vrijdag 18 januari 2008

Maleisië, het koloniale verleden van Ipoh

Ipoh, 16/01/2008

Om iets voor tien deed ik het licht en even later liep de wekker af, althans zo voelde het voor mij. Versuft keek ik op mijn horloge en het was inderdaad al half acht. Buiten was het nog schemerig, dit omdat de zon nog niet boven de kalkstenen bergen was geklommen. Ik voelde me een stuk beter maar was nog niet geheel uitgerust.
Nadat ik nog even had nagedut stond ik op en genoot van de vette straal warm water uit de douchekop. Dit was inderdaad een piekfijn hotel. Vandaag stond een dag lopen langs de bezienswaardigheden van “Ipoh” op de agenda. Maar daar zou ik pas aan beginnen nadat ik mijn ontbijt had genuttigd en de krant had gelezen.
Na mijn ontbijt liep ik eerst nog even voor een toiletstop naar mijn hotel en even later ging ik met de gratis brochure in de achterzak op weg. De eerste stop was het “Darul Ridzuan Museum”, een teleurstelling van de buitengewone categorie. Onderweg had ik al mooie koloniale gebouwen gezien en ook het gebouw waarin het museum was gevestigd was een juweeltje. Alleen de permanente tentoonstelling in het museum ging eigenlijk nergens over. Van vier elektrische strijkijzers, Philips zat er ook bij, naar vijf oude op kolen gestoken strijkijzers. Een houten plaat met tinnen naamplaatjes en een grote tinnen trofee. Een vitrine met zijden kostuums. Een fotowand met de dieren van Saba/Sarawak en een grote kamer met uit hout en rotan vervaardigde gebruiksvoorwerpen. Het is te begrijpen dat ze geen toegang vragen.
Na deze teleurstelling ging ik op pad naar het belangrijkste gebouw van “Ipoh”. Het treinstation uit 1915 wordt door de lokale bevolking ook wel “de Taj Mahal” genoemd. Een mengeling van koloniale Victoriaanse en Moorse architectuur heeft een uniek gebouw geschapen. En het mag er zijn. Er hangt nog steeds een wolk van grandeur over het gebouw. Jammer dat het heel erg verwaarloosd is, maar dat is ook wel te begrijpen met zes treinen per dag. In en om het station kan niemand zijn brood verdienen. Hier zou de Maleisische regering in moeten investeren om toeristen te lokken. Een ander monument dat ik nog wilde zien voor de lunch was de “Birch Memorial Tower”. Een klokkentoren in de stijl zoals de Engelsen er duizenden hadden laten bouwen in de steden en grote dorpen in alle hoeken en uiteinden van de koloniën. Zo’n klokkentoren herinnerde de lokale bevolking aan de macht van de koning/koningin in Engeland en verwachte onderdanigheid in ruil voor veiligheid en beschaafdheid. De toren had een mooie schildering rondom waaruit er één persoon was weg geschraapt. Ik vraag me nu nog af wie dat kan zijn geweest.
Schuin tegenover mijn hotel was een restaurant waar het eten er zo goed uit zag dat ik zelfs een stukje omliep om daar mijn lunch te gebruiken. De palmolie in het gebakken spul had mijn spijsvertering weer versneld en de rijst briyani moest als rem gaan werken. De rijst met groenten was heerlijk en met een banaan als toetje was mij maaltijd compleet.
Nu begon ik aan de moeilijkste tocht, een grottempel buiten de stad. Hemelsbreed zou het een kilometer of zes moeten zijn volgens mijn GPS. In het echt zou het veel meer zijn was mijn ervaring. Vol goede moed ging ik met een fles water op mijn kont op pad. Het was flink meer dan de zes kilometer! Ik liep onder de brandende zon door de saaie buitenwijken van Ipoh. Villa’s voorzien van alle gemakken voor de ultra rijken. Het was geen mooie weg, ik had me een mooiere tocht voorgesteld.
Voordat ik bij de “Kek Lok Tong” en de “Sam Poh Tong” tempels was moest ik eerst nog een achtbaan autosnelweg oversteken. Met gevaar voor eigen leven kwam ik, na het juiste moment te hebben gekozen, aan de overkant. De twee tempels zijn een voorbeeld van de fantasie van de Chinese bevolking. Kleurrijke dieren en draken vermengd met goden en demonen uit cement en beton. Gehuld in felle oogverblinde gekleurde verf, de indringende geur van wierrook en geld van de hel bank dat wordt verbrandt vult je neusgaten en prikt in je ogen. Ik moest eerst even zitten en wat drinken. Vanaf de betonnen bank keek ik naar de vijver waar een paar schilpadden langzaam in rond zwommen. Ik was te moe om de 139 treden naar het uitzichtpunt te beklimmen maar de wandeling was wel de moeite waard geweest.
Met vermoeide benen en zere heupen begon ik aan de tocht terug. Ik zou nu de hoofdweg volgen want er was verder toch heel weinig te zien. Tijdens de wandeling dacht ik na wat ik verder zou gaan doen. Uiteindelijk viel de keuze op doorreizen. Ik kon nog wat overlaten hier zodat ik later nog een keer terug zou kunnen gaan. Met de trein naar “Taiping” was mijn nieuwe plan. Eenmaal terug in mijn hotel nam ik een verdiend uurtje rust, 22 kilometer gelopen vandaag.
Voor het avondeten werd opnieuw het restaurant van deze middag gekozen. Het was me goed bevallen en de darmen waren nog steeds rustig. Een korte avondwandeling met een chocolade milkshake in de hand en dan nog even TV kijken. Ja, ik heb hier zelfs het Discovery Channel.
Morgen lekker uitslapen en ontbijten, ik hoef pas om half twaalf op het station te zijn voor de trein naar “Taiping”. Ik mag hem niet missen want er zijn er maar twee per dag en de laatste gaat om iets over half zes.
Copyright/Disclaimer