zaterdag 1 maart 2008

Sri Lanka, alles op één hoop

Polonnaruwa, 01/03/2008

Goedemorgen, vandaag wordt één van de drukste dagen van mijn reis naar Sri Lanka. We hadden natuurlijk de wekker gezet en de eigenaar laten weten dat we vroeg wilden eten. Om precies zeven uur zaten we aan het ontbijt en hadden een gesprek met als hoofdonderwerp hoe verschrikkelijk dom de regels voor het bezoeken van de bezienswaardigheden in de culturele driehoek waren. Seconden na half acht gingen we op weg, we hadden onszelf twee uur gegund voor de “Lion Rock”. Vandaag zouden we, met de precisie van een militaire operatie, twee belangrijke culturele plaatsen bezoeken.
De toegangsprijzen voor de bezienswaardigheden zijn nu flexibel en beter gezegd “dagprijzen”. De regering heeft met de enorme inflatie in het land besloten om de prijzen nu maar meteen te verdubbelen én in Amerikaanse Dollars te rekenen. Zo zijn deze inkomsten tenminste inflatievrij. Veertig dollar om drie plaatsen te zien is misschien wel een redelijke prijs maar niet als je bedenkt dat je maximaal één dag per plaats mag zijn. Als je ’s middags om twee uur begint en het park sluit om zes uur dan zit je dag er op. Heb je nog niet alles gezien dan kan je altijd nog een tweede kaartje kopen voor twintig dollar. Er is hier niemand maar de weinigen die er zijn reizen als razende Roelands tussen de plaatsen heen en weer, zo ook wij.
Dus op weg naar de “Lion Rock”, via een stevige omweg kwamen we bij de poort aan en kochten de kaartjes. Afscheuren en de nummers opschrijven, heel veel zinloos werk. Er was dus geen levende ziel op de berg, uitgezonderd een oudere Amerikaanse vrouw die ook bij ons in het guesthouse verbleef. Wij waren dus nummer twee en drie van de dag. De souvenirverkopers straalden wanhoop uit, hun inkomsten waren misschien nog maar een tiende van wat het was geweest sinds het conflict opnieuw was aangewakkerd. Ons soort koopt nu eenmaal niets van die rotzooi omdat wij daar niets om geven en het alleen maar plaats inneemt in de rugzak.
De rots lag oppermachtig in de opkomende zon aan het einde van een brede laan. Vroeger waren er hier uitgebreide tuinen geweest met ingewikkelde hydraulische systemen. De Srilankanen praten graag over een paleis op de top maar het is onomstotelijk vastgesteld dat zich hier altijd een klooster heeft bevonden. Het eerste stuk van de beklimming ging tussen rotsen door en leidde tot de eerste stenen trappen. Links en rechts van het pad meer tuinen met exotische namen en beschrijvingen.
Ongeveer halverwege de berg kwamen we bij de “Fresco’s” en vol onbegrip keken Graham en ik elkaar aan. Deze fresco’s hadden we gisteren verwacht te zien bij de gouden tempel als we de entree hadden betaald. Samen hadden we het dus mis gehad en we stonden nu oog in oog met enkele van de belangrijkste kunstschatten van Sri Lanka. Twee bewakers trokken dikke gordijnen aan de kant zodat we goede foto’s zonder flits zouden kunnen maken. De fresco’s zijn van een ongekende schoonheid!
Helaas tikte de klok door en we moesten afdalen over de oude spiraaltrap naar de “Spiegelwand”. Deze gestuukte muur werd vroeger ingesmeerd met bijenwas totdat hij glom als een spiegel. De monniken konden zo duizend jaar geleden hun eigen spiegelbeelden bewonderen. Wij waren niet echt onder de indruk.
De klauwen van de leeuw was na een stukje klimmen het volgende onderdeel van de rondleiding. Ook hier hebben de Srilankanen hun fantasie de vrije loop gelaten en de meest fantastische doeleinden bedacht en beelden gevormd. Niemand heeft het ooit gezien of beschreven en zo is dit het grote onbekende. Wat wel van deze tijd is is het oerlelijke roestende hek dat er omheen is geplaatst. Het dient geen enkel doel behalve het onmogelijk maken van een mooie foto. Dat word een paar uur “Photoshoppen” om dat lelijke hekwerk te verwijderen!
Snel verder naar de top om de grote hal en het reservoir te zien. Op honderdzeventig meter boven de vlakte staan de funderingen van de oude hal waarin zich ongetwijfeld ooit een mooie Boeddha heeft bevonden. Ook hier is de flauwekul troef, voetstukken voor Boeddhabeelden die precies naar het oosten wijzen (opkomende zon) worden aangeduid als de troon voor de koning die hier ooit zou hebben gewoond. Welke koning zou tegen de wand van een gebouw gaan zitten aankijken terwijl twintig meter verderop een zwembad vol met naakte vrouwen is? Aan de andere kant van de rots, naar het westen wijzend (ondergaande zon) wordt dit verhaal ook stug volgehouden. Maar welke koning zou in de koude schaduwkant van paleis gaan zitten kijken? Mannen doken op uit het niets en bleven naast je lopen. Al nonsens uitslaand over de paleizen, koningen en andere fantasie verhalen over de plaatsen die we passeerden. Na een tiental minuten werd de hand dan opgehouden dat ze wel 500 Roepies konden gebruiken voor hun bewezen diensten. Graham en ik keken elkaar aan en liepen onverstoord verder.
De “Lion Rock” in Sigirya zat er op en we hadden iets meer tijd verbruikt dan we dachten. Geen probleem zolang we maar geluk hadden met de aansluiting voor de bus naar “Polonnaruwa”. De rekening in de “Nilmini Lodge” werd betaald en met een groet plaatsten we ons aan de overzijde van de weg. Binnen tien minuten zaten we in de bus op weg naar de splitsing vanwaar we de volgende bus zouden nemen.
We hoefden niet al te lang te wachten op de bus naar “Polonnaruwa”, maar deze was wel bomvol en we moesten staan. Als sardientjes in een blik stonden we in het gangpad van de bus. We stonden schrap om niet om te vallen bij een onverwachte beweging van de bus. Niet teveel nadenken en alles uitschakelen, dan gaat de tijd het snelst! Mijn schouder deed nu weer flink pijn sinds ik met de pijnstillers was gestopt. Nou ja, ik was niet gestopt, ze waren gewoon op. Een schreeuw bij elke pijnscheut deed de bus in een hardop lachende menigte veranderen. Ik moest er zelf ook wel een beetje om lachen.
“Polonnaruwa”, de hongerige troep sjacheraars en Tuk-tuk chauffeurs stond al te wachten op de hulpeloze rugzaktoeristen. Ik kreeg er nu echt genoeg van en elke keer als er één recht voor me ging staan en mijn pad blokkeerde kookte mijn bloed. Rustig aan jongen! Laat het maar aan Graham over, hij is een Indiaganger en dus de rust zelf in deze situaties. Ik vroeg niet eens wat de plannen waren, ik volgde zwijgzaam “Graham de meester”. We kwamen uiteindelijk in het “Manel Guest House” terecht. Ik controleerde de kamer en die was goed genoeg voor één nacht. De rugzakken werden naar binnen geslingerd en wij probeerden om zo snel mogelijk weer op pad te zijn. Nu werd het echt duidelijk dat er helemaal geen toeristen zijn in Sri Lanka en hoe wanhopig de mensen zijn. Het personeel van het guesthouse bleef tot in het treurige maar doorzeuren over allerlei services die ze konden verlenen maar waar wij geen enkele behoefte aan hadden. Het was best zielig maar als ik nu eenmaal wil lopen dan huur ik geen fiets.
Licht geïrriteerd stapten we de hete middagzon in om de ruïnes van “Polonnaruwa” te gaan bezichtigen. In de haast was de eerste fout snel gemaakt, we vergaten om eerst het museum te bezoeken en zo wat meer informatie over de ruines te krijgen. Jammer, maar het maakte uiteindelijk weinig uit. Zonder in details te treden kan ik eigenlijk alleen maar zeggen dat het een schitterend park is en zeker de moeite waard om te bezichtigen. De vier Boeddha’s die je aan het einde van de wandeling bezoekt zijn de mooiste die ik tot nu toe in Azië heb gezien. Het is alleen jammer dat één of andere gek er een lelijk dak boven heeft laten zetten. Het is haast onmogelijk om ze te fotograferen zonder lelijke schaduwen of gedeeltes van het dak.
Het was ondertussen al vijf uur en we hadden dus nog tijd om het museum te bezoeken, we moesten dan wel flink doorstappen om weer in het dorp te komen. Met zweet op mijn voorhoofd en rug waren we precies om half zes bij het museum. Een half uurtje zou voldoende zijn. Op de weg naar binnen passeerde wij het net naar huis gaande personeel van het museum. Wij waren beiden verbaasd want we wisten dat ze pas om zes uur zouden sluiten. Bij navraag bleek dat als het heel rustig was ze wel eens eerder naar huis gingen. Nou, het zou in de toekomst wel eens elke dag heel rustig zijn maar daar hadden wij niets mee te maken. Veertig dollar was er betaald en wij wilden nu ook het museum zien.


Het ging niet van harte en dat schoot bij mij meteen na deze stressvolle dag in het verkeerde keelgat. Ze kwamen demonstratief heel dicht bij je staan en volgde je van vitrine neer vitrine. Toen ze ook nog eens drie keer mijn kaartje moesten controleren had ik er genoeg van. Laat Graham maar alleen door het museum dwalen, misschien voelen ze zich nog slechter als er maar één gast in plaats van twee in het museum is?
Het einde van een zware dag werd gevierd met een ijskoud biertje op een schitterend terras terwijl we naar de ondergaande zon keken. Ik liet Graham alleen met zijn gedachten zodat hij zijn reis van drie maanden nog een keer de revue kon laten passeren.
We spraken wat met een jongen, Pavel, uit de Tsjechische Republiek die een motor had gehuurd en in zijn eentje Sri Lanka rondscheurde. Na een aanbeveling van ons ging hij ook naar het “Manel Guest House”. Een gezamenlijke maaltijd van redelijke kwaliteit gevolgd door een paar biertjes. De zwaarste dag zat er op. Morgen naar “Anuradhapura”, voor de laatste ruines.


Mijn gevoelens voor dit land zijn niet echt positief. Ik had altijd in mijn achterhoofd dat het één keer zou gaan gebeuren en het is nu dus gebeurd. Ik ben in een land waar ik het minder naar mijn zin heb. Ik ben in twee weken meer keer genaaid dan in de afgelopen twee jaar. Wat je ook doet en hoe goed je het afspreekt de Srilankanen vinden altijd weer een manier om de kosten op te hogen. Ik vertrouw niemand meer in dit land. Mijn plan is nu om maandag naar Kandy terug te keren en te kijken of ik eerder naar Maleisië kan vliegen mits het niet te veel extra kost. Indien het niet mogelijk blijkt dan blijf ik een paar dagen in Kandy rusten en daarna een paar dagen aan het strand om de tijd te doden. Het is jammer maar ik heb nu eenmaal na vandaag een heel slecht gevoel bij alles wat er om me heen gebeurd.
Copyright/Disclaimer