Blitar, 20/05/2008
Voor een hotel van deze klasse en prijs zou je toch wat meer van het ontbijt verwachten! Drie geroosterde boterhammen in puntjes gesneden met een schaaltje Javaanse zoetheden die niet onderdeden voor de bekende jam en een kopje Javaanse koffie.
Het was een geluk bij een ongeluk. Het praalgraf van Soekarno lag precies in de richting van de tempels die we vandaag wilden gaan bezoeken. Voordat we echter die kant op zouden gaan moesten we ons eerst nog even in het wespennest dat Station heet begeven. Het was belangrijk dat we de juiste informatie hadden om verder te gaan. Werd het de trein of de bus? Onze bestemming was overnacht alweer veranderd en we zouden nu naar Solo (Surakarta) gaan. We zijn immers op de helft en er zijn nog twee hoogtepunten die we zeker niet willen missen. Een andere zaak is dat we die twee attracties door de weeks willen zien. Indonesiërs reizen zelf namelijk ook veel in het weekend en daarom is het aan te raden om in de weekenden niet teveel te verplaatsen, veel van de goedkopere hotels zijn dan namelijk volledig volgeboekt.
De trein de we in gedachte hadden was de Matar Maja maar die was geen optie. Één trein per dag, deze vertrekt uit Blitar om half vier en rijd rond middernacht het station van Solo binnen. Met de LP in de hand zocht ik naar alternatieven en kwam zo op een lokale trein naar Kertosono. Bij navraag bleek er één om 09:20 te vertrekken wat een ideale tijd is voor ons. Met een beetje geluk krijgen we binnen twee uur een aansluiting naar Solo.
Dat was dus de eerste opdracht en met de gratis kaart van het hotel gingen we op pad naar het praalgraaf van Ir. Soekarno, ook wel de vader van Indonesië genoemd. Het is niet altijd zo geweest. Na zijn overlijden in 1970 werd hij naast zijn moeder in Blitar begraven. Dit in opdracht van de regering die het graf zo ver mogelijk van Jakarta wilde hebben om te voorkomen dat zijn graf zou uitgroeien tot een bedevaartoord voor zijn aanhangers. Zelfs zijn vader werd elders in Indonesië opgegraven en de stoffelijke resten bij zijn vrouw en zoon herbegraven. In 1978 werd Ir. Soekarno echter in ere hersteld en zijn inspanningen en goede daden voor Indonesië erkend. De regering kon het hele circus niet opnieuw opgraven en verplaatsen, daarom werd er een monumentaal grafmonument wat meer dan een miljoen Amerikaanse Dollars heeft gekost om en over de drie graven heen gebouwd.
Bij aankomst was het een drukte van jewelste. Dit had ik zeker niet verwacht op een dinsdag! De weg langs het graf is afgezet en je kan er alleen te voet of per fietstaxi komen. Er waren geen soldaten of politie op de been dus de reden zal waarschijnlijk niet in de politieke sfeer liggen. Langzaam met de stroom meelopend kwamen we bij de ingang waar oude vrouwtjes zakjes bloemen verkochten die je over de graven kon verdelen. Grijs, alle kleuren grijs, zo ziet het eruit. Je daalt een trap af naar het kelderniveau waar een bibliotheek en een klein museum zijn gevestigd. Een bronzen beeld van Bung Karno, zoals hij liefkozend ook wel wordt genoemd, gezeten op en stoel met een opengeslagen boek staat tussen de twee vleugels van het gebouw. Hier worden heel wat foto’s geschoten. Met links en recht kolommen die op kaarsen lijken loop je door de diepe geul naar het hoofdgebouw met een optisch bedrog dat hij op een hoger gelegen soort altaar ligt. Een bronzen monument dat lijkt op een enorme rots met zijn naam er in gehouwen en een open langwerpige marmeren bak vol met bloemen markeren de plaats waar de vader van Indonesië ligt begraven. Twee kleine marmeren monumenten zijn er opgericht voor zijn ouders. Een mooi stukje geschiedenis met een klein beetje Nederlandse invloed.
De uitgang was typisch Aziatisch, een mengsel van een goedkope braderie en vlooienmarkt opgefleurd met een flink leger bedelaars. Het leek wel een doolhof, om eerlijk te zijn hebben de uitbaters van de vele stalletjes het pad zo ingericht dat je langs alle stalletjes moest lopen voordat je weer op de openbare weg stond. Een kleine groep meisjes, studenten uit Blitar, wilden hun engelse taal met ons oefenen maar helaas hadden wij een beetje haast. We wilden zo snel mogelijk naar de tempels van Panataran.
Even een zijsprong: Indonesië is een mooi land maar op de plaatsen waar wij tot nu toe zijn geweest is er bar weinig te doen. Natuurlijk is de natuur met in het bijzonder de vulkanen zeer de moeite waard om te bezoeken. Voor de rest is er maar weinig van de oude culturen en koloniale gebouwen bewaard gebleven. De overblijfselen van wat wel nog te bezichtigen is liggen ver uit elkaar in dit enorme land waar de reistijden flink kunnen oplopen door het lage gemiddelde van rond de 35 km/u, en dat is nog zonder de wachttijden. Daarom is het vaak haasten om zo snel mogelijk op de plaats van bestemming te komen, je weet namelijk nooit wanneer je wel of geen openbaar vervoer kan vinden.
De tempels van Panataran liggen een kilometer of dertien buiten Blitar en de meisjes waren ook nog van plan om die op hun brommertjes te gaan bezoeken. Het aanbod om met ze mee te rijden sloegen we maar af omdat ik het niet vertrouw om bij zo’n mooi moslimmeisje achterop te gaan. Je weet namelijk nooit wat de lokale bevolking er van vindt. Wij hadden al snel een microlet gevonden die naar het dorp naast de Candi Panataran ging. 5.000 Rupiah per persoon en dat was inclusief de nu wel bekende toeristen en witte gezichtentoeslag. Ik maak me er niet meer druk om zolang het niet te gortig wordt.
Bij de tempels was het nog drukker dan bij het graf van Soekarno, verbaasd keken wij elkaar aan en vermoedde dat het vandaag misschien wel een nationale feestdag was. Best vreemd om al die hoofddoekjes te zien rondlopen op een oud Hindoestaans tempelcomplex uit de 13e eeuw. Nee, deze moslims zijn van dezelfde kwaliteit als in Maleisië en hebben niets met die gekke Arabieren en islamitische fanaten die in west europa wonen te maken. Hier hebben ze respect voor en interesse in andere zaken dan de hele wereld te bekeren tot de Islam.
We waren zelf net aan de bezichtiging begonnen toen de meisjes arriveerden en gezeten op een eeuwenoude tempel hadden we een gesprek over koetjes en kalfjes en het hele spektakel werd door één van de meisjes opgenomen met een mobiele telefoon. Het was erg leuk en leerzaam om zo met de lokale bevolking in contact te komen. De koppen aan de wolken in de lucht veranderden alweer van kleur en het werd tijd om onze bezichtiging af te maken. We verontschuldigden ons en namen afscheid van de groep. Giechelend liepen ze de trappen van de tempel af. Wij bekeken de overblijfselen van de Majapahit cultuur en waren om iets na twaalf uur alweer op weg naar Blitar.
Lopend, de zestien kilometer terug zouden we te voet doen om zo wat meer van het echte Indonesische platteland te kunnen opsnuiven. Aan de lopende band hoorden we “Hello” roepen en zwaaiden we naar de mensen die voor hun huis langs de weg zaten. Af en toe wierpen we een blik omhoog en hoopten dat het droog zou blijven. De regen komt vaak op dezelfde tijd in de tropen en als we voor drie uur terug waren in het hotel konden we het waarschijnlijk wel droog houden. Een paar druppels vielen op mijn hoed onderweg maar daar bleef het dan ook bij.
Met pijn in onze benen arriveerden we weer bij het Tugu Sri Lestari Hotel. De koele geaïrconditioneerde kamer verwelkomde ons en het bed was te uitnodigend na de negentien kilometer die we vandaag in totaal hadden gelopen. Even de oogjes dicht en dan weer aan de slag met de computer en plannen wat we verder gaan doen.