Cemoro Lawang (Cemara Indah Hotel)
Vroeg, kwart voor vijf in de ochtend is heel vroeg! Zeker na een hoogst onverwachte slechte en heel koude nacht met zeer weinig slaap in het tropische Indonesië. Ondanks dat we met onze kleren aan en een wollen muts op hebben geprobeerd enige slaap te pakken. Het opstarten op deze zondagochtend gaat wel wat moeilijker dan normaal. Wanneer we ervoor hadden gekozen om met de grote groep mee de berg op te gaan dan hadden we nog vroeger moeten opstaan. Pffff. Alleen de gedachte geeft me van binnen een onaangenaam gevoel.
Aankleden hoeft gelukkig niet meer maar het vocht in mijn katoenen kleding, dat de afgelopen nacht door mijn lichaam is afgescheiden, versterkt de koude. We hebben geen tijd meer voor een verwarmend kopje koffie want we zijn al aan de late kant. Zonder een woord tegen elkaar te zeggen stappen we de laatste restjes van de afgelopen koude nacht aan de rand van een vulkaan binnen.
We zijn eigenlijk net te laat voor de zonsopkomst, een fel oranje en purperen rand is al als een aura boven de bergen aan de horizon verschenen. De gebouwen die tegen de rand van de vulkaan zijn gebouwd zijn gehuld in een opkomende mist. De mist die deze magische omgeving misschien zo geschikt maakt voor land en tuinbouw. De mist die de verhalen en legende voedde met geesten, mythisch wezens en fabeldieren.
Een sterke zwavellucht snijdt onverwacht mijn adem af en geeft me een heel slechte smaak in de mond. Die magische mist is niet wat ze op het eerste gezicht leek! Een gelige deken van zwavelig gifgas, als tijdens de veldslagen in de eerste wereldoorlog, ligt over de berghellingen. Het benadrukt dat het bezoeken van actieve vulkanen niet zonder gevaar is! Het is zeker schitterend om te zien maar ook niet geheel zonder gevaar. Er is heel weinig wind op dit tijdstip in de vroege ochtend, dus uit die hoek hoeven we geen verlichting te verwachten. Nog steeds zonder een woord tegen elkaar te hebben gezegd kijken we elkaar aan. Een blik is voldoende! We begrijpen elkaar feilloos en halen snel onze digitale camera’s tevoorschijn.
Als een haas achtervolgt door een hongerige vos ren ik in de schemer over de rand van de oude krater met Tettje, in de rol van jagende vos, in mijn kielzog. De eerste foto’s van de zonsopkomst bij Gunung Bromo lijken op het kleine beeldscherm meteen goed. Terwijl ik sta uit te hijgen van deze inspanning ontnemen de zware zwaveldampen langzaam mijn adem. De zuurstof in de ijle lucht wordt verdrongen door andere gassen dan de zuurstof die mijn lichaam zo hard nodig heeft en mijn longen moeten dubbel zo hard werken.
Mijn neus en keel beginnen nu ook te prikken en na een eerste kleine korte hoestbui kan ik niet meer stoppen. Heel onverwacht en zeer onaangenaam! Hoestend en proestend, tot tegen het kokhalzen aan, probeer ik zoveel mogelijk zuurstof uit de giftige lucht te filteren. Achter ons, hoog boven ons, zien we de vele kleine digitale camera’s flitsen van de mensen die wel de 150.000 Rupiah per persoon hebben betaald.
Gisteren na het avondeten kwamen de gidsen in het restaurant langs om deze excursie aan te bieden. Met een 4x4 naar een hoger gelegen uitzichtpunt om daar de zon te zien opkomen. Vertrek rond vier uur in de ochtend! Na een kort overleg hadden we besloten om het niet te doen. Het fikse bedrag staat volgens ons in geen enkele verhouding tot wat we ervoor terug krijgen! En dan ook nog bijboeken om op de rug van een paard naar de rand van de Bromo te klimmen. Vanzelfsprekend tegen een extra vergoeding.
Omgerekend naar de sterke Euro is het misschien niet ècht veel geld maar het bedrag is wel gelijk aan een overnachting in het Cemara Indah Hotel. We kunnen er ook geen van beiden de extra waarde van in zien om met een enorme groep toeristen een paar honderd meter hoger te gaan staan om de zon te zien opkomen en daarna samen met dezelfde grote groep de Gunung Bromo te beklimmen. Dan hebben we liever dat “alleen op de wereld” gevoel.
Met brandende ogen en nog steeds licht hoestend slenteren we terug naar het hotel om te zien of we het afgesproken ontbijt kunnen nuttigen. Gelukkig voor ons heeft de kok zijn woord gehouden, voor het slapen gaan had ik hem verteld dat wij al ongewoonlijk vroeg zouden komen ontbijten. Hij keek ons heel vreemd aan! Hij moet toch ook al het een en ander hebben meegemaakt. Maar hij stemde er toch mee in en beloofde vroeger dan normaal in de keuken aanwezig te zijn. Zo zitten wij om iets voor half zeven met zijn tweeën in het grote koude en nog lege restaurant aan de bananenpannenkoeken met sterke kokendhete Javaanse koffie.
Mijn lichaam schreeuwt na de vroege ochtendwandeling om brandstof. Nadat ik de restjes van Tett zijn overgebleven bananenpannenkoek heb weggewerkt bestel ik er nog maar ééntje extra. Tettje kijkt me zwijgend en vol verbazing aan. Hij is wel gewend dat ik van eten hou maar hij heeft me nog nooit ‘s morgens vroeg zo zien schransen. Even volstouwen! Brandstof bunkeren! Want het kan vandaag wel eens een hele lange dag worden.
Vanuit het restaurant kunnen we zien hoe een afgebakend stuk grond aan de voet van de trappen naar de krater in een grote parkeerplaats veranderd. Dat is de groep die net van de berg is gekomen en nu met zijn allen naar de rand van de active Gunung Bromo gaan. Phil voegt zich bij ons en heeft volgens zijn zeggen wel redelijk geslapen. We halen onze wenkbrauwen op en nemen nog een slok van de heerlijke sterke koffie.
Nog voordat wijzelf op pad gaan komen de eerste bezoekers terug in het restaurant van het hotel. Voor hen zit het er op en voor ons gaat het nu pas beginnen. Deze mensen gaan ontbijten, hun bagage pakken en vertrekken rond negen uur. Ik zet er hardop een vraagteken bij. Is dit de juiste manier om de schoonheid van de Gunung Bromo te ervaren? ‘s morgens heel vroeg opstaan om de zon te zien opkomen, een bliksembezoek aan de rand van de krater, een ontbijt en dan slapen in de minibus op weg naar Probolinggo?
Terwijl Phil van zijn ontbijt geniet zoeken wij de buitenlucht weer op. De zon en de wind hebben de zwavelwolk opgelost en weggewaaid, een waterig zonnetje probeert door de sluierbewolking te prikken. Het wordt een mooie dag vandaag, dat is het enige dat op dit moment zeker is. Phil passeert ons om zijn spullen voor de tocht naar de krater op te halen en om iets na acht uur laten we het volle restaurant achter ons.
Vanochtend gaan we met, een hopelijk heel kleine toeristenstroom, richting de rand van de actieve krater. Het uitzicht is onbeschrijfelijk mooi en het beeld van een paar actieve vulkanen achter elkaar zal ik niet snel vergeten. Met de windvanger aan en de broekspijpen aangeritst dalen we langs de steile wand af naar de zandvlakte op de bodem van de oude krater. In deze krater zijn er in de loop van de tijd enkele nieuwe vulkanen ontstaan waaronder de Gunung Bromo, de enige die nog actief is. Het hoogteverschil is groter dan verwacht en het mulle donkergrijze zand maakt de afdaling een hachelijke onderneming. Met elke stap is het weer met de armen wijd gespreid balanceren terwijl een van je ogen steeds waakzaam die diepe afgrond in de gaten houdt. Waar zijn we aan begonnen? Denk ik voor een moment. Maar met Phil en Tettje voor me laat ik niets van mijn onzekerheid merken.
Onderaan de steile wand aangekomen kijk ik omhoog om me te realiseren dat het haast onmogelijk is om de hoogte te schatten. 200 meter? 300 meter? Ik probeer in mijn gedachten Bommelse torens op elkaar te stapelen, zonder succes. Ik weet het niet! Wat ik wel weet is dat het vanaf de bodem van de krater omhoog veel hoger lijkt dan van de rand naar beneden. En we moeten straks toch echt weer omhoog!
Met zijn drieën maken we een strijdplan hoe we het beste naar de vulkaan kunnen lopen. We vinden enkele goede vaste oriëntatie punten zodat we in een bijna rechte lijn de enorme vlakte kunnen oversteken. Via een groep bomen aan de linkerkant van de vallei, vanwaar we waarschijnlijk een goede hoek hebben om foto’s van de vulkaan te maken, zullen we recht op de Hindoe tempel aflopen. Op de GPS is het maar een kleine drie kilometer maar hier in het mulle donkere zand lijkt het veel verder.
Phil is een goede reisgenoot en pratend over de verschillende bestemmingen die we hebben bezocht struinen we met zijn drieën over de verlaten zandvlakte. Het heeft iets surrealistisch als uit een science fiction cultfilm. “Mad Max” en “The Planet of the Apes” schieten door mijn hoofd. Het lijkt zelfs een beetje op een scène uit de klassieke “Star Trek” serie, uit de jaren zestig, zoals we met zijn drieën door het mulle zand ploegen. Met als doel een tempel, van een onbekende beschaving, op een verre planeet.
‘It’s life Jim, but not as we know it’, hoor ik Spock achter me zeggen.
Het is echt een maanlandschap waardoor we ons verplaatsen en het is heel moeilijk om afstanden in te schatten. De bodem van de krater heeft meer hoogteverschillen dan we vanaf boven hadden kunnen bedenken. In de dalen verliezen we soms de groep bomen uit het oog. Het maakt eigenlijk weinig uit want we kunnen altijd de spitsen van de gebouwen van de tempel boven de zandheuvels zien. Op weg naar de tempel passeren we enkele kleine heiligdommen die naast of om enorme brokken uitgespuwde lava zijn gebouwd.
Na een stevig inspannende wandeling arriveren we eindelijk bij de “Pura Luhur Poten”, de hindoe tempel naast de Gunung Bromo. Het wordt tijd om te rusten en wat te drinken! Later, wanneer ik dit verhaal zit te schrijven vraag ik me af waarom alleen de Gunung Bromo een naam heeft. De kegel van de uitgedoofde vulkaan direct naast de Bromo is zeker zo indrukwekkend! Toch heb ik geen naam voor deze vulkaan op het internet kunnen ontdekken.
Onderaan de krater, aan het begin van het voetpad naar de top, is er natuurlijk weer de bekende derde wereld braderie opgebouwd met mensen die van alles, wat je echt niet kan gebruiken, verkopen. Maar het zijn toch vooral flesjes frisdrank voor de dorstige toeristen en kleine boeketten droogbloemen, om te offeren aan de goden die diep in de aarde wonen en via de krater ons soms komen bezoeken, die gretig aftrek vinden. Wij zijn hoofdzakelijk geïnteresseerd in de flessen water en frisdrank die de opkomende dorst zullen lessen. We worden omsingeld door, in kleurige gewaden gestoken, verkopers die alles aanbieden waar een vermoeide of nieuwsgierige toerist misschien interesse in zou kunnen hebben. Ik kom ogen en oren te kort maar laat het ook maar over me heen komen.
Totdat er een van de verkopers aan me begint te trekken! Na een eerste voorzichtige hand op mijn arm die me probeert een stukje om te draaien om zo mijn aandacht op hem te vestigen komen de handen steeds sneller. Ik voel me als een speelbal op een stroomversnelling! Nog voordat ik duizelig wordt van al dat getrek en gedraai slaak ik een oerkreet die de grip van de, nu haast agressieve verkopers, voor een moment laat verslappen. Afwachtend en verrast kijken ze me aan. Met de blik als van een roofdier op zoek naar een prooi gaan mijn ogen langs de groep verkopers. De verlossing duurt niet lang! De drang om je iets aan te smeren is groter dan de angst voor de blanke met de grote hoed. Deze verkopers zijn gepokt en gemazeld en gebruiken nu het allerlaatste midden om aan ons geld te komen. “Het gevoel van de verlossing!” Ze weten nu dat medelijden bij ons niet werkt dus wordt er zwaarder geschut in stelling gebracht.
Ik voel dat ze ons niet laten gaan voordat we wat hebben gekocht. Toch laten we ons niet intimideren! We worstelen ons door de groep naar de buitenkant van de ring die ons omsluit. Eindelijk geven ze het op en zijn we verlost van deze plaag. Een eindje verderop heeft een groep Javanen, met de paarden om je naar de rand van de vulkaan te brengen, het hele spektakel met interesse gevolgd. Langzaam, maar zelfverzekerd, lopen we op de groep gidsen met de paarden af. Er is wel een voorzichtige vraag of we misschien op een paard naar de rand willen maar daar blijft het bij. Het heeft alle schijn dat ze uit ons eerdere optreden hebben opgemaakt dat we geen interesse hebben in deze kermis en dat we hier zijn om de Gunung Bromo op onze eigen manier te ervaren. Ik lach ze vriendelijk toe en breng mijn hand, als teken van groet, naar de brede rand van mijn hoed.
Langzaam lopen over de harde vulkaanas naar het begin van de trap die naar de rand van de krater ging.
“285 treden omhoog”, meld Tettje.
Zonder een woord te wisselen beginnen we aan de beklimming terwijl er slechts een handjevol mensen op dit vroege tijdstip bezig zijn met de afdaling. Normaal loop ik de 271 treden van de Batu Caves in Kuala Lumpur in een ruk naar boven maar hier speelt de hoogte van ruim 2000 meter mij duidelijk parten. Natuurlijk is Phil met zijn eenentwintig jaar oud de snelste, zelf ben ik als tweede op de top en Tettje volgt ons in zijn eigen tempo. We worden boven aan de top van de trap ontvangen door een lelijk, met graffiti beklad, betonnen hek. Dom! Hoe kan men zo’n mooie plaats met zo’n ondoordacht idee verpesten?
De krater van de Gunung Bromo is van dichtbij minder indrukwekkend als van een afstand. Een vreemd gevoel van lichte teleurstelling overvalt me terwijl ik in de krater naar enkele mensen kijk die de in de krater geworpen boeketten droogbloemen verzamelen. Met gevaar voor eigen leven veronderstel ik! Een wolk van giftig gas uit de diepten van de aarde en je bent op weg naar de goden in de hemel! Toch blijft de beleving van de Gunung Bromo minder dan ik had verwacht. Het beeld van het overzicht van de vulkanen is mooier dan de details.
Vanzelfsprekend overwegen we om een rondje over de rand van de krater te lopen maar de zwaveldampen en het slechte zicht belemmerden ons zo dat we maar, tot grote opluchting voor Tettje, voor een wandeling over de zandvlakte kiezen. Het is nog geen tien uur! De minibusjes naar Probolinggo zijn allemaal vertrokken dus we moeten de dag hier volmaken.
Onderaan de vulkaankegel nemen we de moeilijkste weg naar het oosten om met een omtrekkende beweging richting de vallei te lopen. Het is een vreemde plaats. De ondergrond klinkt hol en het lijkt dat je elk moment door de harde toplaag heen kan zakken. Af en toe raap ik een steen op om te kijken hoe die is gevormd. Je kan duidelijk aan de ruwe vorm zien dat ze gloeiend heet zijn uitgespuwd door een vulkaan en tijdens de vlucht zijn afgekoeld en gestold, ze hebben de meest vreemde vormen. Sommige stenen zijn zelfs zo groot als een koelkast!
Nadat ik een paar stenen heb opgepakt en laten vallen gooi ik er één zo groot als een tennisbal, uit pure verveling, voor mij uit. Wanneer de steen, na een paar gestuiterd te hebben, tot stilstand is gekomen, kijken wij elkaar verbaasd aan. We bukken alle drie tegelijk, rapen een steen op en gooien die voor ons uit. Het geluid lijkt op een steen die op een stalen dek van een schip word gegooid of het zingen van een ijslaag op een vijver waar een steen overheen stuitert. Vreemd? Daar staan we dan met zijn drieën in het midden van een verlaten vulkanische zandvlakte en maken een paar minuten buitenaardse muziek.
De zon staat nu hoog aan de hemel en het is nog steeds te vroeg om terug te keren. Phil komt met het idee om de bergrug achter de Gunung Bromo te beklimmen. Misschien hebben we daar een beter uitzicht op de hyperactieve Gunung Semeru en kunnen we daar mooie foto’s maken. Klinkt niet slecht. En een beetje avontuur kan geen kwaad. Helaas kiezen we de verkeerde weg omhoog en word onze weg versperd door hoge en zeer scherpe graspollen. Tettje is wel een beetje blij dat het niet doorgaat. Hij zou het wel kunnen maar heeft nog te weinig zelfvertrouwen om zo’n onderneming te starten.
We kijken eens goed om ons heen naar andere mogelijkheden die we hebben. Er staan na een kort beraad maar drie opties open! Dezelfde weg terug, een onduidelijk zigzag pad over de kale vlakte, en een langzaam oplopend pad aan de meest oostelijke kant van de oude krater. Het wordt de laatste. Tettje is nu moe en begint zwaarder en moeilijker te lopen. Zijn snelheid gaat omhoog en dat is juist fout! Een instinct diep in de mens zegt dat je zo snel mogelijk bij je doel moet aankomen terwijl je rustig en in een gelijkmatig tempo naar je doel moet gaan.
‘Rustig aan Tettje’, roep ik hem na terwijl hij voor ons uit richting het langzaam oplopend pad aan de horizon loopt.
Tijdens de klim moeten we een paar keer rusten omdat Tettje nu ècht aan het einde van zijn krachten komt. Het afdalen naar de “Sea of Sand” was al zwaar maar de beklimming over de paden, van soms gladde vulkanische grond en dan weer los zand, is ook niet gemakkelijk. In zo’n geval weet je dat klagen niet helpt en dat je gewoon de marteling moet ondergaan. Zelfkastijding met als beloning het gevoel van euforie. De rand van de oude krater is het doel en daar moeten we naar toe! De periodes dat we bewegen worden korter en de periodes van rust steeds langer.
Elke keer wanneer we weer opstaan en beginnen met het klimmen voel ik me slechter. Zodra het ritme van de kleine stappen omhoog mijn knie en heupgewrichten weer hebben gesmeerd, en mijn geest zich weer heeft ingesteld op de zware beklimming hoor ik achter me roepen: ‘Vijf minuten rust?’
Ik laat me dan weer op de helling zakken en voel nog een keer aan mijn lege drinkfles. Demonstratief hou ik voor mezelf, zoals het beeld in een film van een verdwaalde man in een woestijn, mijn drinkfles op de kop. Een verdwaalde druppel vormt zich, als een glanzende edelsteen, aan de rand van het mondstuk. Het moet nu niet te lang meer duren want we hebben vocht nodig ondanks dat het hier boven de tweeduizend meter niet zo warm is.
Boven aan de rand van de krater staat hem een nog onaangenamere verrassing te wachten. In plaats van de door ons verwachtte verharde weg loopt het pad de bergrug op en verdwijnt uit het zicht. We kijken elkaar verbaasd aan. Ik kan ook geen antwoord geven op de vraag waar het pad naar toe loopt. Tettje zit er nu doorheen en het is duidelijk dat we hem het laatste stukje goed moeten coachen. We gaan in een slakkengang verder zodat we niet meer hoeven te rusten nu we zo dicht bij ons doel zijn.
Bij een onverwachte splitsing van het pad gaan Phil en ik ieder een andere richting op. Met korte kreten houden we elkaar in de gaten en proberen zo de gemakkelijkste weg voor Tettje te vinden. Het blijkt niet nodig te zijn geweest wanneer Tett achter me en Phil voor me opduiken. Het pad wordt beter begaanbaar, in de verte kunnen we Cemoro Lawang weer zien liggen en Tettje is zeer opgelucht dat we er bijna zijn.
We zijn niet onopgemerkt gebleven want een Javaan met een paard heeft ons al van verre zien aankomen. Waarschijnlijk heeft hij ons, vanaf de rug van zijn paard, over de zandvlakte gevolgd en geduldig afgewacht waar en wanneer we boven aan de rand van de krater zouden verschijnen. Tettje is het glunderende meest vermoeide slachtoffer en voor 50.000 Rupiah hoeft hij niet meer te lopen. Nu is Tettje zijn eer belangrijker dan de vermoeidheid, ook het verlaagde bod van 30.000 Rupiah blijft voor de vermoeide wandelaar onaanvaardbaar. Met de stallen in zicht geven we niet meer op.
Het is net na twee uur wanneer we op het terras naast het hotel neerstrijken, erg moe maar voldaan. Onze dag en ontmoeting met de Gunung Bromo zit er op. Voordat de minibusjes met de nieuwe toeristen verschijnen gaan we snel op zoek naar warm water om te douchen en ons op te frissen. Het is ook nog te vroeg voor een koud biertje!
Dat warme water kunnen we wel vergeten. De kamer mag dan zijn verhuurd met warm water maar waarschijnlijk alleen maar op papier. Ook deze middag blijft het water na tien minuten koud, ijskoud. Zodra we op de bedden liggen vallen onze ogen dicht en we genieten van een korte maar welverdiende rust.
Onder het genot van een Javaanse Koffie bespreken Tettje en ik het vervolg van onze reis. We hebben wel een ruim plan maar daar kunnen we elk gewenst moment van afwijken. Als verrassende wending komen we overeen om morgen voor een dag of twee naar Bali te gaan. We zijn er tenslotte nu zo dichtbij!
Na het saaie avondeten zoeken we meteen onze bedden op. De opwinding die zich gisteren na aankomst van ons meester had gemaakt is helemaal verdwenen. Een nieuwe groep toeristen boekt de excursie met de 4x4 naar de hoger gelegen berg om de zon te zien opkomen. We hebben hier weinig meer te doen en Phil ligt ook al op een oor. We kunnen terugkijken op een schitterende dag en iedereen aanraden om de Gunung Bromo te bezoeken, wanneer die niet is afgesloten wegens vulkanische activiteit! Morgen gaan we dus verder op weg naar Bali.