Solo, 24/05/2008
Na de plotseling ingelaste rustdag van gisteren zou het vandaag een dag van een uiterste inspanning worden. Een flinke wandeling door de bergen tussen twee tempels stond op het programma. Om zo vroeg mogelijk te kunnen starten hadden we voor de duurdere optie in de vorm van een taxi gekozen in plaats van het bekende openbaar vervoer. Geen gezoek en geen wachttijden, en voor de negen Euro was het ook nog betaalbaar.
Iets voor zeven uur stapten we het restaurant van het hotel binnen voor het bekende ontbijt. Een gebakken eitje en een paar sneetjes toast aangevuld met vers fruit en een kopje koffie. De zon stond al aan de hemel, omringt door een mistige ring van de luchtvervuiling, toen we naar buiten stapte. De taxichauffeur kwam meteen aangerend en we waren onderweg voordat we het zelf in de gaten hadden. De moordend drukke ochtendspits slokte ons in zich op en we gingen richting het oosten. Hier onder de evenaar heb ik vaak problemen met het oriënteren. Noord, zuid, oost en west worden regelmatig omgewisseld en een snelle blik op mijn GPS is dan een uitkomst. Het verkeer werd dunner en halverwege de ongeveer veertig kilometer zaten we op een lege landweg. De chauffeur lachte onafgebroken en hij was duidelijk in zijn sas. Het was erg plotseling toen hij een briefje onder mijn neus schoof. In het engels stonden er instructies voor ons en prijzen opgeschreven.
Enkele reis naar de Candi Sukuh = 150.000 Rupiah
2 ½ uur wachten en retour = 250.000 Rupiah
4 uur wachten = 300.000 Rupiah
Extra naar Candi Ceto = 100.000 Rupiah
Retour vanaf Candi Ceto = 400.000 Rupiah
4 uur wachten = 500.000 Rupiah
Ik gaf hem het briefje onmiddellijk terug en hij was erg verbaasd dat ik niet op zijn aanbiedingen in ging.
Het duurde niet lang of hij begon verbaal in zijn slechte engels, “I wait, you come back 80.000”.
“No thank you, we walk”, antwoordde ik beleefd.
Meer geconcentreerd op het gebroken engels voor zijn gesprek met mij dan op de weg herhaalde hij zijn taaloefening twee keer. Steeds met hetzelfde resultaat.
Bij de Candi Sukuh aangekomen betaalde ik de chauffeur de afgesproken 130.000 Rupiah en stapte uit. De rust van de omgeing en de koele berglucht deed ons goed. De kassa was nog gesloten omdat ze waarschijnlijk niet gewend waren aan vroege gasten als ons. Zonder een moment te aarzelen stapten we, met de taxichauffeur in onze kielzog, het tempelterrein op. Hij had zijn aanbieding verlaagd naar 70.000 en wist nu haast zeker dat we wel zouden toehappen. Helaas voor hem bleef het bij een Nee en verbaasd en teleurgesteld slenterde hij terug naar de taxi.
Ondertussen was de kaartverkoper ook op zijn werk verschenen en samen met de taxichauffeur hadden ze nu de achtervolging ingezet. Om de beurt schreeuwend om toegang te betalen en een beter aanbod van 60.000 liepen ze achter mij aan. Een klein beetje onvriendelijk schudde ik ze beide af en Tett en ik waren weer samen op deze magische plaats. De tempel heeft iets van Inca invloeden en is duidelijk anders dan dat we tot nu toe hebben gezien. Omringd door volksverhalen en legenden, al dan niet verzonnen voor de toeristen, lag deze tempel eenzaam aan de voet van de Gunung Lawu.
Mijn Nikon L12 camera begon kuren te vertonen en ik wist niet goed wat er mis mee was. Het was bijna niet meer mogelijk om scherp te stellen. Na afloop van de bezichtiging kocht ik twee toegangsbewijzen en wie stond daar naast het hokje nog op ons te wachten? Inderdaad, de taxichauffeur!
Gereed met zijn laatste aanbod hakkelde hij, “50.000 and I wait for you all day”.
Het was gewoon moeilijk om hem aan zijn verstand te brengen dat wij de weg tussen de twee tempels wilden lopen. Waarom zou je gaan lopen als er een taxi klaarstond? Het paste nu eenmaal niet in de logica die deze mensen hanteren.
Met meteen een flinke pas er in gingen we op weg naar de Candi Ceto, de tweede en tevens de laatste tempel van vandaag. Het eerste gedeelte was Tettje zijn favoriete discipline, namelijk bergafwaarts. Zelf heb ik een hekel aan afdalen omdat het zwaar op mijn remspieren en knieën weegt. Tett liep voorop omdat ik dan niet dat gevoel heb dat ik hem achter me aan moet slepen. Op elke hoek stonden de Ojeks (brommertaxi) even verbaasd als de taxichauffeur eerder op de dag naar ons te kijken alsof we een paar gekken waren die uit een inrichting zijn losgebroken. Tussen kleine huisjes met zwaaiende kinderen en bewoners, rijstvelden en theeplantages klommen we langzaam maar zeker naar grotere hoogtes. Tett was eerste die de tol moest betalen voor zijn sprinten. Hij loopt namelijk veel te hard en hanteert daardoor het snel lopen-rust-snel lopen-rust systeem, zelf probeer ik een langzamer maar zonder rusten schema aan te houden. In een bocht, net voor een flinke beklimming, gaf Tett toe aan zijn benen en meldde me dat hij “er even vijf nodig had”.
“OK, ik zie je boven wel”, riep ik hem na en begon aan de beklimming.
Mijn snelheid was goed en ik zou een poging wagen om de 12 kilometer door het berglandschap zonder één keer te stoppen te voltooien. Ik kon hem wel alleen laten want de weg naar de Candi Ceto stond goed aangegeven en hij zou zeker niet verdwalen. Eenmaal alleen was het toch anders om naar boven te lopen. Ik schakelde al mijn gevoelens/emoties uit en was alleen met de bergen en mijn gedachten. Ik vroeg me af of Tett het alleen zou halen. De vermoeidheid sloeg ook bij mij toe en ik had suiker, in de vorm van Mizone limonade, nodig als brandstof om naar de top te komen.
Bij elke bocht keek ik over mijn schouder naar beneden naar de weg waar ik even te voren zelf had gelopen. Misschien kon ik een glimp van Tett zijn vuurrode shirt opvangen? Tett heb ik niet meer gezien tijdens mijn weg naar boven en elke keer als ik een brommer achter me hoorde opkomen dan was ik er op voorbereid om een lachende en zwaaiende Tettje van Malsen achterop te zien zitten. Met de wetenschap dat de tempel om de bocht van de bergweg zou liggen schraapte ik mijn laatste krachten bij elkaar om de laatste steile beklimming te voltooien. Althans, dat dacht ik. Ruim honderd meter hoger dan voorheen liep ik langzaam de bocht om met de hoop om daar de Candi Ceto aan te treffen. Wat ik aantrof was de zwaarste beklimming van het hele traject, ik moest nog zeker 250 meter klimmen op een afstand van +/- 600 meter. Na een paar keer diep te hebben ademgehaald begon ik aan de laatste meters.
Moe en voldaan viel ik neer op de treden voor de kassa van de Candi Ceto. De plaatselijke Bakso verkoper had meteen een nieuwe klant en ik liet me de bamisoep goed smaken terwijl ik naar het begin van de beklimming keek. Waar was Tett? Nu moesten er plannen worden gemaakt. Hoe lang zou ik wachten op Tett? Zou Tett een brommer nemen of zou hij ergens langs de weg op me blijven wachten? Ik wist het niet en nadat ikzelf de tempel had bezocht zou ik er wel nog eens even diep over nadenken.
Nog voordat ik halverwege de trappen was die naar de tempel leiden keek ik over mijn schouder in de diepte. Ik kon mijn ogen niet geloven! Daar liep Tett zwaaiend en om de paar meter rustend de berg op.
Tett klom omhoog en ik daalde naar beneden totdat we elkaar begroette voor de kassa. Tett kreeg ook een kom Bakso onder zijn neus gedrukt en zwijgend lepelde hij het warme vocht met de bami naar binnen. Met een triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht keek hij naar beneden, hij had het tenslotte gehaald.
De tempel was precies zoals in de Lonely Planet beschreven. Magisch, vreemd en erg rustig omdat niet erg veel toeristen het tot deze plaats brengen. Het was het echte “Star Trek” gevoel. Langzaam slenterden we over het tempelterrein, links en rechts foto’s makend, om een beetje te rusten en energie bij elkaar te schrapen voor de afdaling die nog voor ons lag.
Voordat we in de bus terug naar Solo sprongen stond de kilometerteller op 19,1 kilometer met een hoogteverschil van ruim 700 meter. We waren trots dat we deze onvergetelijke wandeling tot een goed einde hadden gebracht.
Na een overvloedige maaltijd in het Ios restaurant gingen we vroeg naar bed. Morgen staan weer vroeg en gaan op pad naar de tempels van Prambanan.