Langkawi, 17/07/2008
Na Henk zijn plotselinge vertrek en mijn dag alleen had ik een nieuw strijdplan opgesteld. Er was tenslotte voldoende tijd dus zou ik heel rustig weer richting Bangkok gaan. Er waren veel plaatsen in het roerige zuiden van Thailand die ik nog niet had bezocht. De grensovergangen aan de westkant van het schiereiland lijken allemaal moeilijk. De meeste bussen gaan niet verder dan de grens en het laatste wat ik wil is overgeleverd zijn aan de Thaise taximaffia aan de grens.
Met dit allemaal in mijn achterhoofd had ik dus een kaartje voor de veerboot naar Langkawi gekocht. Een paradijselijk eiland met mooie stranden en een hoog toeristengehalte. Ik ben niet echt een strandpersoon maar nadat ik de Lonely Planet had bestudeerd en een paar wandelingen had gevonden kon ik er wel een paar dagen verblijven.
Na een ontbijt van twee boterhammen met kaas en twee koppen koffie, op mijn kamer, stapte ik om kwart over zeven het nog rustige Georgetown in. Ik wist waar ik zijn moest en dat gaf me een rustig gevoel. Het weer was goed en alles leek erop dat het een mooie dag zou worden.
Aangekomen bij de steiger kon ik zo doorlopen aan boord want ik was erg vroeg. Nou ja, ik was op tijd en de rest van de passagiers was erg laat. Slechts een enkele backpakker kwam aan boord, veruit de grootste groep waren Arabieren met hun gevolg. Dikke bebaarde en behaarde mannen gevolgd door dikke vrouwen in zwarte gewaden waarvan je slechts de ogen kon zien, jengelende verwende dikke kinderen met iPhones en draagbare playstations. Maar wat nog het meeste opviel was de hoeveelheid bagage van zo’n gezin. Minimaal dertig kilo per persoon dus ongeveer 120 kilo per gezin. De grote hoeveelheid bagage werd aangevoerd door kruiers met natte ruggen die weer een goede dag hadden. Aan boord werd alles opgestapeld boven op het dek en overtrokken met een groot blauw dekzijl.
Touwen los! En we waren op weg naar het paradijs. Georgetown met zijn unieke Komtar toren verdween langzaam aan de horizon. Er stak een wind op en de golven werden hoger, de eerste witte koppen op de golven dienden zich aan. Het zag er niet best uit! Het duurde niet veel langer of de eerste passagiers met zeeziekte kwamen aan dek om de vissen te voeren. Nu slingerde de boot als een kermisattractie en de spray van het zeewater overspoelde de nietsvermoedende zieke passagiers. Het was soms alsof ze hele emmers water over zich heen kregen gegooid. De boot minderde snelheid en langzamer dan normaal voeren we naar Langkawi. Plotseling waren de golven verdwenen en waren vervangen door regen. Zware tropische regen, een muur van water daalde neer uit de hemel. Het eiland was niet ver meer weg.
De eerste eilandjes die rondom het hoofdeiland liggen toverden inderdaad een mooi landschap voor mijn ogen, maar in mijn beleving moeten ze wel onder een helder blauwe hemel liggen.
De regen striemde op de passagiers die de boot verlieten en ik werd meteen depressief van dit gebeuren. Linea directa liep ik naar het loket om een kaartje te kopen naar Satun in Thailand. Er is namelijk niets vervelender voor mij dan in de regen op een eiland te liggen. Ik kom hier zeker nog wel een keer terug. Een kaartje was zo gekocht en was nog voldoende tijd voor een broodje en een kopje koffie bij de Starbucks vanwaar ik weer een verhaal publiceerde op mijn weblog. Het is maar dat jullie weten dat ik vaak mijn verhalen bezig ben.
Het uur dat ik moest wachten was zo om en nadat ik de immigratieformaliteiten had doorlopen stond ik wel voor een heel klein bootje dat me naar Thailand zou brengen. Langkawi is een belastingvrije zone en dat brengt met zich mee dat de meeste zich hier laten gaan en enorme hoeveelheden tabak, chocolade en alcohol inslaan. Het bootje was maar net groot genoeg voor de passagiers maar het moest toch nog een grote hoeveelheid bagage in zich opnemen. Met beide nooduitgangen geblokkeerd verliet de boot de haven op weg naar Satun. Het weer was in ieder geval een stuk beter en na een half uurtje brak de zon door.
Het ging allemaal veel soepeler dan ik had verwacht aan de Thaise zijde. Mijn paspoort werd gestempeld en buiten de terminal stond een Songthaew te wachten die me naar de stad tien kilometer verderop zou brengen. Eerst stond ik alleen met de chauffeur te wachten maar die wist dat er nog meer te vangen was. En inderdaad, iedereen die een buskaartje voor een volgende bestemming had gekocht moest bij ons in de kleine verbouwde pick-up truck. We waren al met zijn vijven toen ook een Arabisch gezin inclusief de 120 kilo bagage mee moest. Nu was het ook voor mij tijd om in te stappen. De besnorde Arabier begon met de chauffeur ruzie te maken over de grote van het vervoermiddel. Misschien dacht hij dat de bus uit zichzelf groter zou worden. De zwijgzame vrouw in het zwarte gewaad klom de bus in terwijl de achterkant van de truck weer verder in de veren zakte.
Nadat ook de Arabier had begrepen dat er niet veel meer zou veranderen gingen we richting de stad waar we de meeste op de busterminal achterlieten. Als enige ging ik het kleine stadje in. Het Rain Thong Hotel was snel gevonden en voor 160 Baht kreeg ik een grote Spartaanse kamer zonder gordijnen en een koud water douche. Het maakte me niet zoveel uit want ik zou toch wel slapen.
Mijn bagage bleef achter en ik ging meteen op pad. Ik had een stevige trek en ik vroeg me af wat ik nier aan de grens met Maleisië van Thailand kon verwachten. Was het gelijk aan Maleisië alleen met de Thaise taal? Was het echt Thailand met slechts kleine moslim invloeden? Het antwoord kreeg ik op nog geen tweehonderd meter van mijn hotel. De geur van gebakken varkensvlees vulde mijn neusgaten. Man, wat ruikt dat lekker na een week of twee kip! Ik bestelde een Pad Krapow Moo met een gebakken ei er bovenop en een cola. Ik had mijn late lunch gevonden. Een paar minuten later arriveerde een groot bord dampend eten. Het zag er voortreffelijk uit en smaakte zo niet nog beter. Een korte wandeling door het kleine stadje maakte een einde aan de dag.
’s Avonds is er in deze stadjes niet veel te doen. Verder dan wat eten en het drinken van een fles Singha ben ik niet gekomen. De vermoeidheid was te groot geworden en om iets voor half tien deed ik het licht uit. Het was buiten muisstil op wat zingende kikkers na. Morgen gaan we op weg naar Trang.