vrijdag 29 februari 2008

Sri Lanka, de gouden tempel bleek geen gouden idee

Sigiriya, 29/02/2008

Vandaag zouden we de basis leggen voor ons bezoek aan de culturele driehoek. Dit moest wel heel goed worden georganiseerd omdat de regering gekke regels heeft gesteld aan het gebruik van het passe-partout voor het gebied en Graham in een grote haast verkeerde.
We waren natuurlijk vroeg op weg en onderweg werd bij een bakkerij een paar broodjes en een Nescafé gekocht. De truc is dat je wacht dat de volle bus vertrekt en zodra de nieuwe verschijnt je goede zitplaatsen inneemt. Het duurt meestal maar een half uur en de bus is weer onderweg, een enkele bus blijft een uur wachten maar dat is altijd nog beter dan drie uur staan. Zo waren we op weg naar “Dambulla” gegaan, hier zouden we overstappen op een bus naar “Sirigiya”.
Met de bus reizen is heel goedkoop en de bussen zijn dan ook meestal tot aan de nok toe gevuld. Een zitplaats is een heilig goed dat je wel goed moet bewaken. Vooral bij een theestop worden de plaatsen snel door anderen ingenomen wat vaak onschuldig luid gekibbel als gevolg heeft. Wij misten de aansluiting op een haar na en waren veroordeeld om een half uur te wachten in het busstation van “Dambulla”. Dat was een vreemde gewaarwording omdat we straks, over een uur of twee, weer hier zouden staan. We zouden namelijk de “Grottempel van Dambulla” gaan bezoeken.
“Sirigiya” ligt duidelijk in het achterland van Sri Lanka en zelfs de wegen er naar toe zijn niet berekend op de grote luxueuze touringcars van de toeristen, maar de accommodatie wel. Wij hadden ons oog laten vallen op het “Nilmini Lodge” omdat het goedkoop was en dicht bij de rots lag. Het zou ons morgen zeker flink wat tijd besparen als we de rots gingen bezoeken. Graham keek naar rechts en ik hield de linkerzijde van de weg in de gaten of we misschien het uithangbord van het guesthouse zouden zien. Daar was het! Ik sprong omhoog, bijna een man omverwerpend, en trok aan het koord dat over de hele lengte van de bus aan het plafond was gespannen. Een bel als naast een boksring liet een luide “TING” horen en de chauffeur reageerde alert met zijn rechtervoet en bracht de bus tot stilstand. Het was een beetje mensbeklimmen maar na enkele minuten stonden we met onze rugzakken naast de weg onze kleren weer recht te trekken.
Een manager en medewerker van het “Sirigiya Rest House” kwamen naar buiten gerend en informeerden ons over de prijs van hun driesterren accommodatie.
“US 50,- is the normal rate”, sprak hij snel en in een goed verstaanbaar engels.
“I give you discount, US 35,- for a double including breakfast”, vervolgde hij.
“I’m sorry, but my friend wants it cheap”, antwoordde ik verontschuldigend en we liepen richting het “Nilmini Lodge”.
“I can do it for US 30,- with no breakfast”, hoorden we de manager wanhopig achter ons in de verte roepen.
Het “Nilmini Lodge” was vol. Dat was een tegenslag van de eerste orde en die hadden we niet ingecalculeerd. We overlegden en Graham wilde even aan de overkant de “Flower Inn” gaan bekijken. Hier kreeg het verhaal een verrassende wending. Uit het niets was er een tweepersoons kamer opgedoken. Wij keken elkaar verbaasd aan wilden nu het naadje van de kous weten.
“Come, you look”, zei de BH-loze kleine dikke vrouw.
Ik volgde haar naar de achterkant van het guesthouse en werd een goede kamer getoond maar was het niet dat er slechts één tweepersoonsbed in stond. Na een beetje aandringen werd het mogelijk dat er een tweede matras op de grond werd gelegd en zo hadden we dus een kamer voor vierhonderd Roepies (€ 2,50 per persoon) per nacht.
De rugzakken werden in de kamer gesmeten en wij posteerden ons zo snel mogelijk weer naast de weg om de bus naar “Dambulla” te nemen. Het duurde niet erg lang maar we hadden voldoende tijd om even wat backpakkers snackfood te kopen in de vorm van een zakje zoutjes en een reep chocolade. De bus vulde zich zoals gewoonlijk heel snel en bracht ons naar het busstation van Dambulla.
De regen kondigde zich aan in de vorm van grote gitzwarte vlekken op het stoffige afvalt van de hoofdweg tussen Kandy en Jaffna. We hadden geen keuze en moesten door. Een passerend landbouwvoertuig met een groep jongens op de bok riep ons en wuifde dat we wel een lift konden krijgen. Graham en ik sprongen in de bak en heftig schuddend en schokkend gingen we verder richting de tempel.
En de jongens maar roepend, “a 1000 Roepies, a 1000 Roepies”.
En wij maar teruglachend, “Yes, a 50 Roepies, a 50 Roepies”.
Het was maar anderhalve kilometer naar de tempel maar zover kwamen we niet eens, eerst werd er voor ongeveer een Euro aan diesel getankt en daarna werd er bij het eerste theehuis gestopt voor wat betelnut en Srilankaanse snacks. Ik overhandigde een briefje van honderd en licht teleurgesteld namen de jongens lachend en grappend afscheid van ons.
Bij de ingang van het tempelcomplex aangekomen bleek het gebouw dat een paar jaar geleden, met sponsering uit Japan, voor de grottempel was gebouwd van een ongekende lelijkheid.

De kassa voor de toegangsbewijzen bleek onvindbaar en wij gingen dus zelf maar op onderzoek uit. Het terrein voor de tempel lag er verlaten bij en een enkele personenauto stond eenzaam op de enorme parkeerplaats. Deze tempel had zeker betere tijden gekend. Toen we eindelijk, door een verdwaalde medewerker, naar de ruimte werden verwezen waar we de kaartjes konden kopen werd ons duidelijk waarom hier zo weinig te doen was.
Het is hier een klooster dat gewoon in gebruik is door monniken die alle aardse geneugten en bezittingen hebben opgegeven. Het is een plaats van aanbidden en hoge spirituele waarde. De Lonely Planet vermeldde een toegangsprijs van 500 Roepies en daar konden we beiden mee leven. Het gefotokopieerde papier naast het loket vermeldde echter:

Met ingang van 01/10/2007 heeft de regering besloten om de toegangsprijs voor deze plaats te verhogen naar USD 10,- per persoon.

Een klein opgeplakt papiertje vermeldde de dagprijs en de koers van de Amerikaanse Dollar. 1120 Roepies dus. Ik vond het te gek voor woorden en verdacht de regering ervan dit geld te gebruiken voor de financiering van de oorlog, en daar wilde ik niet aan mee doen. Tel daar ook nog bij op de USD 40,- die we morgen moesten ophoesten dan kwam je op ruim € 30,- voor drie dagen ruines. Maar ja, ik ben hier maar één keer en ik weet zeker dat ik hier nooit meer terug kom dus zwichtte ik voor de prijs en presenteerden Graham en ik onze biljetten van 2000 Roepies. Graham had die ondingen uit een ATM in Kandy gekregen.
“Sorry, no change”, snauwde het meisje achter het glas.
“No Change?”, reageerde Graham geïrriteerd.
“What would you like us to do?”, vervolgde hij.
“Walk back to town and change your money at the bank”, antwoordde ze kort af.
Wij konden onze oren niet geloven. Eerst vragen ze aan ons de hoofdprijs voor een publieke tempel en dan moeten wij terug naar de stad lopen om ons geld te wisselen.
“We lopen gewoon omhoog en zien wel”, lachte Graham.
En zo vervolgden wij zonder toegangsbewijzen de klim naar de grotten in de hoop dat we misschien door een gaatje in de beveiliging konden glippen. Het was er best mooi en heel rustig. Een enkel verliefd paartje zat te scharrelen op één van de vele bankjes maar verder was er niemand. Natuurlijk wemelde het wel van de werkeloze souvenirverkopers die al dagen niets hadden verkocht. Wanhoop en onbegrip stond in de ogen van deze arme mensen te lezen. Bij de ingang bleek meteen dat onze poging vruchteloos zou zijn. Het, in Europa verboden, uitgerolde mesjesdraad lag twee meter hoog opgestapeld langs de rots zover als het oog reikte. De tempel was beveiligd als een militaire basis en in het poorthuis zat een sergeant om de kaartjes te controleren. Graham ondernam nog een poging om de sergeant te overreden maar ik wist dat het verspilde moeite was. Dit land had geld nodig voor een oorlog en het kon ze niet schelen hoe ze er aan kwamen.
Teleurgesteld begonnen we aan de afdaling, maar wel in de wetenschap dat we in ieder geval niet de oorlog hadden gesponsord. Onderweg werden we opnieuw aangevallen door de souvenirverkopers. Ze wilden een praatje maken en zo misschien toch nog wat verkopen. Simpele mensen met simpele ideeën en simpele levens zijn het slachtoffer. Uiteindelijk kochten we allebei een set postkaarten met de plaatjes van de Grottempel. Hadden we het toch nog goed gedaan en we hadden allebei onze plaatjes van de tempel.
In onze gedachten gekeerd liepen we zonder een woord rustig terug naar het busstation. Er was voldoende tijd over en toen we een markt passeerden keken we elkaar aan met de “waarom ook niet” uitdrukking op ons gezicht. Ik heb al honderden markten bezocht tijdens mijn reizen en steeds vond ik dat je aan het aanbod kon zien hoe het land er voor stond. Des te beter de situatie in een land des te uitgebreider het aanbod op de markten en in de groothandels. Bananen, uien, wortelen, pompoenen en prei was de hoofdmoot. Het is jullie nu ook duidelijk waarom er geen Srilankaanse Restaurants zijn te vinden in de westerse wereld.
Moe en een illusie armer arriveerden we weer na een chaotische busrit in het “Nilmini Lodge”. We gingen ons nu voorbereiden op de komende dagen. De Lonely Planets werden bestudeerd en plannen met schema’s in elkaar gezet. De dikke kleine vrouw ontwaakte ons uit onze trance voor het avondeten. En dat avondeten bezorgde ons een schok, het zag er niet uit en smaakte nog slechter. Hoe zei ik dat ook alweer?
“Je komt op een punt dat eten alleen nog maar brandstof voor het lichaam is, als het goed smaakt dan is dat mooi meegenomen”, en zo was het.
Het was puur brandstof en de twee flessen bier waren net voldoende om de smaak weg te spoelen. Ik kocht de twee flessen in het “Sirigiya Rest House” en de manager ging verder met zijn aanbiedingen.
“US 25,- including breakfast”, hakkelde hij.
Een kort gesprek openbaarde ook zijn angst. Van de afgelopen zeven nachten was hij één keer vol geweest met een toergroep, de andere nachten had hij vaak maar één of twee kamers bezet gehad van zijn grote driesterren Rest House. Morgen gaat het echt beginnen!
Copyright/Disclaimer