Taiping (Peking Hotel (308)
Ik vorder al aardig met het boek “Bloedoffer” van Pieter Aspe! Dat kan ook niet anders wanneer je om half acht op je bed ligt en alleen nog kan lezen totdat de slaap je overmand.
De imam heeft me al twee keer via de luidsprekers van de moskee opgeroepen om naar het gebed te komen maar dat aanbod heb ik steeds afgeslagen. Zoals verwacht heb ik prima geslapen, zonder bier en na twee koppen koffie. Toch heeft de stress, over het wel dan niet de grens met Maleisië oversteken, ook zijn tol geëist. Besluiteloosheid is troef en wanneer ik om zeven voor zes het licht aan schakel is het buiten nog pikdonker.
Mijn eerste gedachten gaan naar het vreemde traject dat ik moet afleggen! Namelijk eerst tachtig kilometer terug naar het noorden en dan weer met een grote bocht richting het zuiden naar de Thaise/Maleisische grens. Dat heeft me heel wat hoofdbrekens gekost! Ik zou echt zweren dat dat toch wel gemakkelijker had gekund. Ik pak mijn spullen rustig in en kan maar aan een ding denken: Zouden ze me toelaten tot Maleisië op mijn motor? Het is pas tien voor zeven wanneer ik voor het eerst de motor start om bij de 7-11 een paar tosti’s te eten en mijn fles met hete thee te vullen. Na vijf dagen beginnen die tosti’s nu ook wel een beetje te vervelen en om eerlijk te zijn kijk ik best uit naar een ontbijttje bij de gouden bogen.
Het is bedompt en grijs weer. Met lange tanden werk ik de twee tosti’s naar binnen en probeer niet aan die eerste onzinnige honderdzestig kilometer te denken. Ik hoop vurig dat ik verder kan maar ik ben ook een realist. Mocht ik worden terug gestuurd dan maak ik er gewoon het beste van!
Ik stap op met lood in de schoenen en begin aan misschiel wel het belangrijkste traject van mijn hele reis. Minibusjes vol met moslimkinderen compleet met sluiers en zwarte hoedjes zwaaien wanneer ze me voorbij komen. Terwijl ik terugzwaai ben ik in gedachten verzonken. Ik kan het nog steeds niet begrijpen dat ik zo’n cruciale fout heb kunnen maken. Normaal gesproken ben ik altijd beter ingelicht! Ik heb alle kaarten in mijn GPS nagekeken, Google Maps en Bing Maps geraadpleegd, en toch kom ik niet verder dan de onmogelijke rit die nu voor de wielen van mijn motorfiets ligt.
Dan zie ik plotseling op een verkeersbord langs de saaie weg een aanwijzing naar een grensmarkt, 22 Km verderop. Nu ben ik echt in de war! Bij het volgende verkeerslicht gebaar ik een chauffeur van een minibus, als iemand het zou moeten kunnen weten dan is hij het, zijn raam naar beneden te doen en vraag of je daar ook de grens kan èn mag oversteken. Het positieve antwoord dat je wel een paspoort moet hebben klinkt me als muziek in de oren. Ik hoef daarover niet lang na te denken. Het is de gok waard! Vier en veertig kilometer omrijden en honderd en tien kilometer uitsparen, daar hoef ik dus niet zo lang over na te denken. Terwijl het verkeerslicht nog op rood staat schakel ik mijn richtingaanwijzer in en scheur zonder op het groene licht te wachten rechtsaf in de richting van de vermeende grensovergang.
Tijdens deze twee en twintig kilometer naar de grens lopen de spanningen flink op! In mijn hoofd en in mijn darmen. Een kilometer of vijf voor de grens haal ik mijn paspoort uit mijn rugzak en verplaats hem naar de binnenzak van mijn jas. Ik zorg ervoor dat ik alles bij de hand heb en dat ik de ambtenaar zo min mogelijk tijd geef om over mij en mijn motor na te denken. De helm gaat nu ook op want ik Maleisië controleert de politie wel streng op het dragen van die ondingen en de Maleisische politie staat bekend als streng en is niet omkoopbaar.
De mist hangt tussen de bergen en dat geeft deze ochtend een dramatische achtergrond. Tijdens de laatste kilometers spelen er ook een breed scala aan opmerkingen en adviezen, die ik over de grens oversteken met je motor heb gehoord, door mijn hoofd. Maar het is altijd, ‘Ik heb dat van een ander gehoord!’
Om eerlijk te zijn heb ik zelf persoonlijk nog nooit iemand gesproken die op zijn motor van Thailand naar Maleisië is gegaan.
En daar zijn de eerste kramen van de markt! Die markt is nog steeds dicht en het lijkt mij niet dat hij op korte termijn nog open gaat ook. Overal zie ik de vergeten propaganda van de verdreven minister-president Thaksin Shinawatra. OTOP! Een dorp, een product! Niemand wil die handgemaakte rotzooi hebben en toeristen zullen hier wel zeer weinig komen.
Maar daar ben ik hier niet voor! Een klein gebouw in het midden van de weg lijkt onbemand. Er schiet een flits door me heen of ik misschien door zal rijden wanneer er niemand is. Jaren geleden ben ik ook uit Singapore gekomen zonder dat ik een stempel voor de toegang van Maleisië kreeg. Het is even zoeken naar het loket van de immigratie aan de Thaise kant en na een paar minuten overhandig ik mijn paspoort door een klein raampje aan een officier in een bruin uniform. De helm en zonnebril gaan snel af voor de foto en met een slappe plof komt de stempel op het papier van mijn paspoort neer.
Is dit alles? Verbaasd kijk ik naar de stempel in mijn paspoort. Nee, dit is niet alles, er is ook nog de andere hindernis, de Maleisische, kant van deze zaak.
‘Selamat pagi!’ (goedemorgen), roep ik amicaal.
De besnorde ambtenaar kijkt me voor een moment aan en stempelt zonder probleem mijn paspoort, ‘Selamat jalan’ (goede reis), zegt hij terwijl hij mijn paspoort terug geeft.
Was dit het dan? Heb ik me hier zo druk over gemaakt?
De eerste kilometers in Maleisië zijn niet anders dan de afgelopen twaalfhonderd in Thailand, maar dan komen er toch de eerste verschillen! De nieuwe kaart die ik nu in mijn GPS gebruik is van mindere kwaliteit en uit 2010. In een land dat in een razendsnel tempo zich naar een eerste wereldland ontwikkeld komt het regelmatig voor dat de weg niet meer bestaat of dat er een weg ligt die nog niet op mijn kaart vermeld is. Dat wordt dus extra opletten de komende dagen. Vanzelfsprekend beginnen hier, de door de staat gefinancierde, moskeeën met een hoog Anton Pieck gehalte te verschijnen. Daar heb ik weinig last van maar het verkeer, of beter gezegd de verkeersdeelnemers, begint lastiger en gevaarlijker te worden.
Tijdens het eerste gedeelte op de binnenwegen valt het nog wel mee maar zodra ik op de onvermijdbare hoofdwegen kom wordt het een drama! En eerlijk gezegd had ik dat niet verwacht! Ze snijden je de weg af en houden met niemand of soms ook met een verkeerslicht rekening. Omdat ik het verkeer in Maleisië altijd vanuit een touringcar heb gezien had ik dit dus niet verwacht. Ik stop ook iets vaker dan ik gewend ben om uit te rusten van de uiterste concentratie die de drukke wegen met zich meebrengen. Over een paar jaar wanneer meer mensen zich een auto kunnen veroorloven zal het alleen nog maar gevaarlijker worden.
Ik eet mijn eerste lunch, Mee Goreng, en de aanwezigen in het Chinese restaurant kunnen het niet geloven dat ik op de motor van Bangkok naar Maleisië ben gekomen. Compliment na compliment mag ik in ontvangst nemen en de mensen zijn zichtbaar trots dat ik de moeite neem om hun Maleisië op de motor te bezoeken. Het wordt zelfs nog vreemder wanneer de berijders van brommers, terwijl we voor een rood verkeerslicht staan en ze mijn Thaise nummerplaat hebben bestudeert, me schouderklopjes geven en een duim opsteken als teken dat ik goed bezig ben. En zo beland ik in een Taiping dat ik alleen nog van mijn herinneringen ken. En het Taiping dat ik me herinner is snel aan het veranderen, maar niet aan het verbeteren!
Gelukkig is het “Peking Hotel” nog steeds niet veranderd. De baas herkend me vaag en nadat ik naar zijn zoon, met de John Lennon bril, vraag begrijpt hij dat ik hier vaker ben geweest. In het korte gesprek dat volgt vertel ik hem dat ik twaalf jaar gelden hier voor het eerst kwam. Ik vertel nog een herinneringen van het oude Taiping en ik kan zien dat hij trots is dat ik nog steeds de weg naar zijn hotel kan vinden. Hij is minder blij met het feit dat ik heb ontdekt dat tijdens de tweede wereldoorlog het kantoor van de Japanse politie in het hotel was gevestigd. Chinezen zijn doorspekt met bijgeloof en er zouden zeker klanten wegblijven wanneer ze dat zouden weten. Voor mij maakt het weinig uit. Hoewel ik vanuit mijn ooghoeken wel schaduwen als personen door de gangen zie zweven. Misschien de geesten van slachtoffers van de Japanse politie die hier in een van die kamers hun leven hebben verloren tijdens de verhoren of martelingen. Maar mijn ogen zijn ook niet al te best meer dus doe ik het maar af als gezichtsbedrog.
Zodra ik mijn bagage van mijn motor heb begint het te stortregenen. Een regen zoals je kan verwachten aan het einde van de middag. Daarom is het vanaf morgen zaak om vroeg op pad te gaan om zo de regen voor te kunnen blijven!
Terwijl ik dit verhaal lig te schrijven gaat de wekker af voor mijn medicijnen. Vijf uur? Mijn horloge geeft vijf uur aan! Voor het eerst vandaag realiseer ik me dat ik al vanaf vanochtend naar een horloge kijk dat een uur achter loopt. Toen ik de grens overstak had ik de klok een uur vooruit moeten zetten.
Mijmerend over het oude gezellige Taiping loop ik langs de laatste overgebleven oude Chinese winkelpanden. Over een paar jaar zullen die ook allemaal zijn platgeslagen om een nieuw winkelcentrum te bouwen. Ik ben blij dat ik die momenten in ieder geval voor de mensheid heb kunnen behouden. Mijn drie taken voor het einde van deze dag zijn simpel,
1. Geld wisselen dat ik niet zo snel meer nodig heb
2. Een nieuwe SIM-kaart met 3G internet
3. Een nieuwe leesbril
De eerste twee regel ik op loopafstand van het hotel. De koers is zelfs prima te noemen en ik heb weer wat geld in mijn zak. De leesbril zal ik moeten zoeken op de goedkope markt wanneer ik ben wezen eten. De Mee Rebus in het bekende foodcourt smaakt me uitstekend. Nu heb ik nog maar een taak over! Een nieuwe leesbril. Ik kan het zelf niet geloven maar in de laatste zes dagen heb ik twee leesbrillen kapot zien gaan. Dat is toch haast onmogelijk zou je zeggen? Maar het is echt waar. Ik hoop dat mijn nieuwe blauwe leesbril van € 2,-- het in ieder geval tot mijn aankomst in de Pattaya uithoudt.
Pattaya - Bang Tabun Ok - Ban Khut - Ranong - Krabi - Satun - Taiping - 1.477 + 334 = 1.811 Km