zondag 24 februari 2008

Sri Lanka, naar het andere einde van de wereld

Haputale, 24/02/2008

Om kwart voor vijf strompelde ik door het donker, na een goede nacht slapen, naar de badkamer en probeerde zo snel als mogelijk gereed te zijn om naar buiten te gaan. Er was een nieuwe chauffeur gevonden en die was nog goedkoper ook, maar daar ging het me niet om. Er waren nu duidelijke afspraken gemaakt over de prijs en wat we zouden doen vandaag. Als alles naar wens ging dan hou hij zeker nog een fooi krijgen ook. Mijn ontbijtpakketje hing weer aan de deurklink en binnen tien minuten stond ik weer in de garage van het hotel op mijn vervoer te wachten.
Deze bus was wel verwarmd en in stilte gingen we op pad door de nacht naar “Lipton’s Seat”. Een andere berg waarvan ik al van had gehoord dat hij beter zou zijn dan “World’s End”. De reden voor de stilte was eenvoudig, de man sprak heel beperkt engels. Vijf uur in de ochtend had hem ook verrast als tijdstip voor de start van de dag. Natuurlijk was de reden voor dit vroege uur de zonsopkomst vanaf “Lipton’s Seat”. Afstanden zijn beperkt in Sri Lanka maar het wegennet door de bergen laat geen hoge snelheden toe, twintig kilometer per uur is al een goed gemiddelde.
Het was nog pikkedonker toen we bij “Lipton’s Seat “ aankwamen, in de verte vochten de eerste zonnestralen tegen het donker en we weten allemaal wie uiteindelijk zou winnen. Donker ging over in schemer en onthulde de laaghangende bewolking in de vallei. Een beetje pech dus! De zon kroop langzaam omhoog en de camera stond klaar om deze zonsopkomst te vereeuwigen in nullen en enen. Om de paar minuten schoot ik een foto en toen ik klaar was ging ik even rustig zitten genieten van het uitzicht. De zon warmde me op en ik bedacht dat het veel beter was dan gisteren.

De theefabriek was gepland als de volgend stop maar dat viel af omdat ik het tijdschema had veranderd. Normaal pikte de chauffeur je om zeven uur op maar de twee uur verschil maakte wel dat de theefabriek pas over anderhalf uur open ging.
Wachten was gekheid en dus gingen we meteen verder naar “Bandurawella”, mijn kleine ontbijtpakketje was al opgenomen in mijn spijsverteringskanaal en ik had door de kou alweer trek in wat te eten en een kop thee. In een klein moslim theehuis zocht ik wat brood uit en bestelde een kop thee zonder melk en met een beetje suiker. Dampend werd het vocht in een glazen pul zoals we kennen van de mosterd geserveerd. Met melk en véél suiker, en maar vriendelijk knikken als je het niet verstaat. Na de helft te hebben op gedronken kreeg ik het niet meer door mijn keel en liet de rest staan.
“Laten we maar verder gaan”, zei ik tegen de chauffeur.
Zijn hoofd zat met één bout vast en hij draaide met één hand een lamp in. M.a.w. ik ben het er mee eens ook al versta ik er geen moer van.
“Dowa Tempel?”, vroeg ik.
Zijn ogen begonnen te glimmen bij het horen van de woorden “Dowa Tempel”. Hij werd nu ook wat spraakzamer en ik moet mijn woorden terug nemen. Hij verstond het engels prima maar had angst om het te spreken. Hij sprak ook wat binnensmonds wat het voor mijn teruglopende gehoor een beetje moeilijker maakte.

De “Dowa tempel” is niet echt oud maar wel de moeite waard en bestaat uit een grottempel en een vier meter hoge Boeddha die in de bergwand is uitgehouwen. Bij aankomst was er een drukte vanjewelste, jongens en meisjes gekleed in smetteloos wit voerden een ritueel uit dat misschien wel eeuwenlang van generatie op generatie was overgeleverd. Sprakeloos stonden we samen op blote voeten te kijken wat er zou gaan gebeuren. Er werd gedanst en gezongen , een stoet kruiste dansend zigzag door de stilstaande rijen jongens en meisjes. De chauffeur was hiervan ook zichtbaar onder de indruk en ik wist haast zeker dat hij dit ook voor de eerste keer zag. Nadat we gebruikelijke ronde over het tempelcomplex hadden gemaakt was het tijd om alweer naar de laatste activiteit van de dag te gaan.

De schoonheid van het berglandschap in Sri Lanka is moeilijk te beschrijven en fotograferen lukt al helemaal niet, maar ik zal het toch zo goed mogelijk proberen. We reden over smalle bergwegen omringt door velden met theestruiken op hoge steile hellingen. Ruige pieken op de bergen met hier en daar het smaragdgroen onderbroken door kale rotsen. We waren nu op weg naar “Ella Gap”, een kloof tussen twee flinke bergen. Één van die pieken zouden we beklimmen. “Little Adam’s Peak” zoals de naam al doet geloven is een solitaire rots in een berglandschap van onbeschrijfelijke schoonheid. De wandeling naar de top is niet echt zwaar maar zeer de moeite waard. Op de top kijk je uit over de vallei waarin “Ella” zelf ligt en aan de andere kant ligt de diepte van een hoogvlakte die naar “Badulla” loopt. Recht tegenover ligt een andere bergtop,”Ella Rock “ met een veel zwaardere klim naar de top. Onder me vocht een felrode bus zich omhoog terwijl een witte bus wachtte op de rand van de afgrond, klein als “Dinky Toys”. Het was een schitterend uitzicht en het weer was me nog steeds goed gezind.
Na een half uur was het rijd om de terugweg aan te gaan. Het was zeker nog wel een kleine twee uur rijden voordat we terug zouden zijn in “Haputale”. Onder weg ging ik het gesprek aan met de chauffeur of we alsnog de theefabriek konden bezichtigen. Het was geen probleem maar hij moest wel helemaal terugrijden. Een extra dertig kilometer, voor duizend Roepies meer zou hij het kunnen doen. Dit was een eerlijk en open gesprek over een zakelijke transactie en ik wilde de theefabriek zien voordat ik verder zou gaan. Na vandaag was het berglandschap voorbij en zou ik aan een ander bedrijf beginnen van mijn reis door Sri Lanka.
“OK, vijfendertighonderd Roepies totaal voor de dag”, zei ik terwijl ik hem op de schouder klopte.
“OK, we go tea factory”, lachte hij luid terug.
De radio ging aan en met Srilankaanse popmuziek op de achtergrond waren we op weg naar de theefabriek. De chauffeur is kind aan huis bij de theefabriek en dat was goed te merken. Bij aankomst schreeuwde hij wat naar een medewerker van de fabriek die in de tuin aan het werk was. Hij liet meteen al zijn gereedschap vallen en kwam op een draf aangerend om de poort voor me te openen. De zware ketting gleed uit de grote stalen ogen en de deur ging piepend open.
De grote witte theefabriek van “Dambatenne” lag voor me.

De tuinman ging me voor en samen betraden we de fabriek waar de lichte verse theegeur het eerste was wat me opviel. Niet uitzonderlijk die geur in een theefabriek maar het was een frissere theegeur als van pas gemaaid gras. Een lange man met een grote snor zat in een kantoor waar ik naar binnen werd geleid en vanaf dit punt verdween de tuinman weer om zijn werk af te maken. Het was niet druk in de fabriek, beter gezegd, ik was de enige gast op dit tijdstip. Een paar korte opmerkingen werden in een groot indrukwekkend logboek geschreven en de manager van de fabriek was klaar om me rond te leiden. Wel eerst even tweehonderd Roepies aftellen want niets is voor niets in de wereld.
Als eerste gingen we naar de eerste verdieping van de fabriek. Het liep tegen het middaguur en de eerste vrachtwagens met pas geplukte theebladeren arriveerde bij het losstation. De zakken werden gelost en na het wegen doorgestuurd naar de droogbakken.

Warme lucht wordt vanonder door grove roosters door de bladeren geblazen. In de droogbakken verliezen de bladeren (en steeltjes) ongeveer 35% van hun vocht. Afhankelijk van het weer, zeg maar de externe vochtigheid van de bladeren, duurt dit proces tussen te twaalf en zestien uur. Één droogbak bevat 1500 kilo vers geplukte bladeren.

Nadat de bladeren voldoende zijn ingedroogd gaan ze via een gat in de vloer naar de maalmachines die met langzame horizontaal rondgaande bewegingen als molenstenen de vochtige bladeren klein maken. Op dit moment zien de , nog groene, theebladeren er uit als verse paardenmest. De doordringende geur van vochtige gemalen theebladeren verspreid zich van hier door de gehele fabriek.

De volgende stap is het snijproces, in vier stappen door wormsnijders met steeds kleiner wordende messen wordt het groene theemengsel tot een heel fijn bruin gruis. In deze wormen wordt door de warmte de thee geoxideerd en krijgt zijn unieke smaak.

De thee heeft nu zijn uiteindelijke structuur en gaat van hier naar de, door enorme door oliegestookte branders verwarmde, droogtunnels. De vochtige zachte bruine thee verlaat de computergestuurde tunnels als harde zwarte thee. De thee is nu klaar met het bereidingsproces en begint aan het sorteerproces.

In negen stappen van zeven en sorteren wordt de thee op zijn uiteindelijke kwaliteit gebracht. Acht verschillende kwaliteiten zijn er, uit de partij die door de vrachtwagens zijn aangeleverd, over. Van hele dure tot het kaf gemaakt uit de steeltjes. 375 kilo is er uiteindelijk overgebleven van de 1500 kilo die zijn reis in de droogbakken is begonnen.

Nu begint het belangrijkste gedeelte van het proces, het proeven en verpakken. De thee wordt verpakt in zakken van 65 kilo, een lot thee bevat 20 zakken en weegt 1300 kilo. Stalen van een kilo worden afgenomen en gaan naar Colombo voor de theeveiling. De rest is transport en mengen voordat het verkwikkende vocht ’s ochtends in ons kopje bij het ontbijt verschijnt.
Copyright/Disclaimer