Kanchanaburi (Luxury Hotel (112)
Heb ik ondanks het lawaai van de avondmarkt toch nog lekker geslapen. Wanneer om zes uur de wekker afloopt schrik ik wakker. Die lange dagen op de motor vermoeien zonder dat je echt wat doet. Ik begin nu ook pijn in mijn rechter schouder te krijgen. Misschien kan ik beter nog een rustdag inlassen?
De gordijnen meteen open en terwijl ik op mijn bed een verhaal corrigeer zie ik, met een kop koffie binnen handbereik, het buiten langzaam licht worden. Mijn eindbestemming komt dichterbij en volgens het plan heb ik nu nog een kleine 1.000 kilometer te gaan in ongeveer gelijke etappes. Maar je weet het nooit en ik zal me ook moeten aanpassen aan wat er onderweg gebeurd. Onvoorziene ontmoetingen of gebeurtenissen kunnen het geplande schema gemakkelijk in de war brengen.
Beneden bij de motor aangekomen kan ik mijn ogen niet geloven! Ik kan mijn eigen adem zien! En het voelt ook ècht koud aan, zelfs met mijn fleece en windvanger aan! Zodra de motor bepakt is vertrek ik voor de etappe van vandaag. Het is nog geen half acht en het is al druk in de stad.
Bij de eerste de beste 7-11 is het een drukte van jewelste. Voor de kinderen, van de ietsje beter gesitueerden, naar school gaan wordt er gestopt bij de 7-11 voor het ontbijt. En dat is geen gezonde bezigheid wanneer je ziet wat er voor het ontbijt zoal gekocht wordt. Chips en koekjes aangevuld met grote bekers zoete frisdranken.
Het is dan ook geen wonder dat het overgrote deel van de kinderen een overgewicht heeft. Iets wat je tien jaar geleden haast nog niet zag. Op de terugweg van school is het hetzelfde ritueel! Niemand in Thailand die ook maar ziet dat hier een tijdbom wordt gebouwd die over veertig jaar afgaat in een explosie van hart en vaatziekten omgeven door diabetes.
Net buiten de stad moet ik van de kou al pissen en maak meteen deze foto van de mist over de velden in de vroege ochtendzon. Na een kilometer of tien arriveer ik op Highway 4. Niet zo’n prettig gezicht wanneer mijn GPS aangeeft dat ik de komende 235 kilometer op deze zeer drukke verkeersader zal doorbrengen.
Bij het eerste tankstation gooi de tank vol en geniet extra van de twee warme tosti’s als ontbijt. 235 kilometer, gaat er door mijn hoofd. Dikke dieselrook uitblazende vrachtwagens, pick-up trucks bereden door kamikaze piloten en tegemoet komend verkeer op de verkeerde rijbaan. Ik kan de komende vijf uur voor geen moment mijn concentratie verliezen. Dit is hoogstwaarschijnlijk het gevaarlijkste gedeelte van mijn reis op de motor naar Maleisië en terug. Maar er is geen andere optie dan de strandweg die ik al op de heenweg heb gedaan, en om die weg nog een keer te doen gaat me te ver.
Over die rit van ruim vier en een half uur, ik heb flink gas gegeven, kan ik niets vertellen want ik kan me ook niet herinneren. Alleen de tankbeurt net voordat ik de snelweg verlaat, zodat ik voldoende benzine heb tot aan mijn doel, en het vullen van mijn fles thee kan ik me vaag voor de geest halen.
Zodra ik van die dodenweg af ben schakel ik mijn belangrijkste zintuigen weer aan en het eerste wat ik voel is een hongergevoel. En dat precies wanneer ik een bord passeer met daarop een vork en een lepel gevolgd door een paar Thaise tekens die ongetwijfeld het restaurant aanbevelen. En dat is niet onterecht! De Pad Krapow Moo Kai Dao smaakt me uitstekend. De kok komt wel een keer of tien vragen of het naar wens is en steeds vertel ik hem dat het heerlijk is. Ik denk dat hij graag zijn engels wil bijspijkeren maar gelukkig komt hij niet bij me aan tafel zitten terwijl ik zit te eten.
Zodra mijn bord leeg is roep ik hem bij me voor een kort gesprek terwijl ik de laatste restjes van mijn cola opdrink en het eten wat laat zakken. Hij probeert zo goed als mogelijk in het engels met me te converseren en soms corrigeer ik hem waarna het het woord of korte zin een keer of vijf hardop voor zichzelf herhaalt. Mijn goede daad voor de dag is weer gedaan en ik vervolg mijn reis.
Na een kilometer of drie na de lunch is het tijd voor de eerste echte foto van vandaag. Ik ben belandt bij de “Wat Huai Mongkol” tempel en daar wordt een oude monnik vereerd. Naast de overbende Boeddha zelf worden hier in Thailand ook een heel leger van oude monniken vereerd. Deze monniken waren natuurlijk uit een andere tijd toen de filosofie van de Boeddha nog puur en gevrijwaard van hebzucht was. Dat is nu wel anders, de mensen gaan bijvoorbeeld naar de tempel om de winnende loterij nummers aan het grote gouden beeld te vragen.
Deze oude monniken kom je overal in het dagelijks leven tegen, ze hangen in de vorm van amuletten om de nek, zelf heb ik er een van “Luang Phor Koon” om mijn nek hangen wanneer ik op reis ben, ze hangen apart of met een groep bekende monniken als grote schilderijen aan de muur in de woonkamer of winkel, ze komen in alle vormen als beeldjes voor op het altaar. Deze monniken zijn maar een haardikte verwijdert van het heiligdom van de Boeddha zelf. Met die status in het achterhoofd hebben honderden tempels overal in Thailand grote beelden van deze monniken gebouwd.
Bij deze in het bijzonder is het een zekerheid dat het beeld veel geld voor de tempel opbrengt. Bussen, gevuld met kinderen en volwassenen, rijden af en aan. Net als in vervlogen tijden in het Christendom worden er dagelijks kleine en grote bedragen aan de religieuze instellingen van Thailand geschonken. Variërend van twintig baht tot wel miljoenen om hun ziel te reinigen en zeker te zijn van een wedergeboorte als goed mens. Met nadruk op goed! Hier hebben ze namelijk geen medelijden met gehandicapten en/of misvormde mensen. Die zijn namelijk in hun vorige leven slecht geweest en moeten in dit leven boeten voor hun wandaden uit hun vorige leven! Dus een donatie van een paar miljoen baht van een schurk aan de tempel koopt waarschijnlijk een beter volgend leven. Het is maar waar je in gelooft en hoe je er naar kijkt.
Ik geef weer gas en voor me zie ik de heuvels weer opdoemen. En daar ben ik blij mee! Heuvels zijn nu eenmaal mooier om in te rijden dan langs het strand. De wegen zijn rustig, zonder verkeersdrempels en overstekende obers met dienbladen vol voedsel en koude dranken, en slingeren zich op en neer door het steeds veranderende landschap.
En dan loopt het even niet zoals is verwachtte. De weg op mijn gps schijnt niet meer te bestaan of ligt nu op de bodem van een nieuw stuwmeer. En het is niet gemakkelijk om in de kluwen van nieuw aangelegde, nog aan te leggen, en zandwegen rond de voet van de dam mijn weg te vinden. Meer dan een half uur rij ik heen en weer om een weg uit dit doolhof te vinden. Wat me nog het meeste bevreemd is dat ik helemaal geen ander verkeer zie! En dat is geen goed teken. Zodra een grote pick-up me over een zandweg tegemoet komt weet ik waar de uitgang is. En ja hoor, binnen tien minuten zit ik weer op het asfalt en rij verder richting mijn doel.
Het is nog geen half twee wanneer ik het eerste resort op mijn kaart passeer. Alleen is er van het resort heel weinig meer over. Een eenzame slagboom met een wachthuisje en enkele geraamtes van wat vroeger de bungalows moeten zijn geweest. De kaart in de gps is van 2010, dus dit is een bewijs hoe snel Thailand veranderd.
Het tweede resort ziet er al een stuk beter uit! Maar het grote aantal Mercedes-Benz, BMW en Lexus automobielen op de parkeerplaats, bevestigen mijn verwachting dat het misschien een stukje te duur is voor mijn budget. Wanneer de Lone Rider in zijn vuile Indiana Jones outfit voor de receptie verschijnt mag ik blij zijn dat er niemand een hartinfarct krijgt! Met grote ogen, en open monden, staren alle medewerkers in het geairconditioneerde receptie gebouw me aan.
Na mijn vraag, hoeveel het kost voor een nacht, hakkelt een mooie jonge Thaise vrouw in slecht engels, ‘From 2.900 to 6.500 baht a night.’
Van € 64,25 tot € 144,-- per nacht! Ik geef dat per week nog niet uit aan hotelovernachtingen! Ik bedank ze vriendelijk voor hun moeite en verlaat, waarschijnlijk tot grote opluchting van het personeel, de receptie. Mijn motor staat daar als een eenling tussen al die dure auto’s van de Bangkok rijken die hier na de saaie kerst met het gezin hun minnaressen komen verwennen. Thailand op zijn best!
Nu ik hier toch ben bezoek ik nog even de grote stuwdam waar dit plaatsje zijn bestaan aan te danken heeft en kijk eens goed op de gps op het stuur. Kanchanaburi lijkt me niet zo ver meer, een honderd, misschien honderdvijftig kilometer. Drie à vier uur in het zadel. Ik zou dan nog voor het donker op de plaats van bestemming moeten zijn. Ik denk lang en diep na. Dus Kanchanaburi wordt de volgende slaapplaats!
En dan ben ik getuige van een schouwspel dat ik in de vijftien jaar dat ik in Thailand heb rondgereisd nog nooit heb gezien. Oké, ik heb door heel Thailand heen honderden monniken ‘s morgens langs de straat zien lopen om aalmoezen en eten op te halen. Maar wat ik hier zie is echt ongelofelijk en haast van bijbelse proporties!
Zodra ik een bocht om kom zie ik voor me tientallen monniken die, vaak op blote voeten, onder de brandende zon in dezelfde richting als ik op weg zijn naar god weet waar. Maar na een volgende bocht worden het er plotseling honderden. Een schitterend, en haast niet van deze wereld, gezicht. Ik rij de stoet voorbij waarna ik stop en de camera tevoorschijn haal. Zodra ik oogcontact heb met de leider van de stoet laat ik hem opzichtig mijn camera zien en hij knikt als teken dat het goed is dat ik foto’s maak.
Helaas kan ik niet met deze monniken praten en ontgaat me het doel van de hele operatie. Als een goed getraind leger van heilsoldaten marcheren ze aan me voorbij. Zodra ik weer op gang komt zwaait er een verdwaalde monnik als teken van afscheid.
Kanchanaburi ligt toch nog verder weg dan ik had verwacht. Het begint al te schemeren wanneer ik de rand van de stad, die zijn bestaan hoofdzakelijk te danken heeft aan een spoorlijn, en een film over een brug die nooit heeft bestaan, bereik. Ook tijdens de rit door de straten zie ik hoeveel het hier verandert is sinds ik hier vier jaar gelden voor het laatst ben geweest. Er is hier nu zelfs een uitgaansbuurt met barren voor de buitenlandse expats met klinkende namen die niets aan je fantasie overlaten.
Vanzelfsprekend rijdt ik meteen door naar het guesthouse waar ik al sinds jaar en dag kind aan huis ben. Ik heb verhalen gehoord dat er het een ander veranderd was en na aankomst wordt ik daar dan ook meteen mee geconfronteerd.
Ten eerste zijn door de nieuwe eigenaars de prijzen verdubbeld terwijl er niets aan de kamers is gedaan. Vijfhonderd voor een hok is teveel geld! Wanneer ik probeer te onderhandelen over de prijs voor een kamer in het betere gedeelte komt de èchte Thaise handelsgeest naar boven! Achthonderd is me teveel en ik vraag beleefd of hij wat van de prijs kan afdoen want de airconditioning gebruik ik toch niet. Hij houdt vast aan zijn oorspronkelijke prijs en in een ultieme poging, ik krijg zelfs medelijden met hem en zijn lege resort, er is namelijk maar een kamer bezet, vraag ik hem om me een goede aanbieding te doen.
Zevenhonderd en negentig baht zegt hij trots en met een blik op zijn gezicht of hij net het wiel heeft uitgevonden. Een oudere man, waarschijnlijk zijn vader en eigenaar, bekijkt vanaf een afstandje wat we aan het doen zijn en hoe het afloopt. Deze waanzinnige aanbieding is meteen het moment voor mij om weer op mijn motor te stappen en weg te rijden. Dit is Thailand en daar moet je het mee doen. Wanneer ik de baas was geweest had ik het zo laat op de avond voor vijfhonderd gedaan omdat de kans dat er nog iemand zal komen zeer klein is.
Bij het volgende hotel is het bijna hetzelfde liedje. Alleen verveeld het me nu een beetje want ik ben moe, ik ben vuil en ik heb honger. De dikke Thaise vrouw, die haar favoriete tv programma zit te kijken terwijl ze met mij bezig is, geeft geen krimp.
‘Only aircon, 800 baht’, zegt ze met een robotstem terwijl haar ogen op het platte beeldscherm gericht blijven.
‘But i don’t need aircon, it is to cold for aircon!’
‘Fan room full, only aircon!’
Het is ondertussen pikdonker buiten en zo koud dat het kippenvel op het behang staat!
‘You have room with heater?’, vraag ik om haar aandacht te krijgen.
‘No have, fan room full, only aircon, 800 baht!’, klinkt er weer uit de dikke onbeweeglijke menselijke robot zonder dat ze me een blik waardig gunt.
Ik vindt dit zo onbeschoft dat ik zonder verder nog een woord te zeggen de receptie verlaat. De toeristenindustrie heeft ze hier veel fortuin en voorspoed gebracht maar het Thailand dat ik kende bestaat al lang niet meer in deze stad.
Als laatste mogelijkheid rijdt ik weer langzaam de stad uit want hoe verder je van het centrum komt des te goedkoper de hotels worden. En dan zie ik het bord van het “Luxury Hotel”. Een klinkende naam waar veel fantasie voor nodig was. Ook hier zijn de kamers met ventilator allemaal vol, dus voor de zeshonderd neem ik een mooie kamer met airconditioning en een zacht bed. Dat is voor honderd baht meer duizend maal beter!
Ik breng mijn spullen naar de kamer en ga direct weer op weg om te eten. Met de fleece aan, want het is fris. Het is het toch nog een beetje verder dan ik gedacht had. Ik loop gewoon door want na al dat zitten is een stukje wandelen best wel lekker. In het kleine Chinese restaurant kan ik goed eten. Ik bestel de gebakken rijst en gebakken groenten. Het is teveel voor me en ik kan het niet op. De aanbieding om de restjes voor me in te pakken sla ik vriendelijk af en betaal de schade. 65 baht (€ 1,45) voor deze maaltijd inclusief een flesje water is een koopje. Gelukkig bestaat dit Thailand nog wel.
Op mijn bed bekijk ik het overgebleven traject en kom tot de conclusie dat ik met een kleine aanpassing nog maar 400 kilometer heb te gaan. Ik kan dus gemakkelijk in een dag weer in Pattaya zijn. Ik stel de keuze uit tot morgen. Ik ben te moe en wil slapen, lang slapen.
Pattaya - Bang Tabun Ok - Ban Khut - Ranong - Krabi - Satun - Taiping - Malacca - Ipoh - Kota Bharu - Nahkon Si Thammarat - Chumphon - Kanchanaburi - 4.267 + 538 = 4.805 Km