maandag 15 februari 1999

Thailand, in de voetstappen van de Buddha

Si Chiang Mai, 15/02/1999

Nadat ik vroeg onder de lakens was gekropen was ik natuurlijk ook vroeg uit de veren. Om kwart over zes stond ik naast mijn bed en keek vanuit mijn raam naar een langzaam wakker wordende wereld. Aan de overkant van de rivier zag ik kleine vuurtjes met recht opstijgende rookpluimen.
Voor de koffie moest ik nog even wachten en dus werd de radio aangezet en met een glimlach op mijn mond luisterde ik naar het nu bekende: “Goedemorgen, dit is de wereldomroep van uit een koud en donker Hilversum”. Ongelofelijk wat de techniek allemaal heeft voortgebracht. Ik nam een douche en las wat in mijn Lonely Planet over wat te doen vandaag.
Om iets over half acht liep ik de trap af en gelukkig waren er al mensen op. De koffie met toast en gebakken eieren smaakte goed en het duurde niet lang voordat Julie zich bij mij aan tafel zette. Ze was een beetje bang voor wat er vandaag zou gaan komen. Ik stelde haar gerust met de mededeling dat ik al meer dan twintig jaar op motoren reed en om kwart over acht reden we samen weg van het guesthouse. Ik reed niet al te hard want de brommer was een oudje en voelde sowieso niet al te goed aan. De remmen waren niet geweldig en hij maakte het geluid van een opstijgende straaljager wat de illusie van snelheid alleen maar opvoerde.
We waren nog geen vijf minuten onderweg toen we werden gesommeerd om te stoppen door een politieman. Een klein gedrongen mannetje in een veel te klein bruin uniform met een veel te grote pet op.
Geen valhelm op! Ik wist dat het bij de wet verplicht was om een valhelm te dragen in Thailand maar buiten Bangkok had ik nooit iemand met een valhelm op de brommer gezien. Ik probeerde hem zo goed als mogelijk uit te leggen dat de man die mij de brommer had verhuurd er geen valhelmen had gegeven of zelfs maar had aangeboden.
“Two hundred, Two hundred”, stamelde hij op een autoritaire toon.
Ik besloot mijn geld maar tevoorschijn te halen en mijn deel aan de politietoeristenbelasting bij te dragen. Hij was nu plotseling heel verontwaardigd!
“No, no, Tomorrow”, hakkelde hij terwijl hij boven op mijn hoofd tikte.
Ah, ik begreep het. Als hij me morgen weer zou zien zonder helm dan zou ik een boete krijgen. Ik bedankte hem en startte de brommer en reed weg in de wetenschap dat de overnachting vanavond gratis zou zijn.
Julie was ook geschrokken en hield mij stevig vast, voor het eerst voelde ik de kou van de vroege ochtend. Het was hier erg koud in de ochtend. Si Chiang Mai is de hoofdstad van de tomatenketchup en loempiavellen. Overal stonden in de tuinen bamboe drooghekken met daarop honderden ronde vellen van rijstpapier, klaar om gevuld te worden. Enorme vrachtwagens tot de rand toe gevuld met tomaten kwamen van heinde en ver op weg naar de “Roza” tomatenketchup fabrieken, en vergeet vooral de sardines in tomatensaus niet.
Wij waren op weg naar het “Phu Phrabat Historical Park” en wat ik in de Lonely Planet had gelezen zou dit in interessante plaats zijn. Julie begon zich meer op haar gemak te voelen en begon nu ook onderweg tegen mij te praten. Eerst over koetjes en kalfjes en iets later over wat we die dag van plan waren om te gaan doen. Om eerlijk te zijn had ik daar geen antwoord op, we zouden wel zien.
Bij de ingang van het park betaalden we de toegangsprijs van 30 baht en het was net of ik dit toegangsbewijs kende. En inderdaad was het eens toegangsbewijs voor een ander park waar ik al geweest, alleen was er hier de naam van het “Phu Phrabat Historical Park” op gestempeld.
Maar eerst was het tijd om de stoffige kelen te spoelen voordat we het park zouden betreden. En zoals overal in Thailand was eten en drinken nooit verder dan twintig meter van je verwijderd. Na het overheerlijke ijskoude colaatje liepen we het park in, niet zeker over wat we zouden aantreffen.
In het park troffen we een mengeling van enorme stenen die balanceerden op andere stenen aan, met daaronder altaren met mooie Buddha’s om te aanbidden. Er waren grotten met, volgens de reisgids, muurschilderingen uit de prehistorie. Daar omheen waren drie kloosters met de bijbehorende stupa’s en tempels. In één van die tempels zou zich een voetstap van de Buddha bevinden.
Vol van de mystiek die de Buddha omgeeft betrad ik de kleine tempel. Het moet toeval zijn geweest maar in het midden bevond zich een groot gat in de vloer met een wit hek er omheen. Ik heb zeker tien minuten naar de opgedroogde aarde staan te kijken of ik de omtrek van een kleine of misschien wel twee voeten in de opgedroogde aarde kon ontdekken. Nee, ik zag niets en dat zou zo ook blijven. Mijn ideeën hadden mijn inbeeldinggeest zo vertroebelt dat ik een voet van wel twee meter hoog aan de andere kant van de tempel niet eens had gezien. Als een donderslag bij heldere hemel verscheen het beeld op mijn netvlies. Het was de onderkant van een voet met de vijf tenen. Zwart en schitterend ingelegd met paarlemoer. Taferelen uit het leven van de Buddha, geometrische figuren, en al die tijd had ik gedacht dat er een klein voetje in de modder zou staan. Het was niet eens in mij opgekomen dat de Buddha Thailand waarschijnlijk nooit heeft bezocht. Ik moest hier wel heel erg om mezelf lachen.
Na een kleine drie uur hadden we het wel gezien en vonden het tijd om huiswaarts te keren. Maar niet voordat we een gebakken rijst met, jullie raden het al, een gebakken ei er bovenop hadden genuttigd. Ik had de laatste week zoveel eieren gegeten dat ik bang was dat ik veren zou krijgen.
De terugreis verliep helaas anders dan gepland. We kwamen door een omleiding wegens wegwerkzaamheden in het midden van het niets terecht en na een tweede omleiding bevonden we ons op een stoffige zandweg. Volgens mijn berekeningen waren we zeker nog dertig kilometer van onze bestemming verwijderd. Wat wel grappig was dat we door een klein dorpje reden waar zingende en dansende mensen bij een wegafzetting stonden te dansen. Het was een inzameling voor de lokale tempel. Een soort kleine kerstboom die bestond uit bamboestokjes met geld eraan stond langs de kant van de weg. Ik vond het wel gepast om twintig baht bij te dragen en de mensen waren erg dankbaar.
Twee uur met zijn tweeën op een oude brommer over een hobbelende zandweg. Mijn ogen trilden nog steeds in hun kassen toen we eindelijk weer op een effen asfaltweg kwamen. Onderweg had ik nagedacht wat ik verder ging doen. Hier was het dus op, morgen zou ik verder trekken naar Nong Khai.
De brommerzaak was al gesloten toen ik probeerde de brommer terug te brengen. “Morgen dan maar”, dacht ik bij mijzelf. We konden niet wachten om onder de douche te gaan. Het stof had zijn weg gevonden naar de meest intieme plaatsen. Heerlijk zo’n hete douche na een dag onderweg. Julie had ook van onze dag samen genoten en als dank gaf ze mij haar Laos taalgids tijdens onze maaltijd samen.
“Een hete douche is soms lekkerder dan sex”, merkte ze op.
Mijn kont deed enorm pijn. Het was best onaangenaam om op die harde stoelen te zitten. Na een paar grote “Beer Chang” namen we afscheid. We zouden elkaar waarschijnlijk nooit meer zien.

En dit is nu het moeilijkste van reizen. Je deelt ervaringen met nieuwe mensen die je onderweg ontmoet en je geniet van elk moment dat je samen bent. Daarna sterft er iets in je als je de realiteit onder ogen ziet dat je elkaar waarschijnlijk nooit meer zal ontmoeten. Ondanks alle beloften en het uitwisselen van emailadressen.
Blijf reizen Julie!!
Copyright/Disclaimer