vrijdag 30 mei 2008

Indonesië, de vrije loop

Semarang, 30/05/2008

Tett was niet zo erg enthousiast meer over het lopen en één van de weinige bezienswaardigheden lag een kilometer of zeven van ons hotel vandaan. Het ontbijt was alleen Indonesisch dus moesten we op zoek naar wat brood. De McDonalds om de hoek serveerde geen McBreakfast ontbijt waarna we maar meteen doorliepen naar de Carrefour. In een supermarkt verkopen ze wel brood. En inderdaad, na een uur wachten ging de supermarkt open en konden we wat belegde broodjes en een tros bananen kopen. Gezeten op een bankje voor de kassa’s van de supermarkt werkte ik alle broodjes naar binnen terwijl Tett al na en paar happen opgaf en aan de bananen begon. Een héél dure maar ook héél goede kop koffie bij een luxe restaurant maakte ons ontbijt compleet.
Bij gebrek aan bezienswaardigheden liepen we maar richting de haven. Misschien was daar nog wat te zien. Onderweg passeerden we het treinstation waar ik informeerde over de vertrektijden naar Surabaya en misschien zelfs wel rechtstreeks naar Malang. Inderdaad, Malang! Gisterenavond op de kamer hebben we besproken om er maar een einde aan te breien. Een beetje rustig aan doen en verder niets. En waar kan je dat beter doen dan in het aangename Malang? De treinverbinding met Malang was slecht dus gokten we op de bus. De busterminal lag ook een kilometer of zes buiten de stad en dat was te ver om te gaan informeren.
We hadden al ergens onderweg gehoord dat Semarang aan het zinken is en hoe dichter we bij de haven kwamen hoe duidelijker dit probleem was te zien. Kanalen waarin het stinkende zwarte rioolwater hoger stond dan de straten van de wijken die ze doorkruisten. Huizen waren van binnen meerdere malen opgehoogd totdat de standhoogte onder de één meter zeventig was gekomen. Verderop stonden hele straten onder water en waren complete wijken, met moderne gebouwen, verlaten voor het opkomende water. Een heel vreemd gezicht in de 21st eeuw!
En zo kwam er langzaam maar zeker ook een einde aan deze minder interessante dag.
De avond was een kopie van gisteravond met uitzondering van het contact met de meisjes. Om iets voor negen ging het licht uit. Morgen om zeven uur op om naar het verre Malang te reizen.

donderdag 29 mei 2008

Indonesië, niets te melden

Semarang, 29/05/2008

Na en onvermeldenswaardige busrit arriveerden we weer in een ongezellige en onpersoonlijke grote stad. De zoveelste van deze leuke reis. Aan de rand van een groot plein werden we uit de bus gezet. Ik had geen idee waar we waren! Nadat ik de kaart voor een minuut of tien had bestudeerd en verschillende lastige taxichauffeurs had weggestuurd wist ik het nog steeds niet. Een cirkel van bankgebouwen met meer dan drie verdiepingen en versierd met grote lichtreclames vulde de blauwe lucht en dit bevestigde in ieder geval dat we in het centrum waren.
De straatnamen, voor zover we die konden vinden, stonden ook niet op mijn kaart en dit was al de tweede keer dat de Lonely Planet op deze reis in gebreken bleef. Een reclame van Carrefour duidde een winkelcentrum aan met waarschijnlijk wel een flinke foodcourt waar we in ieder geval wat konden eten. Tettje maakte een ronde langs de kleine eetstalletjes en kwam weer op een Nasi Goreng uit. Natuurlijk koos ik weer de Bakmie Goreng samen met een enorm glas ijsthee.
De magen waren gevuld maar buiten in de zon stond ons probleem nog steeds op ons te wachten. Rustig blijven en eens goed rondkijken! Het eerste aanknopingspunt was de Jalan Pemuda en die stond ook nog eens op de kaart. Vanaf deze straat liepen we de Jalan Imam Bonjol op en aan deze straat moest ons hotel liggen. Na een metertje of vijfhonderd begon het te kriebelen en ik raadpleegde mijn GPS en we liepen duidelijk in de verkeerde richting, maar wel in de juiste straat? Inderdaad, de juiste straat maar vanaf het andere einde dan we hadden gedacht.
Ietsjes later dan verwacht en met natte ruggen stapten we het ultramodern uitziende hotel binnen. Het was goed en schoon en misschien een beetje te hoog geprijsd maar na drie weken heb je wel een goed idee wat je per dag besteed. Het kleine beetje meer was geen probleem.
Semarang heeft een bevolking van 1,4 miljoen en minder bezienswaardigheden dan Almere. Na de Outstadt met zijn Gereja Blenduk was er weinig meer te zien. De dag eindigde met een paar biertjes op een stapel metselstenen voor het hotel. Tettje had nog even contact gemaakt met, in het pikkedonker, de plaatselijke schoonheden. Wij knoopten een kort gesprek aan dat de ware intenties al snel duidelijk maakte. Terwijl de mammasan met mijn kloten speelde wapperde ik met een Javaanse waaier om haar koel te houden. Tettje deelde zijn sigaretten met de andere meisjes totdat ze een beetje te opdringerig werden en wij voor het alleen slapen kozen. Ik heb nog steeds geen idee wat me morgen gaan ondernemen!

woensdag 28 mei 2008

Indonesië, een dag van twee uitersten

Bandungan, 28/05/2008

De tweede rustdag binnen vijf dagen werd me een beetje teveel en na een goed gesprek was Tettje het er ook mee eens. We waren hier niet om te rusten maar om onderweg te zijn en veel te zien. Dagen nietsdoen, vroeg naar bed en rondhangen kon later ook nog wel.
Vandaag zouden we proberen een paar vliegen in één klap te slaan en omdat er zoveel mogelijkheden waren zouden we een paar keer pas op het punt suprème kunnen kiezen wat we verder zouden gaan doen.
Er was een excursie vanuit het hotel naar de Borobudur geboekt en wij zouden die meteen als verplaatsing gebruiken. Met andere woorden: wij gingen niet mee terug met de toerbus maar bleven bij de oude tempel. De bewaker klopte om kwart over vier, in plaats van de afgesproken half vijf, ’s ochtends op de deur van onze kamer. Tett schrok wakker en ik was al sinds half drie klaar wakker. Mijn slaappatroon was enorm wisselend. Ook al was ik nu heel erg moe ik kon maar niet goed slapen en het waren nu al zeker vijf slechte nachten op rij geweest. We kleden ons langzaam aan, pakten de rugzakken en liepen naar het restaurant waar een ontbijtpakketje voor ons klaar zou staan. Om iets voor half vijf galmden de luidsprekers van de moskeeën in Yogyakarta voor het eerst vandaag. Moskee na moskee werd opgestart en het ochtendgebed begon.Vanuit de verte hoorde je de boodschap van Allah en Mohammed het hotel naderen totdat de moskee om de hoek de luide boodschap verkondigde. We zouden toch wel wakker zijn geworden.
De chauffeur was al heel erg vroeg aanwezig en verbaasd keken wij in de lege bus.
“Is dit alles?”, vroeg ik aan de chauffeur.
“Ja, alleen jullie twee vandaag”, antwoordde hij bevestigend.
Zo vertrokken Tettje en Johnnie samen om tien voor vijf richting de Borobudur. Één van de hoogtepunten van deze reis. Het was al opvallend druk op straat op dit tijdstip. Af en toe passeerden we een volle moskee waar de bezoekers op hun knieën lagen richting Mekka. Voor het eerst hadden we ook zicht op de Gunung Merapi, helaas zie je weinig van de vulkanen rond deze tijd van het jaar. Misschien moet ik maar eens terugkeren tijdens de regentijd.
Onderweg had ik dus bedacht om de chauffeur maar eens niet in te lichten over onze plannen van vandaag. Zo zou de bus dan als opslag voor onze rugzakken kunnen dienen terwijl wij de Borobudur bezochten. Hoe lang zouden we nodig hebben voor deze tot een ieders verbeelding sprekende tempel? Twee uur, vier uur, misschien wel een hele dag? In stilte reden we door de nacht terwijl in het oosten de eerste zonnestralen doorbraken boven de horizon.
Bij aankomst op de parkeerplaats van de Borobudur was de braderie al helemaal opgebouwd en ik volle werking. Een halve stap uit de bus en er zaten meer verkopers op je rug dan vliegen op een verse drol in de jungle.
“Oprotten allemaal”, riep ik luid.
Het effect van mijn uitbarsting was minimaal en misschien trok het nog wel meer verkopers aan.
Met een Nederlandstalige gids liepen we in de ochtendschemering richt het eeuwenoude monument. De top van het monument was al gevuld met toeristen gekleed in felle batikshirts die vijfentwintig dollar entree hadden betaald om de zonsopkomst te kunnen aanschouwen, wij betaalden slechts elf dollar en daarom ging de poort voor ons pas om zes uur open. Fanatieke fotografen die foto’s zonder toeristen willen renden vooruit. Grote camera’s met nog grotere lenzen om nog betere foto’s te kunnen schieten. Geloof me, een goede camera kan je foto’s verbeteren maar als je het niet in je hebt blijven de foto’s slecht.
De eerste indruk van de machtige Borobudur was: Is dit alles?
Aan Tett zijn gezichtsuitdrukking te zien dacht hij hetzelfde. De Borobudur wordt vaak in één adem genoemd met Angkor Wat in Cambodja, en de Tempels van Bagan in Birma. Nu heb ik beiden bezocht en helaas moest ik constateren dat deze vergelijking totaal uit de lucht gegrepen is en nergens op slaat.
Nadat we de rondgang hadden gemaakt om en over de tempel en de gids van alles en nog wat had verteld en uitgelegd over de tempel en haar geschiedenis stonden we om kwart voor acht weer op de parkeerplaats.

Ik was aan wat te eten toe want het ontbijtpakket was wegens middelmatige kwaliteit in zijn geheel in de vuilnisbak verdwenen. Banaanpannenkoeken met een colaatje om het bloedsuiker weer op peil te brengen. Ik weet dat het mijn diabetes geen goed doet om ’s morgens niet te eten maar soms kan het nu eenmaal niet anders. De plannen voor vandaag werden voor de eerste keer veranderd. De geplande nacht in een hotel bij de tempel werd geannuleerd en we zouden proberen naar Anbarawa te komen om daar het plaatselijke spoorwegmuseum te bezoeken. Na een busreis van een uurtje of zo viel ook dit plan in het water. De buschauffeur was gewoon keihard langs het museum gereden en we stonden nu bij een oorlogsmonument aan de voet van een vulkaan. We wilden niet weer terug met de rugzakken en plan drie trad in werking. Er waren nog een paar tempels in de buurt die het best konden worden bezocht vanuit Bandungan.
Met een microlet gingen we in opgevouwen toestand de berg op. Tett zat erdoor en wilde overduidelijk niet te ver meer lopen. Tett was toe aan rustdag nummer drie binnen zes dagen. Het eerste de beste hotel voldeed en ik ging nu alleen op pad. Tett zou bij het hotel blijven en alleen de gedachten aan de wandeling van tien kilometer maakten zijn schoenen zo zwaar als lood. Na de gebruikelijke Nasi Goreng voor Tett en de Bakmie Goreng voor mij nam ik afscheid en ging onderweg naar de Candi Gedong Songo. Negen tempels in totaal die verspreid over een helling van de Gunung Ungaran. De wandeling was mooi en bijna van de kwaliteit die we eerder deze week hadden gedaan vanuit Solo. Mooie vergezichten met vulkanen en koele berglucht. Zwaaiende bergbewoners en geen langneuzen, ik genoot met volle teugen van het geboden spektakel.
Bij aankomst bij de poort van het Candi Gedong Songo complex stond me een onaangename verrassing te wachten. Natuurlijk had ik de plaatselijke wittegezichten toeristenbelasting verwacht maar een prijsverhoging van 2800% in twee jaar was een beetje te gortig. 70.000 Rupiah was nu de entree voor buitenlanders, Indonesiërs betalen 5.000 Rupiah. Natuurlijk heeft klagen geen enkel resultaat maar ik kon het toch niet laten. De beambte kwam uit zijn loket spuwde me na, een grote rode vlek van de betelnut achterlatend op mijn korte broek.
“Allah Akbar”, dacht ik in mezelf.
Één incident is natuurlijk niet representatief voor het hele land en haar bevolking!
Rustig daalde ik weer af en na tweeëneenhalf uur stond ik weer voor de deur van onze kamer. Tett was even “aan het sudderen” en was natuurlijk ook geïnteresseerd in mijn avonturen tijdens de wandeling. Met open mond hoorde hij aan wat me was overkomen.
Dat was vandaag! Een paar bier op de stoep langs de weg en een heel slechte maaltijd maakte een einde aan ons verblijf in Bandungan. Om kwart over zeven lagen we op bed terwijl in de ruimte onder ons de Karaoke op tien stond. Het deerde mij allemaal niets, ik was moe, zeg maar kapot. Ik was zo vertrokken terwijl Tett nog een paar uur naar de karaoke luisterde. Morgen gaan we op weg naar Semarang, de laatste grote stad van deze reis.

maandag 26 mei 2008

Indonesië, één dag in Yogyakarta

Yogyakarta, 26/05/2008

Het was me het nachtje wel! We waren de enige twee gasten in het hotel en we lagen al om kwart over zeven op bed. We hadden tijd genoeg gehad om erover na te denken hoe ons ontbijt er uit zou zien. We verwachtten niet al teveel wegens de slechte service en kwaliteit in het Prambanan Indah Hotel tot nu toe. Bij het zien van de tosti gingen mijn ogen wijd open en ik was blij dat het in ieder geval herkenbaar was en niet zo slecht als op de Arabika Homestay. Bij de eerste beet vloeide de gloeiend hete en mierzoete aardbeienjam op mijn tong, een kleine schroeiplek achterlatend. Dat was een echte verrassing! De koffie bevatte ook een hoeveelheid suiker die voldoende energie zou leveren om de marathon van Rotterdam te lopen. Bijna onaangeroerd lieten we het ontbijt voor wat het was en gingen op weg naar Yogyakarta.
Om één of andere obscure en mysterieuze reden hadden we besloten om voor de tijd zijnde de grote steden snel achter ons te laten. Na Blitar en Solo waren onze positieve gevoelens voor Malang alleen maar toegenomen. Yogyakarta zag er ook op papier niet erg aantrekkelijk uit. Het paleis van de sultan, het Kraton, was het enige dat ook maar aantrekkelijk leek. We wilden niet meer over vogeltjesmarkten en toeristenmarkten vol met batikshirts dwalen en niets kopen. Nee, één nacht in Yogyakarta was alles wat we onszelf gunde.
We hadden binnen een minuut een bus en de zon stond aan een blauwe hemel, helaas hadden we heel weinig goede vergezichten met vulkanen gehad. Met een redelijke Indonesische uitspraak, althans dat vindt ikzelf, vroeg ik aan de kaartjesverkoper in de bus of we naar het Giwangan busterminal gingen. De man keek mij aan alsof ik van een andere planeet kwam en in een babytaal brabbelde. Een kwartier later probeerde ik het bij de andere kaartjesverkoper en helaas met hetzelfde resultaat. Er zat niets anders op dan te blijven zitten tot het einde van de rit. En dat einde lag op de Giwangan busterminal, een kilometer of zes van de eindbestemming die we hadden uitgekozen. Tijdens het wandelen werd het al snel uit Tett zijn opmerkingen duidelijk dat Tett zijn kuiten niet zo best meer waren en dat hij zo snel mogelijk naar een hotel wilde. Het was pas acht uur ’s ochtends en er zijn maar weinig hotels die je zo vroeg op de kamer laten.
Na een kilometer of drie veranderde ik de bestemming en koos voor de buurt rond Prawirotaman in plaats van Sosrowijayan. Het voordeel was dat we dichter bij de busterminal waren voor morgen. We zouden namelijk morgenvroeg alweer verder gaan naar Borobudur. Een hotel was sneller dan verwacht gevonden en de Jalan Prawirotaman I was nu één lange straat met aan weerszijden hotels, cafés en restaurants. We bleven hangen bij het Perwita Sari Hotel omdat het een zwembad had en de kamers waren groot genoeg, als bonus mocht ik vannacht van Tettje in het tweepersoonsbed slapen.
We treuzelden niet lang en gingen meteen op pad om het kraton te bezoeken. We waren de steden zat en het vele verkeer en de uitlaatgassen waren erg onaangenaam. Waren we misschien een beetje reismoe aan het worden? We hadden al enorm veel gezien en gedaan en misschien waren we wel aan een beetje rust toe? Helaas voor Tett ben ik dan met de finish, over negen dagen, in zicht een beetje te streng voor mezelf en ik kan dan onmogelijk toegeven aan de vermoeidheid of reisvermoeidheid.
“Rusten doen we later wel!”, roep ik dan tegen mezelf in de spiegel.
Via een omweg kwamen we bij het Taman Sari (waterkasteel) terecht en werden ontvangen door het nu wel bekende ontvangstcomité van bedelaars, fietstaxi’s, illegale gidsen en souvenirverkopers. Deze groepen sjacheraars ontnemen toch wat van de sfeer rond de paleizen en andere bezienswaardigheden. OK, iedereen moet de kans hebben om zijn brood te verdienen maar een ander lastigvallen gaat toch te ver in mijn ogen. Van het waterkasteel van de sultan zijn alleen de zwembaden en kleedhokjes bewaard gebleven en gerestaureerd. De rest was erg vervallen en met de hulp van de laatste aardbeving in 2006 zijn ook de laatste testen veranderd in grote hopen puin van rode baksteen.
Bij het grote paleis (Kraton) zagen we de eerste bus van onze medelanders die voor FOX reizen naar Indonesië hadden gekozen. Een vreemd soort waar je geen of moeilijk contact mee krijgt omdat ze in hun eigen toergroep zitten opgesloten. Wij vrije reizigers zijn een ander soort dat hun niet begrijpt en zij begrijpen ons niet. De rondleiding door het paleis met een aangename gids was interessanter dan verwacht en het paleis was zeker beter dan de twee die we in Solo hadden bezocht. Om iets voor één zat de dag er voor ons op en we zochten naar een invulling voor de middag.

We hoefden hier niet zo lang over na te denken. Een koel winkelcentrum voor een heerlijk bakkie koffie met een doughnut en een extra large menu bij de gouden bogen. In het Malioboro winkelcentrum vonden we ook een camerashop en die bracht me aan het twijfelen! Maar eerst even wat anders:
Gisteren had het noodlot keihard toegeslagen! Mijn acht maanden oude Nikon L12 camera had het begeven, hij wilde onder geen enkel beding meer scherpstellen en dat was onherstelbaar. De reserve Olympus werkte maar half op de oude batterijen en ik kon twee van de vier oplaadbare batterijen meteen in de vuilnisbak gooien. Misschien was zelfs mijn batterijenlader defect. Vandaag ging ik dus camera gehandicapt op weg naar de eerste, en tevens de laatste, bezienswaardigheid.
In de shop waren enkele camera’s redelijk geprijsd en één van die dingen, een Sony DSC-S730, liep op gewone AA batterijen. Precies wat ik nodig had en wat belangrijker was, bij me had. Na kort te hebben nagedacht en Tett zijn positieve inbreng kocht ik het apparaat om zo in ieder geval niet met lege handen bij de Borobudur te staan.
Het avondeten werd wegens een stroomstoring op de lange baan geschoven en we vulden ons met koude Bintang biertjes. Het gezelschap dat we hadden in de vorm van een Kiwi genaamd Sean was erg aangenaam en hij was bekend in de buurt. Hij nam ons op sleeptouw naar een serie van andere barretjes waarvan de laatste volgens ons duidelijk gevuld was met dames van lichte zeden. Om half tien ging het licht aan en wij waren al goed afgevuld. We hadden ook besloten om maar een dagje langer te blijven. Morgen weer rustig aan doen en een beetje luieren. Half elf ging het licht uit voor zeker een goed nacht slaap.

zondag 25 mei 2008

Indonesië, een onverwachte nacht gratis slapen bij de Prambanan

Prambanan, 25/05/2008

Met een heel ander gevoel als in Malang verlieten we vanochtend Solo (Surakarta). Het was genoeg geweest na de dag van paleizen, een dag van rondlummelen en de fantastische dag van inspanning gisteren. Nogmaals mijn complimenten voor Tettje dat hij geen probleem had met de ruim achttien kilometer in de bergen.
Een laat ontbijt omdat onze trein pas om 11:40 zou vertrekken naar Prambanan. Op Google Earth had ik al gezien hoe de situatie ter plaatse was en dat speelde ons in de kaart voor het strijdplan dat we voor vandaag hadden bedacht. 12:40 aankomst in Prambanan en snel op zoek naar een kamer. De eerste de beste redelijk geprijsde kamer zou voldoen omdat het maar voor één nacht was. Dan meteen op pad naar de buiten het dorp liggende tempels en dan langzaam terugwerken naar het hoogtepunt van de tempelgroep, de Candi Shiva Mahadeva.
Een trein zoals we nog niet hadden gezien verscheen een half uur voor onze trein op een perron van het Solo Balapan Station. Op aanraden van een man die zat te wachten gingen wij aan boord van de gele trein. Buiten op het perron stonden een paar medewerkers van de spoorwegen met elkaar te praten en die bevestigden de raad van de andere man. Deze trein ging naar Yogyakarta en zou stoppen in het dorp van Prambanan waar de tempels staan. Bij het wegrijden begon het een beetje bij me te kriebelen omdat ik me realiseerde dat we oostwaarts gingen. Én dat was fout! Ik keek Tett aan die zich van geen kwaad bewust was en raadpleegde mijn GPS die het bevestigde. Na enkele minuten stopte de trein op het Solo Jebres station en de machinisten verlieten de bok. Daar stonden we dan.
Ondertussen was de expressie op mijn gezicht ook aan Tettje niet ontgaan en hij vroeg, “is er iets mis?”
Nadat ik de hele situatie had uitgelegd keek hij ook verbaasd. OK, we hadden het aan de spoorwegbeambten gevraagd en die hadden het ook bevestigd.
“Het zal allemaal wel goed komen”, vervolgde Tett terwijl we beiden vanuit een andere zijde van de trein keken wat er op de perrons gebeurde. En het kwam goed.
De trein vertrok weer in de richting vanwaar we waren gekomen. Een ander probleem verscheen er in mijn hoofd. Een man met een kleine zwarte koffer kwam de trein in en ging aan het andere einde van de wagon zitten. Een paar minuten later liet hij de koffer alleen en bewoog zich langzaam in onze richting en ging erg dicht bij ons en de deuropening staan. De video’s die je in de ondergrondse van Singapore te zien krijgt staan in mijn geheugen gegrift en onbewust trad de waakzaamheid in werking.
“Wanneer je iets verdachts ziet let dan op voor de veiligheid van jezelf en anderen!”, is de boodschap van de video.
“Eh, you forget your bag”, stotterde ik tegen de donkere kleine besnorde man.
Hij keek me verbaasd aan en knikte bevestigend. Binnen enkele seconden liep hij weer naar de koffer en bracht hem mee terug naar de plaats waar we stonden. Tett was zich nergens van bewust terwijl mijn hersenen op volle toeren draaiden. Ik zag hem al uit de trein springen en met een mobiele telefoon de inhoud van de koffer tot ontploffing brengen. Misschien was ik gek geworden maar ik sommeerde Tett om zijn rugzak op te pakken en mee te gaan.
“Waarom, ik wil nog even filmen”, protesteerde hij.
“Kom op, we gaan een paar wagons verder”, zei ik op autoritaire toon.
Tett zag aan me dat het menens was en volgde mij een paar wagons verder. Eenmaal uit het zicht legde ik aan Tett uit wat ik had gedacht en zo te zien aan zijn gelaatsuitdrukking had hij ook zijn bedenkingen bij mij. Het was misschien heel erg ver gezocht maar ik blijf erbij dat een gezonde dosis achterdocht altijd goed is als je op reis bent in een land waar buitenlanderonvriendelijke dingen gebeuren, zoals wij.
De treinreis duurde iets langer dan een uur en natuurlijk is er verder niets gebeurt. De aankomst was wel bijzonder. Prambanan is een heel klein dorp aan een autoweg dat zijn gehele bekendheid te danken heeft aan een groep Hindoe/Boeddhistische tempels die ergens in de negentiende eeuw door een groep verveelde Hollanders op de kaart zijn gezet. Het is een echte plaats voor dagtochten vanuit Solo of Yogyakarta. De infrastructuur is nul komma nul en meer dan een rijtje kleine winkeltjes en Bakso restaurantjes hoef je hier niet te verwachten. Tot overmaat van ramp waren de hotels allemaal van één tot anderhalve ster met prijzen voor een kamer in het Krasnapolski.

Het Prambanan Indah Hotel dat ik in de haast uit de LP had opgevist bleek half te zijn verwoest in een aardbeving van een paar jaar geleden en was nooit meer gerepareerd. Met andere woorden, we sliepen achter een ingestorte restaurant/receptie met een leeg zwembad erachter. De kamers hadden geen douche of toilet en het gehele complex was uitgestorven. Nee, dit hotel had zijn hoogtijdagen zeker al een paar jaar achter zich liggen.
Na een paar kilometer lopen arriveerden we bij de Plaosan tempels waar een paar verveelde opzichters naar een bokswedstrijd op tv zaten te kijken. Toegangsbewijzen hadden we nog niet maar die zouden we zeker aanschaffen bij de eerste mogelijkheid die zich voordeed. Deze drie echter verkochten geen toegangsbewijzen maar eisten administratiekosten omdat we onze namen in het gastenboek hadden moeten schrijven. Administratiekosten? Ik moest nu echt hardop lachen en vroeg spottend of ze administratiekosten of donatiekosten wilden hebben. Verbaasd keken ze me aan en toen ik mijn fototoestel tevoorschijn haalde om de drie achter de tv te vereeuwigen doken ze weg als kakkerlakken voor een lichtstraal. Zo, dat probleem had ik dus ook weer gemakkelijk in ons voordeel opgelost.
De tempels zijn erg mooi maar ook in vervallen staat. Mocht het ooit zover komen dat ze volledig worden gerestaureerd dan kunnen ze zichzelf zeker meten met de andere beroemde tempelcomplexen in Azië. Omdat we van de andere kant kwamen liepen we op goed geluk aan de achterzijden een poort binnen die ons toegang gaf tot het hoofdcomplex van de Prambanan tempels. Achtereenvolgens liepen we langzaam langs de Candi Sewu, Candi Bubrah en Candi Lumbung naar de hoofdattractie van vandaag.
De Candi Shiva Mahadeva was echt de moeite waard en we lieten de 47 meter hoge tempel eerst van een afstand op ons inwerken. Natuurlijk met een koud colaatje in de hand. Zonder dat we het zelf in de gaten hadden liepen we tegen de stroom in langs de verschillende bouwsels van het grote tempelcomplex. Onderweg werd ons om de haverklap gevraagd om te poseren met kinderen, vrouwen en hele groepen mensen die hier op een dagtochtje waren. Uiteindelijk wordt je er wel een beetje moe van, vooral als je even ongestoord de schoonheid van het geheel op je wilt laten inwerken.
Wij waren nog steeds van plan om eerlijk de toegang voor het geheel te betalen toen we om een uur of kwart over vijf langs de kassa’s kwamen. Wij zijn tenslotte geen cultuurbarbaren en als het geld wordt gebruikt voor de conservatie van het geheel dan heb ik geen probleem om mijn steentje bij te dragen. Helaas waren de kassa’s al gesloten en zodoende waren wij niet in de gelegenheid om de ongeveer 90.000 Rupiah per persoon te betalen.


Onze avondmaaltijd nuttigden we bij een heel vriendelijk gezin op de hoek van de autoweg tegenover de politiepost. Een flinke bestelling voor mij en een kleintje voor Tettje. Ze zullen nooit een prijs winnen voor het eten maar de vriendelijkheid van de mensen en het feit dat het op twee kleine gaspitjes op de vloer was gekookt maakte het tot een bijzondere maaltijd. De prijs van 40.000 Rupiah en de dankbaarheid op hun gezichten toen we ook nog 5.000 Rupiah fooi gaven zullen we niet snel meer vergeten.
Lekker vroeg naar bed (19:15 uur) want hier in Prambanan is helemaal niets te doen. Het slechte hotel voor deze nacht koste ons 184.000 Rupiah en zo ben ik aan de titel voor dit verhaal gekomen. Morgenvroeg gaan we alweer vroeg verder omdat we volgens de vernieuwde plannen ook maar één nacht in Yogyakarta willen blijven.

zaterdag 24 mei 2008

Indonesië, aan de voet van de Gunung Lawu (3265 mtr)

Solo, 24/05/2008

Na de plotseling ingelaste rustdag van gisteren zou het vandaag een dag van een uiterste inspanning worden. Een flinke wandeling door de bergen tussen twee tempels stond op het programma. Om zo vroeg mogelijk te kunnen starten hadden we voor de duurdere optie in de vorm van een taxi gekozen in plaats van het bekende openbaar vervoer. Geen gezoek en geen wachttijden, en voor de negen Euro was het ook nog betaalbaar.
Iets voor zeven uur stapten we het restaurant van het hotel binnen voor het bekende ontbijt. Een gebakken eitje en een paar sneetjes toast aangevuld met vers fruit en een kopje koffie. De zon stond al aan de hemel, omringt door een mistige ring van de luchtvervuiling, toen we naar buiten stapte. De taxichauffeur kwam meteen aangerend en we waren onderweg voordat we het zelf in de gaten hadden. De moordend drukke ochtendspits slokte ons in zich op en we gingen richting het oosten. Hier onder de evenaar heb ik vaak problemen met het oriënteren. Noord, zuid, oost en west worden regelmatig omgewisseld en een snelle blik op mijn GPS is dan een uitkomst. Het verkeer werd dunner en halverwege de ongeveer veertig kilometer zaten we op een lege landweg. De chauffeur lachte onafgebroken en hij was duidelijk in zijn sas. Het was erg plotseling toen hij een briefje onder mijn neus schoof. In het engels stonden er instructies voor ons en prijzen opgeschreven.

Enkele reis naar de Candi Sukuh = 150.000 Rupiah
2 ½ uur wachten en retour = 250.000 Rupiah
4 uur wachten = 300.000 Rupiah
Extra naar Candi Ceto = 100.000 Rupiah
Retour vanaf Candi Ceto = 400.000 Rupiah
4 uur wachten = 500.000 Rupiah

Ik gaf hem het briefje onmiddellijk terug en hij was erg verbaasd dat ik niet op zijn aanbiedingen in ging.
Het duurde niet lang of hij begon verbaal in zijn slechte engels, “I wait, you come back 80.000”.
“No thank you, we walk”, antwoordde ik beleefd.
Meer geconcentreerd op het gebroken engels voor zijn gesprek met mij dan op de weg herhaalde hij zijn taaloefening twee keer. Steeds met hetzelfde resultaat.
Bij de Candi Sukuh aangekomen betaalde ik de chauffeur de afgesproken 130.000 Rupiah en stapte uit. De rust van de omgeing en de koele berglucht deed ons goed. De kassa was nog gesloten omdat ze waarschijnlijk niet gewend waren aan vroege gasten als ons. Zonder een moment te aarzelen stapten we, met de taxichauffeur in onze kielzog, het tempelterrein op. Hij had zijn aanbieding verlaagd naar 70.000 en wist nu haast zeker dat we wel zouden toehappen. Helaas voor hem bleef het bij een Nee en verbaasd en teleurgesteld slenterde hij terug naar de taxi.
Ondertussen was de kaartverkoper ook op zijn werk verschenen en samen met de taxichauffeur hadden ze nu de achtervolging ingezet. Om de beurt schreeuwend om toegang te betalen en een beter aanbod van 60.000 liepen ze achter mij aan. Een klein beetje onvriendelijk schudde ik ze beide af en Tett en ik waren weer samen op deze magische plaats. De tempel heeft iets van Inca invloeden en is duidelijk anders dan dat we tot nu toe hebben gezien. Omringd door volksverhalen en legenden, al dan niet verzonnen voor de toeristen, lag deze tempel eenzaam aan de voet van de Gunung Lawu.
Mijn Nikon L12 camera begon kuren te vertonen en ik wist niet goed wat er mis mee was. Het was bijna niet meer mogelijk om scherp te stellen. Na afloop van de bezichtiging kocht ik twee toegangsbewijzen en wie stond daar naast het hokje nog op ons te wachten? Inderdaad, de taxichauffeur!
Gereed met zijn laatste aanbod hakkelde hij, “50.000 and I wait for you all day”.
Het was gewoon moeilijk om hem aan zijn verstand te brengen dat wij de weg tussen de twee tempels wilden lopen. Waarom zou je gaan lopen als er een taxi klaarstond? Het paste nu eenmaal niet in de logica die deze mensen hanteren.
Met meteen een flinke pas er in gingen we op weg naar de Candi Ceto, de tweede en tevens de laatste tempel van vandaag. Het eerste gedeelte was Tettje zijn favoriete discipline, namelijk bergafwaarts. Zelf heb ik een hekel aan afdalen omdat het zwaar op mijn remspieren en knieën weegt. Tett liep voorop omdat ik dan niet dat gevoel heb dat ik hem achter me aan moet slepen. Op elke hoek stonden de Ojeks (brommertaxi) even verbaasd als de taxichauffeur eerder op de dag naar ons te kijken alsof we een paar gekken waren die uit een inrichting zijn losgebroken. Tussen kleine huisjes met zwaaiende kinderen en bewoners, rijstvelden en theeplantages klommen we langzaam maar zeker naar grotere hoogtes. Tett was eerste die de tol moest betalen voor zijn sprinten. Hij loopt namelijk veel te hard en hanteert daardoor het snel lopen-rust-snel lopen-rust systeem, zelf probeer ik een langzamer maar zonder rusten schema aan te houden. In een bocht, net voor een flinke beklimming, gaf Tett toe aan zijn benen en meldde me dat hij “er even vijf nodig had”.
“OK, ik zie je boven wel”, riep ik hem na en begon aan de beklimming.
Mijn snelheid was goed en ik zou een poging wagen om de 12 kilometer door het berglandschap zonder één keer te stoppen te voltooien. Ik kon hem wel alleen laten want de weg naar de Candi Ceto stond goed aangegeven en hij zou zeker niet verdwalen. Eenmaal alleen was het toch anders om naar boven te lopen. Ik schakelde al mijn gevoelens/emoties uit en was alleen met de bergen en mijn gedachten. Ik vroeg me af of Tett het alleen zou halen. De vermoeidheid sloeg ook bij mij toe en ik had suiker, in de vorm van Mizone limonade, nodig als brandstof om naar de top te komen.
Bij elke bocht keek ik over mijn schouder naar beneden naar de weg waar ik even te voren zelf had gelopen. Misschien kon ik een glimp van Tett zijn vuurrode shirt opvangen? Tett heb ik niet meer gezien tijdens mijn weg naar boven en elke keer als ik een brommer achter me hoorde opkomen dan was ik er op voorbereid om een lachende en zwaaiende Tettje van Malsen achterop te zien zitten. Met de wetenschap dat de tempel om de bocht van de bergweg zou liggen schraapte ik mijn laatste krachten bij elkaar om de laatste steile beklimming te voltooien. Althans, dat dacht ik. Ruim honderd meter hoger dan voorheen liep ik langzaam de bocht om met de hoop om daar de Candi Ceto aan te treffen. Wat ik aantrof was de zwaarste beklimming van het hele traject, ik moest nog zeker 250 meter klimmen op een afstand van +/- 600 meter. Na een paar keer diep te hebben ademgehaald begon ik aan de laatste meters.
Moe en voldaan viel ik neer op de treden voor de kassa van de Candi Ceto. De plaatselijke Bakso verkoper had meteen een nieuwe klant en ik liet me de bamisoep goed smaken terwijl ik naar het begin van de beklimming keek. Waar was Tett? Nu moesten er plannen worden gemaakt. Hoe lang zou ik wachten op Tett? Zou Tett een brommer nemen of zou hij ergens langs de weg op me blijven wachten? Ik wist het niet en nadat ikzelf de tempel had bezocht zou ik er wel nog eens even diep over nadenken.
Nog voordat ik halverwege de trappen was die naar de tempel leiden keek ik over mijn schouder in de diepte. Ik kon mijn ogen niet geloven! Daar liep Tett zwaaiend en om de paar meter rustend de berg op.
Tett klom omhoog en ik daalde naar beneden totdat we elkaar begroette voor de kassa. Tett kreeg ook een kom Bakso onder zijn neus gedrukt en zwijgend lepelde hij het warme vocht met de bami naar binnen. Met een triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht keek hij naar beneden, hij had het tenslotte gehaald.
De tempel was precies zoals in de Lonely Planet beschreven. Magisch, vreemd en erg rustig omdat niet erg veel toeristen het tot deze plaats brengen. Het was het echte “Star Trek” gevoel. Langzaam slenterden we over het tempelterrein, links en rechts foto’s makend, om een beetje te rusten en energie bij elkaar te schrapen voor de afdaling die nog voor ons lag.
Voordat we in de bus terug naar Solo sprongen stond de kilometerteller op 19,1 kilometer met een hoogteverschil van ruim 700 meter. We waren trots dat we deze onvergetelijke wandeling tot een goed einde hadden gebracht.
Na een overvloedige maaltijd in het Ios restaurant gingen we vroeg naar bed. Morgen staan weer vroeg en gaan op pad naar de tempels van Prambanan.

donderdag 22 mei 2008

Indonesië, de paleizen van Solo (Surakarta)

Solo, 22/05/2008

Luxe vertaald zich in weldaad en overvloed, zo ook bij het ontbijt. Natuurlijk was het ontbijt buffet volledig ingericht voor de Indonesische zakenman met bubur ayam (rijstsoep met kip) en rijst aangevuld met meet breed assortiment van vlees en groenten. Het zien van enkele langneuzen alarmeerde onmiddellijk de bediening van het hotel en we werden meteen aangesproken.
“Wilt u misschien een gebakken ei of omelet?”, vroeg een ober in keurig engels.
We knipperden nog een keer met de ogen en antwoorden in koor, “ja graag”.
Gevolgd door, “ één omelet en één gebakken ei, aan twee zijden gebakken graag”.
Jaknikkend en zonder een woord te zeggen liep de ober naar een walkietalkie en gaf de bestelling door. Al gezeten aan een keurig gedekte tafel werd de koffie door een andere bediende in een smetteloos witte jas geserveerd en wij waren sprakeloos.
Na een heerlijk ontbijt trokken we samen de stad in. Solo is een enorm grote stad met heel weinig bezienswaardigheden. Twee paleizen, een museum en een handjevol theaters die langzaam aan het aftakelen wegens de afnemende interesse van de lokale bevolking. Zo’n theater kan nu eenmaal niet leven van alleen de toeristen, die overigens zeer dun bezaaid zijn tot nu toe.
De kortste weg tussen twee punten is een rechte lijn en met deze wiskundige wet in het achterhoofd liepen wij de zijpoort van het eerste paleis van de dag binnen. Deze wordt niet Kraton genoemd maar Puri, het Puri Mangkunrgaran. Dit paleis is het thuis voor de familie die de tweede viool speelt in Solo. Ergens is een ver verleden is er een strijd geweest tussen de twee families die beiden de macht over het sultanaat opeisten. Toen de laatste zwaarden en krissen waren opgeborgen is deze machtspositie ontstaan en sindsdien onveranderd gebleven. Een verre neef van het tweede huis heeft nog wel, net na de onafhankelijkheidsstrijd, geprobeerd via Soekarno de situatie te veranderen maar die had waarschijnlijk heel andere dingen aan zijn hoofd dan een vete tussen twee families in Solo (Surakarta).
Eenmaal binnen de muren werden we al snel achtervolgd door verschillende mensen die maar bleven zeuren over toegangsbewijzen en nadat ik ze verteld had we die wel zouden kopen als we het paleis verlieten verdwenen ze weer net zo snel als ze waren opgedoken. Het is best mooi en interessant om te zien hoe de sultan huidig ten dage woont en leeft. Memorabilia uit het verleden maken de band met Holland duidelijk zichtbaar. Nederlandse koetsen, Nederlandse kroonluchters, Nederlandse ordes en foto’s van de sultan zijn familie met ons koninklijk huis. Foto’s van de band die vanuit Solo via de lange golf radio voor de net getrouwde Prinses Juliana en Prins Bernhard speelde terwijl de dansers en danseressen in Nederland optraden. Natuurlijk is zijn macht, rijkdom en inkomen aanzienlijk afgenomen en alles ligt er een beetje vervallen en met achterstallig onderhoud bij. Het is zo armoedig geworden dat je voor USD 750,- een officieel diner (max. 30 personen) met de sultan en zijn familie kan boeken. Dat ligt helaas net buiten ons budget en wij eten dan wel even wat kip met rijst bij de McDonalds.
Van het Puri liepen we onder een brandende zon naar het grotere broertje, het Kraton. Dit paleis dat is opgebouwd uit verschillende ringen stadsmuren waartussen steeds bedienen en hun families woonden. Hoe dichter bij de kern des te belangrijker en/of hoger de rang van de bediende. In tijden van belegering moesten de aanvallers zo steeds door verschillende gebieden waarin steeds de bedienden en bewakers vochten voor de sultan. En ook hier gold natuurlijk des te dichter bij de kern des te moeilijker het werd. Het museum van het Kraton is iets slechter dan dat van het Puri Mangkunrgaran. Dit omdat de beveiliging in het Kraton toch wel wat strenger is. Opnieuw genoten we van de rust in de grote tuin. We bespraken ook onze plannen en bekeken waar we allemaal nog meer zouden stoppen tijdens deze reis. Hier was niet veel meer te doen en we wilden niet doelloos rondhangen. Wel stond er nog een fijn punt op onze agenda, we zouden vanavond pizza gaan eten bij “Papa Ron’s Pizza”. Deze middag waren op de terugweg langs dit pizzarestaurant gekomen en we wisten het onmiddellijk waar we vanavond zouden eten. Java, Indonesië en je denkt aan saté, de saté ayam pizza moest dan ook geprobeerd worden, Italiaans op zijn Indonesisch! Een paar, veel te dure, biertjes in de bar van het hotel maakte een einde aan weer een mooie dag in Indonesië. Morgen blijven we nog een dagje om naar tempels aan de voet van de vulkaan te gaan.

woensdag 21 mei 2008

Indonesië, acht lange uren in de trein

Solo, 21/05/2008

De afstanden op de kaart van Java lijken klein maar in werkelijkheid zijn ze astronomisch wat het in tijd betreft. De trein slingert zich een weg door het groene landschap en komt zelden boven de 50 km/u. We slenterden rustig naar het station om te zien wat ons nu weer te wachten stond. Een ekonomie trein voor 4.500 Rupiah van Blitar naar Kertosono die om 09:20 zou vertrekken. Het was een gok! Ik probeerde Tett ervan te overtuigen dat het geluk vandaag aan onze zijde was en dat we binnen twee uur wel een aansluitende trein naar Solo zou hebben. Ik wist het ook niet maar positief denken helpt altijd.
De geschatte twee uur in de trein naar Kertosono werden er ruim vier. Tergend langzaam kroop de trein door het Javaanse landschap terwijl Tett en ik in de deuropening van de wagon zaten om zoveel mogelijk rijwind voor de koeling op te vangen. Het is verschrikkelijk warm hier op de laaglanden van Java. Pinda’s, vreemde koeken en een paar flesjes water vulden de magen. Ik had me les geleerd om een hele dag niets meer te eten, mijn darmen waren flink van streek geweest en dat moest ik nu zien te voorkomen.
In Kertosono aangekomen dacht ik dat ze ons echt in de maling namen.
“De volgende trein naar Solo (Surakarta) is over vijfentwintig minuten”, sprak een man in een strak kaki uniform met een pet op en een grote revolver op zijn heup.
“De kaartjes kosten 28.000 Rupiah per stuk”, sprak hij autoritair.
Met een gezonde achterdocht bekeek ik de situatie die eigenlijk te goed was om waar te zijn. Gepast geld werd onder het raam van het loket geschoven en de vrouw in een hoofddoekje gehuld stempelde twee kaartjes af en schoof die op haar beurt onder het raam door. Zonder mijn leesbril is het moeilijk om de gedrukte letters op de kleine kartonnen treinkaartjes te lezen maar ik ondernam toch een poging om te zien of de prijs ook daadwerkelijk op de kaartjes stond. Bij de eerste poging drukte de man in uniform zijn worstevinger op het kaartje net onder het bedrag van 28.000 Rupiah. Het klopte dus en met een beetje schaamrood op mijn kaken bedankte ik de man voor zijn hulp. Dit was dus goed gegaan en in gedachten veranderde ik de verwachte reistijd van twee uur al naar de vier uur die we nu gewend waren.

En inderdaad, het zouden er vier worden. Maar wel vier speciale uren! Met de trein in aantocht werden we door de geüniformeerde man opgehaald van onze zitplaatsen op het perron en verbaasd naar wagon nummer vijf geleid. Deze wagon was in zijn geheel door de regering opgeëist omdat er officiële post in werd vervoerd. Bij elk station waar we stopten kwam er een beambte in uniform aan boord die zijn naam in een groot boek schreef. Vervolgens het zegel van de kobaltblauwe postbus verbrak en een klein pakketje in een klep deponeerde. Een nieuw loden zegel werd onder toezicht aangebracht en de officier van de wacht schreef op zijn beurt zijn naam in het veel kleinere boekje van de bezoeker. De lokale bevolking die de lege wagon zag probeerde steeds aan boord te komen en werden resoluut door de bewakers weggestuurd. Vreemd keken ze naar ons als ze de wagon verlieten. We voelden ons een beetje ongemakkelijk in deze situatie. Het was erg warm in de wagon en om eerlijk te zijn hadden we liever in de deuropening gezeten.

Na twee uur verlieten de twee postbussen de trein en bij de volgende halte ook alle medewerkers van de regering. Na het afscheid ontstond een enorme chaos in de trein toen een grote groep mensen zich een weg naar en in de lege wagon vocht. Toen de kruitdampen eenmaal waren opgetrokken vonden Tett en ik weer een eigen deuropening voor de laatste twee uur van de reis.
Het was al donker toen we in Solo de trein verlieten en hoewel we niets hadden gedaan vandaag waren we erg moe. Ik probeerde me te concentreren hoe we in de stad moesten komen en vanaf de hoofdweg namen we maar een taxi naar het Novotel. Niet dat we daar wilden slapen maar het was erg centraal gelegen tussen de andere middenklasse hotels. Vol, vol en vol waren de antwoorden op onze eerste drie pogingen. Een vreemd gevoel kroop over ons en we hoopten dat het niet al te lang zou duren voordat we een kamer zouden vinden. Was er misschien een conferentie in de stad? Was het toch een nationale feestdag? Als er één ding is waar ik een hekel aan heb is het om met je rugzak in het donker door een onbekende stad te dwalen op zoek naar een hotelkamer. Gelukkig is het nooit zover gekomen omdat het bij het volgende hotel wel raak was. Een heel mooi hotel met een zwembad voor een prijs die net boven ons budget lag. Maar wat kon het ons schelen? Wij hebben nu eenmaal ook recht op een beetje luxe tijdens onze vakantie.
Na een paar biertjes zochten we onze zachte extra brede eenpersoons bedden op en sliepen als baby’s. Morgen gaan we de paleizen van Solo bezoeken.
Copyright/Disclaimer