Malang (Surya Hotel)
Een combinatie van een gebrek aan bezienswaardigheden en het toch nog iets langer willen blijven in het aangename Malang maakte dat we in één dag een rondgang langs vier monumenten van de Singosari Dynastie zouden maken. Wat moet je je hierbij voorstellen? Het zijn vier relatief kleine monumenten uit de 13e eeuw die redelijk goed bewaard zijn gebleven en voor de tweede wereldoorlog zijn gerestaureerd met de steun van de Nederlandse regering. Ze liggen alle vier in een kring rond Malang en zijn met het openbaar vervoer redelijk gemakkelijk te bereiken.
Binnen een minuut zaten we in een microlet op weg naar de busterminal van Arjosari. We zouden hier vandaag nog wel een paar keer langskomen omdat de busterminal het hart van het spinnenweb is voor het microlet vervoer in en rond Malang. Zo moeizaam als het bij de aankomst in Malang ging zo gemakkelijk ging het nu. Echt! Binnen vijf minuten zaten we in een microlet naar een dorp genaamd naar het oude koningrijk Singosari. De chauffeur vroeg geen vreemde bedragen en deed net of we gewone passagiers waren. Voor een moment dacht ik dat het mis zou gaan toen hij ons vroeg of we naar Candi Sumberawan gingen. Ik knikte bevestigend en de chauffeur beantwoordde dit met de opmerking.
“I take you for 50.000 Rupiah”, een glimlach op zijn mond alsof hij net het wiel had uitgevonden.
“No thank you”, reageerde ik en hij knikte en stribbelde niet eens tegen.
Eerlijk als hij was zette hij ons netjes af op de hoek bij de ojeks (brommertaxi’s) en bedankte ons voor de 10.000 Rupiah. De chauffeurs van de ojeks sprongen op en hun ogen gingen nog verder open bij het zien van het briefje van 10.000 Rupiah dat ik aan de chauffeur overhandigde. Ze wilden dus 10.000 Rupiah voor een ieder van ons. Ik lachte hardop en het duurde niet lang voordat hetzelfde bedrag voor beiden van ons accepteerde.
In de verte doemde een vulkaan op en we reden over het echte platteland van Indonesië. Links en rechts rijstvelden afgewisseld met rietsuiker en maïs. In het midden van al dat niets stopten de brommers en de berijders wezen ons op een pad langs een klein irrigatiekanaal. Even verderop zagen we ook het bord “Candi Sumberawan”. Het kanaal was een waterweg vol met leven, er werd door kinderen in gezwommen terwijl de moeder rustig op een van de zon beschutte plaats de was deed. Een oude man repareerde een bamboe loopbrug en een boer schepte water in zijn emmer om zijn groenten mee te bewateren. Om een hoek net achter een klein bos beschermd door een hek met prikkeldraad stond de kleine stupa. Na alles wat ik al heb gezien was het niet de meest indrukwekkende maar het avontuur van de weg er naar toe en de omgeving maakte hem de moeite waard.
Het was maar zes kilometer lopen naar de volgende tempel in Singosari zelf en natuurlijk gingen we die zes kilometer lopen. En het was een interessante weg! Het eerste wat onze aandacht greep was het hoge gezang van een zaagmachine en een verzameling van houten zolen, eh schoenen. Hoe je het ook bekijkt de hoofdonderdelen van vrouwenschoenen die voor het grootste gedeelte uit hout bestaan. Het hele dorp maakt deze schoenen in gedeelten. Zolen, hakken, rubberen zool en leren bovenstuk worden in dit dorp samengevoegd tot het kant en klare product. Een kilometer of twee voor onze bestemming kregen we gezelschap van de dorpsgek die in zijn vuile en afgedragen kleding een paar meter al hardop pratend achter ons bleef lopen. Wat we ook deden we konden niet van hem af komen en hij bleef ons maar volgen. We hadden geen last van hem totdat we bij de Candi Singosari arriveerde. De dorpsgek had een aangeboren talent om op de verkeerde plaats te gaan staan en zo elke keer mijn foto te vervuilen met zijn beeltenis. Toen we ons opsplitsten en ieder aan een zijde van de weg foto’s maakten raakte hij verward. Maar dat was van korte duur want bij de hoofdtempel was hij weer van de partij.
Op weg naar de busterminal van Malang waren we hem toch kwijt en opgelucht genoten we van een koud colaatje voor de deur van een supermarkt. Uit het niets dook hij weer op en zag ons zitten aan de overkant van de drukke autoweg. Terwijl hij het juiste moment zocht om over te steken stapten wij in de eerste microlet die voorbij kwam. Toen ik voor de laatste keer omkeek zag ik hem om zich heen kijkend in het midden van de autoweg staan, hij keek verbaasd in de richting waar wij een minuut geleden nog hadden gezeten. Wij waren in (diesel)rook opgegaan!
Geluk was aan onze kant vandaag en binnen twee minuten in de Arjosari busterminal zaten we nu in een spierwitte microlet op weg naar Tumpang. Tijdschema’s worden gemaakt om in ieder geval te proberen om alles wat er op de lijst staat te zien binnen een dag. Het is heerlijk om op tijd in en uit bussen te springen en hier en daar nog wat tijd over te houden om wat te eten en te drinken. Meestal bleef het wel bij drinken want het eten langs de weg zag er of niet goed uit, of was er helemaal niet te vinden. De dagen op Coca cola en wat kroepoek zijn dan ook talrijk.
Onderweg naar Tumpang vulde de kleine minibus zich tot de nok met een groep vrouwen die net klaar waren met hun werk en met hun kleine pakketjes Nasi Pecel in de hand zich in de bus wurmde. Het duurde niet erg lang of de twee witgezichten waren het middelpunt van de spot.
“What your name, misterrrr?”, klonk het in koor.
En wij antwoorden op onze beurt, “Johnnie and Retteketett”.
Een bulderende lach ging door de bus en de eerste pogingen om Retteketett uit te spreken werden ondernomen. Bij het uitstappen van andere passagiers namen we nog een andere gekheid op in de vorm van Baai baai, zwaai zwaai. De kinderen en ouderen stonden ons elke keer na te zwaaien als wij weer met de bus in de verte verdwenen. Het duurde niet lang of de twee werden samengevoegd en de hele minibus oefende in koor.
“Baai Baai, zwaai zwaai, retteketett”, gevolgd door een lang lachen van de passagiers.
Toen de laatste vrouw de bus verliet klonk het ook voor het laatst. Wij moesten er zelf ook erg om lachen. Het duurde niet lang en we stonden in het centrum van Tumpang en konden het kleine stukje lopen naar de Candi Jago. Het was een monument opgericht voor een bezoek van een koning, een beetje meer van hetzelfde om eerlijk te zijn en behalve een erotische afbeelding konden we weinig nieuws ontdekken in deze hoop stenen. De tempel is niet al te best bewaard gebleven en aan de verschillende bouwstenen te zien lag niet alles op de juiste plaats. Vanaf een afstand leek het in ieder geval op een oud monument.
De laatste van het kwartet, de Candi Kidal, was een tegenvaller en we hadden ook een beetje pech. Het was goed om te zien dat er in ieder geval iets gedaan wordt aan “conservasie” en dat je donaties worden gebruikt om de tempels in stand te houden. Ze waren net bezig de bamboesteiger aan het afbreken en als we een dag of twee later waren gekomen hadden we het grafmonument van Koning Anusapati in volle glorie kunnen aanschouwen.
Nu gingen we onverrichter zaken weer terug op weg naar Malang en het geluk bleef ons bij tot aan het hotel. Hier wachtte ons een onaangename verrassing! Het hotel was volgeboekt voor morgen dus we moesten verkassen. Natuurlijk was ik erg verbaasd want ik had duidelijk vermeld dat we vier nachten zouden blijven en ik had voor twee nachten betaald. Het jaknikken van de receptionist betekende echter “ik begrijp er geen moer van!” en zo waren wij dus maar voor twee nachten ingeschreven. Ontmoedigd probeerde ik nog het één en ander te redden en gelukkig begreep de nieuwe receptioniste de engelse taal wat beter. We konden blijven maar dan moesten we morgen naar een andere kamer verhuizen. Die kamer was € 1,50 per nacht duurder. Natuurlijk was dat geen probleem en het leek dat het probleem voorgoed uit de wereld was.
Eten en drinken bij Toko Oen stond op het avondprogramma. Gisterenavond hadden we kort gesproken met een echtpaar uit Indonesië dat heel lang in Nederland had gewoond. Vanavond waren wij aangeschoven en hadden een fijn gesprek met Rob en Olga gehad. Een paar biertjes en een goed gesprek en de avond is zo aan een einde, zeker in Toko Oen dat om half tien de gordijnen sluit. Er was weer een mooie dag ten einde in de Republiek van Indonesië en we wisten diep in ons hart dat er nog veel mooie dagen zouden volgen.