Rabat, 13/09/2008
Voor de eerste keer tijdens mijn reis in Marokko bleef ik langer dan één nacht op dezelfde plaats. Rabat is een grote stad en het is één van de weinige steden in Marokko waar echt wat te zien is. Wat belangrijker was: Ik voelde me na deze nacht weer 99%. De angst was grotendeels verdwenen en na mijn ontbijt van een weer een droog taai broodje rijkelijk besmeerd met smeerkaas voelde ik me sterk. Ik miste mijn koffiemakertje nog steeds ‘s ochtends! Jammer dat Tettje er niet is.
Vol goede moed stapte ik de ochtendkoelte in en dat terwijl de zon al redelijk hoog aan de hemel stond. Vandaag zou ik de meeste hoogtepunten van Rabat gaan bezoeken en het toeval wilde dat deze mooi in een cirkel rond de oude én nieuwe stad lagen. Mijn hotel lag naast de oude Medina en binnen enkele minuten stapte ik door de smalle straatjes. Ik keek wel wat meer over mijn schouder dan ik gewend ben en hield wat vaker een hand op mijn cameratasje, maar alles was steeds rustig achter me. De Atlantische kust is hier prachtig, hoge golven breken met veel kracht op de rotsen van zandsteen. Voor me doemde de Kasbah de Oudaias op. Hoge rode muren met een schitterende poort uit 1195 A.D., hier was ik voor gekomen en ik genoot met volle teugen van de kleine straatjes en poortjes. Ja, Marokko heeft van die prachtig geschilderde houten poortjes die één voor één allemaal fotogeniek zijn. Door het doolhof van smalle straatjes dwalend kwam ik terecht in een tapijtweverij, een handjevol oude vrouwen zaten netjes naast elkaar wollen tapijten te weven € 100,- per m2. De prijzen gaan hier ook omhoog!
Met rust van geest liep ik weer de Medina van Rabat binnen en probeerde zo goed mogelijk de verkopers van tapijten, leer, aardewerk en meer van die toeristenrotzooi te ontwijken.
“Good price” en “Very cheap”, kreeg ik steeds te horen.
Het maakte me weinig uit want voor mij is de tijd van souvenirs kopen allang voorbij.
Bij aankomt aan de Tour de Hassan moest ik toch wel even met mijn ogen knipperen. Het was inderdaad een flinke puist van rode steen die daar 44 meter de lucht in toornde. Men was met de bouw aangevangen in 1195 A.D., de sultan die de opdracht had gegeven stierf vier jaar later. De toren is dus nooit afgebouwd en had uiteindelijk 66 meter hoog moeten worden. De hoogste toren in de wereld van de Islam. Deze toren deed zeker niet onder voor de toren in mijn eigen woonplaats, De St. Maarten toren in Zaltbommel. Lef hadden ze zeker wel gehad hier in die tijd. De overgebleven pilaren van de moskee die hier eens had gestaan liet ook zien hoe groot en ambitieus de gebouwen hier een kleine duizend jaar geleden waren geweest.
Op hetzelfde terrein staat ook het Mausoleum van Mohammed V, de vader van de huidige koning. Er schijnen er nog een paar koningen te zijn bijgezet maar eenmaal binnen is daar weinig van te zien. Het marmeren gebouw is wel van oogverblindende schoonheid en tot in details bewerkt met goud en mozaïeken. Vreemd genoeg mogen niet moslims hier gewoon naar binnen en foto’s maken is ook geen probleem. Een grote groep Chinezen passeerden me toen ik naar buiten liep. Chinezen? In Marokko? Je ziet maar, de rijken der aarde gaan nu de wereld bereizen en bevuilen, nou ja, Marokkanen spugen net zoveel als Chinezen. Soort zoekt soort zal het wel wezen.
De Chella bleek achteraf het hoogtepunt van de dag te zijn. De Chella is een oud fort aan de rivier naast Rabat. Gebouwd door de Phoeniciërs en later veroverd door de Romeinen en later door de berbers is een mix van alles. Romeinse huizen en moskeën, naast elkaar binnen de hoge beschermende rode muren van het fort. Eigenlijk is het nu een grote schaduwrijke tuin waarin je langzaam teruggaat in de tijd. Op een steen zat ik een paar minuten te meimeren hoe het er hier 2000 jaar geleden zou zijn geweest. Vreemde mensen en vreemde talen, handel en slaven. Het moet er hier mooi hebben uitgezien.
De laatste halte was het Archeologisch Museum. Deze mocht ik zeker niet missen want hier stonden alle bronzen beelden die in Volubilis en Lixus waren gevonden. Natuurlijk maakte ik een foto, zonder flits, en zo snel als de wind stond er een bewaker naast me die me snel duidelijk maakte dat ik geen foto’s mocht maken.
“J’excuse”, haperde ik geschrokken en borg mijn camera weer op.
Met een zwaaiende opgeheven wijsvinger in mijn richting verliet hij weer de ruimte. Nog geen vijf minuten later was hij terug en dat terwijl mijn camera al die tijd in mijn tasje had gezeten.
“You like to take photo?”, lachte hij vals terwijl ik nu zijn twee gouden tanden zag.
“No, I’m OK, no photo, I understand”, sprak ik rustig en duidelijk.
“For 10 Euro we can switch off security camera’s”, siste hij als een valse cobra.
“No, I’m OK, no photo, I understand”, en ik deed net of ik erg bang voor hem was.
Toen hij bij me vandaan liep lichtte hij zijn pet op en krabde eens op zijn hoofd. Hij vroeg zich waarschijnlijk af of hij me de eerste keer niet te bang had gemaakt. Ik wist beter, ik wilde aan deze spelletjes niet meedoen. De bronzen beelden zijn zeker de moeite waard en als je ooit in Rabat komt dan mag deze zeker niet missen!
Voor mij zat de dag erop, ik was nog geen vijfhonderd meter van mijn hotel af en snakte naar een ijskoud colaatje. Ik had suiker nodig om weer wat energie te krijgen.
Na het avondeten van, jullie raden het al, soep met brood ging ik terug naar mijn hotel, ik was verbaasd van de rust in de stad. Vrijdagavond was het een drukte van jewelst en op zaterdag was er helemaal geen kip op straat. Dat was het dan voor vandaag. Voor morgen weet ik nog niet precies wat ik wil. Ik hink op twee gedachten, wordt het Casablanca of El-Jadida? We zien wel. Welterusten.