer busjes gekomen en weer gegaan. Steeds stonden we daar onverrichter zaken zwetend naast het minibusje en werden met snelle handbewegingen van de chauffeur gemaand om weer op het bankje plaats te nemen. Maar deze keer verschijnt Mr. Anton voor een kort moment buiten en gebaart dat dit het busje is dat ons naar het “Catimore Homestay”, op één of andere koffieplantage, aan de voet van het Ijen plateau zal brengen.
De chauffeur begroet ons met een vriendschap alsof we al maanden met elkaar onderweg zijn. Verbaasd kijken we elkaar aan want zoveel vriendelijkheid hadden we niet verwacht en ook nog niet gevoeld tijdens onze eerste dagen in Indonesië, en maakt ons anderzijds voorzichtig. Nog voordat wij de stadsgrens hebben verlaten begint hij te zeuren over de hoogte van de fooi die we hem zouden moeten geven aan het einde van de reis. Dat is morgenmiddag dus!
Ik zit voorin naast de jonge chauffeur die zich duidelijk, in ons gezelschap, niet op zijn gemak voelt. De meeste tijd is hij stil, af en toe spreekt hij een Indonesisch woord en vraagt mij dan om de Engelse vertaling voor dat woord, al wijzend naar planten en dieren langs de weg. Met mijn beperkte kennis van het Bahasa Indonesia is het gesprek gedoemd een vroege dood te sterven. Jammer genoeg is ook de radio kapot, dus moet ik uit beleefdheid het spel meespelen tot aan het einde.
We zijn nog geen kwartier onderweg en er wordt langs de weg gestopt.
‘Makan!’, roept de chauffeur over zijn schouder terwijl hij een scheppende beweging met zijn rechterhand richting zijn mond maakt.
Verbaasd, vol ongeloof en afkeurend schuddend met onze hoofden, kijken we elkaar aan terwijl hij uit het busje springt en onder een rieten afdak verdwijnt. Zitten we bij mr. Anton voor de deur al die tijd in ontwetendheid te wachten met angst om wat te eten te halen en na een kwartier te hebben gereden staan we alweer stil voor het middageten! Met een half oor luister ik naar het Frans van onze zuiderburen die in een felle discussie verwikkeld zijn of ze hier wel of niet gaan eten.
Ze zouden toch beter moeten weten! Een ongeschreven wet voor reizigers zegt: “Eet wanneer je kan eten want je weet nooit wanneer je de volgende maaltijd kan nuttigen!”
Zonder een moment te twijfelen verlaten Tettje en ik het busje en laten de vier voor wat ze zijn. Het gaat ook over geld heb ik begrepen. Misschien is het eten te duur in dit wegrestaurant?
Voordat we wat te eten bestellen, de kaart is in het Indonesisch en zonder prijzen, wil ik eerst weten wat het kost! Dit om onaangename verrassingen te voorkomen. Het komt in Azië wel vaker voor dat je een menukaart zonder prijzen voor je neus krijgt. Dit is niet om een nietsvermoedende buitenlander op te lichten maar omdat er veel ingrediënten zijn met dagprijzen en vaak ook door de enorme inflatie zou je soms wel elke maand een nieuwe menukaart moeten laten printen en plastificeren. En dat is ook in deze landen ook niet goedkoop.
Voor de prijs die we van de ober te horen krijgen hoeven we het niet te laten dus bestellen we twee “bakmie”, zoals dat in oost-Java heet.
Na een slechte maaltijd in een door de chauffeur gekozen leeg wegrestaurant is er weinig te vermelden over de reis naar de plantage. Eindeloze kilometers over slecht onderhouden provinciale wegen. Een moordende verkeersdrukte met deelnemers van wie er velen ‘s avonds niet meer thuis komen. Geen radio en achter ons een eindeloos geroezemoes van Frans en Arabisch door elkaar. We hunkeren naar het einde van de dag. Een hopelijk betere maaltijd en een bed.
Eenmaal aangekomen bij het toegangshek van de plantage aangekomen moeten we uitstappen en worden als een kudde naar een wachthuisje geleid om onze namen en paspoortnummers in een groot dik boekhoudboek schrijven. Dunne blauwe en rode lijnen lopen bladzijde na bladzijde eindeloos door elkaar. Ik laat mijn ogen over de gegevens van de bezoekers voor ons glijden.
Date: Passport Nr: Name: Age: Country: Sex: From: Destination: Signature:
Aan het aantal ingevulde reiziger gegevens te zien van de afgelopen weken valt het aantal bezoekers van deze koffieplantage wel heel erg tegen. Is het hier zo rustig of hebben we een slechte boeking gedaan? De toekomst zal het leren.
Zodra iedereen zijn gegevens in het grote boek van de Indonesische Sinterklaas, met een kleine zwarte sik, heeft geschreven worden we met z’n allen op een rij voor het wachthuisje gezet. Als een peloton soldaten staan we naast elkaar af te wachten wat er gaat gebeuren.
‘Eh, 25.000 rupiah entree voor het nationale park van de Kawah Ijen', hapert de man zachtjes met het sikje in zijn olijfgroene uniform.
We kijken elkaar verbaasd aan en lachen wat ongemakkelijk. De zuiderburen beginnen in het Frans tegen elkaar te ratelen en dat maakt dat de bemanning van het wachthuisje elkaar verbaasd aankijkt. Tettje en ik wachten af totdat de Belgen de kastanjes voor ons uit het vuur hebben gehaald. Ik heb meteen door dat hier iets niet snor zit en vraag beleefd of ik de toegangskaartjes of de betalingsbewijzen even mag zien. Nu gaan de ogen van de vijf Javanen in het wachthuisje wijd open en na een vurige discussie in het Javaans staan ze alle vijf schaapachtig naar ons te lachen. Ze proberen ons onder druk te zetten en het is duidelijk dat het afhandig maken van twee euro per bezoeker normaal gesproken geen problemen voor deze nep boswachters geeft.
'Ja, jullie horen het goed!'
'Geen kaartje of betalingsbewijs, dan ook geen geld!', spreek ik op luide toon rechtopstaand, met de schouders achteruit, om mezelf zo groot mogelijk te maken, en met mijn hoed een beetje achterover.
Er wordt opnieuw door de vier boswachters en onze chauffeur, nu met bezorgde gezichten, overlegd en het is aan hun houding te zien dat het nieuw voor ze is dat er bij ons niets te halen valt. Zonder verder tegen te stribbelen kunnen we weer in de minibus stappen en rijden we, na een halfuur vertraging, verder naar het station op de plantage.
Het is ons dus nu wel duidelijk dat het hier om een professioneel stukje oplichting gaat dat in ieder geval niet bij ons heeft gewerkt. In mijn beste Frans probeer ik aan de nog steeds verbaasde medereizigers uit te leggen wat er precies is gebeurd en we moeten er natuurlijk allemaal hard om lachen.
Dat lachen is ons snel vergaan! wanneer de bus stopt bij de “Catimore Homestay” hangt er buiten een groot afgebladderd uithangbord “Arabika Homestay”. We kijken elkaar verbaasd aan en vragen de chauffeur wat er aan de hand is, we zitten hier verkeerd.
'Nee, dit is de Catimore Homestay', hakkelt hij.
Hij is waarschijnlijk pas begonnen als chauffeur/gids en hij is nog niet echt bekwaam in het misleiden en oplichten van goedgelovige onvermoedende reizigers. Hij krijgt al snel hulp van de manager van de Arabika Homestay.
'Wij zijn dezelfde mensen en dezelfde Homestay', liegt hij hardop, en met een ontwapende glimlach op zijn gezicht, mee.
De vier Belgen zijn iets minder strijdbaar dan ik en volgen zonder te morren een bediende richting de slaapvertrekken. Ik probeer het nog een laatste keer.
Ik haal een briefje van 100.000 en een briefje van 10.000 uit mijn agenda tevoorschijn en vraag aan de Javaanse toeschouwers of die misschien ook hetzelfde zijn. Schaapachtig, zoals de vier Javaanse boswachters een half uur geleden, staan ze ons zonder een woord te zeggen aan te kijken. Nu de ruggesteun van de andere vier is weggevallen geef ik ook maar op. De manager en chauffeur hebben gewonnen.
We volgen in alle stilte met de rugzakken op de rug een, in een grauw wit pak gestoken, bediende naar onze kamer en die is niet slecht, de hete douche werkt gelukkig ook en omdat we al 100.000 Rupiah goedkoper uit waren kan het ons ook eigenlijk weinig schelen.
Het is ondertussen, door het vele onverwachte oponthoud, al wel zo laat geworden dat de rondleiding over de plantage wordt afgezegd. Niet dat dat erg jammer is want we hebben onderweg al genoeg koffiestruiken gezien. We douchen snel en gaan op zoek naar een koude fles Bintang bier, mits de prijs goed is vanzelfsprekend.
Bij aankomst op de veranda met een uitzicht over de plantage bevinden we ons onverwacht in een wel heel vreemd ritueel! We moeten om half vijf het avondeten bestellen en dat zal dan om ongeveer zeven uur worden geserveerd. Twee en een half uur wachten op je avondeten? Het moet niet gekker worden! Gaan ze soms dat eten met de minibus in Banyuwangi halen? Wat kan het ons ook schelen? We zijn hier maar voor een nacht.
Tettje zijn nieuwe hobby is het leren roken en rollen van een sjekkie aan de lokale bevolking. En dat geeft op veel plaatsen lachwekkende situaties. Zelf geniet ik van een koud biertje en schrijf wat verhalen. Foto’s zijn er weinig vandaag, we hebben maar weinig gezien.
Nog een tweede, en derde biertje en we zijn blij dat eindelijk het bestelde eten op tafel komt. En dat eten is slecht! Mijn Bami Goreng is een pakje instant noedels van 550 Rupiah gebakken in veel olie met een stukje groente en daarna verheven tot de vorstelijke prijs van 18.000 Rupiah. Tettje zijn Nasi Goreng is een kom gekookte rijst gebakken met een stukje gesnipperde ui, wat blokjes wortel, en chilisaus. Daarna was het volgens de menukaart 16.000 Rupiah waard. De acht kipkluifjes die op de markt 3.000 rupiah per portie kosten moeten vanavond gewoon 20.000 rupiah opbrengen. Het eten is koud of lauw en zonder al teveel smaak, het is dan ook geen verrassing dat de borden half vol weer terug naar de keuken gaan. We hadden wel wat meer van de veel geprezen Indonesische keuken verwacht! De ober die afruimt kijkt ons niet eens verbaasd aan. Hij had het waarschijnlijk al verwacht.
Om acht uur sluit het restaurant, èn de bar, en wordt zonder enige schroom de rekening aan ons gepresenteerd. 237.500 rupiah voor ruim twee en een half uur treurige ellende. Jullie begrijpen nu wel dat ik deze plaats niet kan aanraden en jullie adviseer om zelf een paar schalen instant noedels mee te nemen. Net als die Belgen? Wij hebben ze de hele middag/avond niet meer gezien.
Het enige voordeel van deze plaats op de glooiende hellingen rond de vulkaan is dat het op ongeveer elfhonderd meter hoogte ligt en zodoende de temperatuur om in te slapen zeer aangenaam is. Met de slechte maaltijd in gedachten probeerde ik in slaap te vallen. Het is nog geen acht uur! Het licht op de hele plantage gaat uit! Met de zaklantaarn in de hand zoek ik nog een keer het toilet op. Ik hou mijn hart vast voor het ontbijt dat we morgenvroeg geserveerd krijgen.