Nong Khai, 17/02/1999
Met een vol programma en een hele drukke dag voor de boeg stond ik natuurlijk weer voor dag en dauw op. Om kwart over zes knetterde ik, zonder ontbijt, weg op de brommer. De brommers in het noorden hadden mij verwend, ze waren bijna allemaal nieuw geweest en nu ik in het noordoosten was waren het allemaal oude wrakken. Op het uithangbord van de “Danish Bakery” stond in dikke letters dat het niet eerder dan acht uur zou openen. Helaas, maar ik had niet de luxe om er op te wachten.
Ondertussen had ik de wegaanduidingen onder de knie gekregen. Op de witte paaltjes langs de weg stonden nummers. Het nummer onder de “Garuda” was het nummer van de weg. De hoofdweg had een simpel nummer, zeg 3. Dan hadden de secundaire hoofdwegen ook weer nummers, die werden dan achter het eerste nummer geplaatst, zeg 37. Als laatste waren de kleine verbindingswegen aan de beurt en volgden dezelfde regels, dus werd het 3714. Simpel als je het weet, toch? De andere twee getallen aan de zijkant waren de afstand tot het volgende knooppunt en de afgelegde afstand vanaf het laatste knooppunt. En zo had ik al snel een beeld van “hoe ver nog” en “hoe lang nog”.
En zo alleen op de brommer had ik het geluk dat ik weer een mooie tempel tegenkwam, de “Wat Phra That Bang Phuan”. Een heel oude en zeer heilige plaats. Niemand weet echt wanneer de chedi’s zijn gebouwd maar ze worden al meer dan 1000 jaar beschreven. Volgens de overleveringen zijn er zelfs delen van het borstbeen van de Buddha ingemetseld. Nadat ik in alle stilte over het tempelterrein had rondgelopen realiseerde ik mij dat de stilte van de vroege ochtend een extra dimensie toevoegde aan mijn bezoek. Ik was echt onder de indruk.
Wat mij nu wel opviel was dat er meer en meer politiecontroles waren. Je kan ze van verre al zien en met een beetje geluk heb ik ze de hele dag kunnen ontwijken op één keer na. Ik kreeg precies hetzelfde verhaal als eergisteren voorgeschoteld, je dom houden werkt in ieder geval. Misschien was het beter om de volgende keer maar om een helm te vragen.
Bij aankomst in Si Chiangmai had ik ondertussen zo’n trek dat ik maar gelijk bleef voor het ontbijt. Julie was vertrokken en er waren geen andere gasten, ze waren blij om mij weer te zien. Na het ontbijt gingen mijn vergeten spullen in een plastic tasje voorin het mandje van de brommer. Ik was blij dat ik niets was kwijtgeraakt.
Onder het ontbijt was ik het doelwit geweest voor een ander verhaal over de buurt. De tempel in Si Chiangmai was gebouwd voor twee prinsesjes. De overlevering verteld het verhaal dat de meisjes op een dag aan het spelen waren aan de rivier. Al spelend en plonzend in het water raakten ze steeds verder van de oever en verdronken in de verraderlijke stroming. De vader was zo verdrietig dat de Buddha zijn dochters had weggenomen dat hij opdracht gaf om ter plaatse een tempel te laten bouwen voor de eeuwige nagedachtenis aan zijn dochters en om de Buddha te vereren.
Een mooi verhaal, maar nu weer verder op weg naar mijn volgende bestemming. Elk dorp en elk gehucht in Thailand heeft zijn eigen tempels. Oud of modern het maakt niets uit ze worden met dezelfde passie onderhouden en gebruikt voor het aanbidden en vooral bedanken van de Buddha. Aanbidden is misschien niet het woord, de bezoekers van de tempel gaan meestal voor advies of vragen de Buddha om een gunst. Nee, ze vragen niet voor de winnende nummers van de zondagavond lottotrekking maar om gunsten en advies in de persoonlijke sfeer. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in de tempel huwlijken worden geboren of juist afgezegd. Een bamboekoker met bamboestokjes is de raadgever. Geknield voor de bronzen Buddha schud de gelovige de koker zo lang totdat er een bamboestokje uitvalt, op dit stokje staat een nummer geschreven. Ze dankt de Buddha en haalt dan een briefje met het corresponderende nummer uit een kast aan de zijkant van de kamer. Op dit briefje staat dan een opsomming wat je kan verwachten voor de toekomst. Eenvoudig toch?
Aan de andere kant van Nong Khai zou ik op een plaats stuiten die niemand mag missen als hij hier in de buurt is geweest. Het “Wat Khaek” is een Buddha Disneyland. Anders kan ik het niet beschrijven. Een grote tuin met enorme Buddhabeelden in verschillende stijlen opgebouwd uit baksteen en cement. Afgewisseld met beelden uit de Hindu verhalen. Het is het geesteskind van een monnik uit Laos die aan de overkant van de rivier ook zo’n park heeft nagelaten. Na een vlucht uit Laos, niet meer dan met een bootje de rivier oversteken, heeft hij zich tot aan zijn dood in Thailand gevestigd. Met de muziek van Donna Summer op de achtergrond heeft hij zich tot aan zijn dood op zijn levenswerk gestort. En het mag er zijn! Het is onbeschrijfelijk dus kijk maar naar de foto’s en het filmpje.
Mijn dag zat er op en de verdiende rust werd verwelkomd. Lekker eten en een paar biertjes. Morgen heb ik een hele lange rit op de brommer voor de boeg en als klap op de vuurpijl heb ik beslist om terug te keren naar Bangkok. Ik ben na vijf weken kapot en wil nu wat rusten en nadenken over wat er verder gaat gebeuren. Ik heb veel plannen en het zal wikken en wegen worden wat ik nu ga doen.