dinsdag 29 januari 2008

Nederland, groenwitte herinneringen

Zaltbommel, 26/01/2008

Het was niet geheel onverwacht maar toch kwamen er gevoelens van ongeloof en herinneringen naar boven. Na ruim negentig jaar is de voetbalvereniging Zaltbommel ten ziele gegaan.
Mijn eerste herinneringen gaan over de kennismaking met het voetbal bij de groenwitte, zoals we liefkozend werden genoemd. Zaltbommel zag er aan het einde van de jaren zestig heel anders uit als nu. Tussen de Vergtweg en de Maarten van Rossumsingel lagen de uitgestrekte aardbeivelden van de gebroeders van der Heijden en eenmaal onder het tunneltje door ontvouwde zich de open weilanden richting Bruchem. Een exotische plaats voor een kind van acht jaar oud. Tussen Bruchem en het tunneltje lagen de HBS, Huishoudschool en de LTS, hogere opleidingen waar een kind van acht nog niet aan denkt. En natuurlijk de sportvelden van VV Zaltbommel en Nivo Sparta. Het leven was goed onder de beschermende vleugels van mijn opa en oma. Er waren nog heel wat goede lagere scholen binnen de oude stadsmuren. Wanneer één van je vriendjes lid wordt van een sportvereniging heeft dit een enorme invloed op zijn vriendenkring, hele hordes wordt ook meteen lid en bijna iedereen in je elftal zit bij je in de klas op school.
Ik weet niet meer wie het lont ontstak maar na een paar keer zeuren bij mijn oma en werden er voetbalschoenen gekocht bij van der Wee in de Boschstraat. Op de zaterdagochtend vertrokken we met een groep op de fiets vanuit de stad, verzamelen op de stoep bij van Diggelen, naar het voetbalveld. Het was vanzelfsprekend dat het VV Zaltbommel werd, aan het roodwitte Nivo Sparta werd niet gedacht. Dat waren namelijk de katholieken. Liefkozend “de Katjes” genoemd tijdens de schoolsportdagen die jaarlijks op de velden van VV Zaltbommel werden georganiseerd. Thuis werd er naar “de Papen” gerefereerd. Ik was te jong om te begrijpen wat er aan de hand was en wat er op het spel stond. Het geloof is iets dat je vanuit thuis wordt opgespeld en niet zelf kiest. Maar het is waar dat we alleen met de protestanten omgingen.
In mijn herinneringen was het altijd zomer als we in een lang lint langs de “van Heemstraweg” fietsten op weg naar tegenstanders met namen als VV Alem, VV Hurwenen en DSC. We verloren meestal maar dat was snel vergeten met een colaatje en een zak patat in de hand. Robert van Stuyvenberg, Claude Holewijn en een jongen genaamd Doelman kan ik me voor de geest halen. Met Robert en Claude ben ik voor een langere tijd bevriend geweest maar die jongen Doelman was plotseling verdwenen. Omdat hij Doeman heette werd hij ook meteen aangesteld als keeper.
Nog voordat ik naar de middelbare school ging was mijn voetbalcarrière ten einde. Mijn schoenen verhuisde naar de schuur en mijn kleine oranje “Olympia” embleem werd van mijn shirt getornd en belande boven mijn bed aan de muur.
Begin jaren tachtig werd ik opnieuw lid, maar daar vertel ik over in een ander verhaal.

zondag 27 januari 2008

Maleisië, de balans over de twee weken in Maleisië

Bangkok, 27/01/2008

Na een paar dagen in Thailand heb ik de balans opgemaakt over de twee weken in Maleisië.
Ik heb in 15 dagen totaal 3732 Km afgelegd.
2413 Km met het vliegtuig.
1068 Km met de bus en auto.
96 Km met de trein en
155 Km te voet.
De kosten in Maleisië zijn over het algemeen nog laag. Omdat ik enkele nachten in duurdere hotels heb geslapen liggen de gemiddelde kosten iets hoger dan normaal. Maar voor € 25 per dag (zonder winkelen en het drinken van alcohol) kan je nog steeds veel zien en doen. Als je met zijn tweeën onderweg bent en de kamer deelt dan lukt het voor € 17,50 per persoon.

Hotels waar ik deze keer heb geslapen:
Kuala Lumpur - Fortuna Hotel *** - RM 159

Melaka - Heeren Inn ** - RM 80

Tanah Rata - Twin Pines * - RM 50

Ipoh - Grand View Hotel ** - RM 73

Taiping - Peking Hotel * - RM 40

George Town - Oasiss Hotel * - RM 25

donderdag 24 januari 2008

Maleisië, alweer de laatste dag

Bangkok, 22/01/2008

Na weer een film te hebben bekeken, ik heb misschien de innerlijke rust gevonden?, ging om half elf het licht uit. Ik was moe en wilde slapen.
Al om vijf uur was ik wakker terwijl de wekker pas over anderhalf uur zou aflopen. Wat te doen? Gewoon opstaan!
Ik klikte het licht aan en begon aan de voorbereidingen voor mijn vertrek. De rugzak werd ingepakt en elk onderdeel werd op zijn vaste plaats gestopt. Na een tiental minuten was ik klaar en de laatste attributen die ik nog nodig had lagen op mijn lege bed. In dit gedeelte van de wereld krijg je maar zelden een deken of dekbed.
Het hete water uit de douchekop liep over mijn nog steeds vermoeide lichaam. Mijn kuiten waren stijf maar echt pijnlijk kon je het niet noemen. Ik heb zo zeker een kwartier staan na te denken over mijn toekomst. Ik wil niet filosofisch worden maar reizen moet je wel plannen al is het maar oppervlakkig. Je moet bestemmingen kiezen en onderzoeken, jaargetijden in overweging nemen en plaatsten die je wil bezoeken markeren. De hele wereldbol passeerde de revue en de plannen voor de toekomst kregen vorm in mijn hoofd.
Het ontbijt bestond uit een paar bruine bolletjes met corned beef. Het vlees was zo zacht dat ik het kon smeren. Het smaakte me goed. Weer miste ik mijn bakkie koffie, ik ben een koffieverslaafde! Gewoon drinkwater spoelde mijn brood naar beneden en ik had aan twee broodjes genoeg. Mijn badspullen werden afgedroogd en verdwenen ook in de rugzak. Het was een mooie ochtend, een verse onderbroek (de laatste), een vers paar sokken (ook de laatste) en een shirt van een dag oud. Mijn deodorant en l’eau de toilette zouden de zweetgeur onder de oksels wel maskeren.
Net toen ik klaar was werd de Chinese nachtwaker ook wakker. Al rochelend en spuwend liep hij door de gang om te kijken of alles nog in orde was. Voor een moment was hij verbaasd toen ik hem tegemoet stapte zo vroeg op de ochtend. Ik overhandigde hem de twee blikjes “Carlsberg bier” die ik twee weken geleden had gekocht in Kuala Lumpur en nooit had opgedronken. Deze reis had ik weinig zin gehad om te drinken. Het lijkt wel of er iets in me is veranderd.
“Gong Xi Fa Chai”, zei ik en liep het hotel uit.
“Sje Sje”, klonk het achter mij toen ik de nacht instapte.
De volle maan stond boven de Chinese shophouses van Georgetown en overal was al bedrijvigheid. De “yu tiao”, lange oliebolachtige broodjes worden gebakken en de geur van “Pork Porridge” hangt in de lucht. Chinese kranten worden bezorgd en Penang wordt langzaam wakker. Het was een aangename korte wandeling naar de KOMTAR toren vanwaar ik mijn bus naar de luchthaven zou nemen. Er was nog voldoende tijd over maar ik zit liever op de luchthaven dan dat ik mijn hotel kamer lig.
Onder de KOMTAR zat ik te wachten op de moderne nieuwe bus naar het "Bayan Lepas International Airport" toen ik me plotseling herinnerde dat de bus die nu voor mij stond te wachten ook langs de luchthaven kwam. Ik informeerde bij de chauffeur en ik had het me goed herinnerd. Even later hobbelde de oude bus richting de open lucht. Langzaam maar zeker, ondanks een stop bij elke boom, hobbelden we dichter naar mijn doel.
Eenmaal in de veiligheid van de vertrekhal en het gebruik van een heel langzame internetverbinding vloog de tijd om. De laatste slok van mijn heerlijke koffie was ijskoud. Het was eindelijk tijd om aan boord te gaan.
In de rij staand was ik aan de praat geraakt met een Duitse jongen die verbazend goed engels sprak. Thomas kwam uit de buurt van de Nederlandse grens en had een tijdje in Bilthoven gewoond, waarschijnlijk tijdens zijn studie. De reis vloog om want we hadden een goed gesprek over de grote samenzwering van de maatschappij en zijn werk. Hij werkt namelijk voor Infineon en ontwerpt microprocessoren. Allemaal heel interessant dus.
In Bangkok zou ik nu voor de tweede keer de bus nemen. Deze keer echter de bus rechtstreeks naar Pattaya en niet via het “Ekkemai busstation in Bangkok. Het was allemaal kinderlijk eenvoudig. Op de begane grond naast het loket voor de normale Airportbus staat een tafeltje met medewerker van het staatsbusbedrijf erachter. Voor 106 Baht ga je rechtstreeks met de bus naar Pattaya. Je kan uitstappen in 1. Naklua, 2. Pattaya Nua, 3. Pattaya Klang, 4. Pattaya Tai, allen aan de Sukhomvid road en de laatste stop is ergens halverwege Jomtien beach road.
Er is nog een andere busdienst die naar het Airconbusstation aan Pattaya Nua gaat maar deze vertrekt van de busterminal op de luchthaven. De shuttlebus brengt je gratis naar de terminal. De volgende keer zal ik die proberen te onderzoeken.
Mijn reis zit er weer op en vanaf maandag ga ik mijn volgende reis, naar Sri Lanka, voorbereiden. Het ticket is al gekocht dus het zijn maar een paar kleine zaken die nog nader onderzocht moeten worden.

woensdag 23 januari 2008

Maleisië, hiep hiep hoera, weer een jaartje erbij!

Penang, 21/01/2008

Twee muggen die sterke familiebanden hebben met Dracula hielden mij de hele nacht wakker. Ik ben druk bezig geweest om ze te vangen maar zonder succes. Steeds als ik het licht uitdeed voelde ik enkele minuten later weer jeuk op een ander deel van mijn lichaam. Eerst werden mij voeten met een bezoek of tien vereerd. Daarna kwamen de andere onbehaarde delen van mijn lichaam aan de beurt. Ik sliep met oordoppen in maar de irriterende jeuk kroop ook naar mijn oren met als gevolg dat ik later ook de oordoppen maar uitdeed.
De jeuk was zo erg dat ik er niet van kon slapen. Na een paar vruchtloze pogingen ging ik, in plaats van slapen, maar naar een film op mijn laptop kijken. Één van die volgezogen ellendelingen had het lef om langs mijn beeldscherm te vliegen. Mijn levenvocht had hem zo zwaar en langzaam gemaakt dat ik hem in één keer uit de lucht kon grijpen. Hij verpletterde tussen mijn vingers, een grote rode bloedvlek achterlatend. One down, One to Go! Zover kwam het helaas niet, ik denk dat de anderej na het zien van de moord op zijn bloedbroeder is ontsnapt door een kier in de wand van mijn kamer.
Het was een aardige film met een verrassende afloop, Mr. Brooke of zo? Om half zes deed ik opnieuw het licht uit en probeerde nog wat te slapen. Een paar slaapjes van een klein uurtje deden toch nog hun werk en om kwart over negen stond ik onder de douche te zingen. Ik was nu echt jarig. Vannacht telde nog niet. Weer een jaartje op de teller hoewel het in werkelijkheid gewoon de volgende dag is. Ik heb er weinig gevoel meer bij. Dat ik alleen ben maakt me nu met al die moderne communicatie middelen niets uit. Email, Skype ze doen precies wat voor mij voldoende is.
Wat was mijn plan voor vandaag? Ik zou mijn oude lichaam eens flink gaan geselen met een flinke wandeling. Omdat ik gisteren zo lam was geweest stond nu de tocht van “Penang Hill” oftewel “Bukit Bandera” naar mijn hotel op de agenda. Een flinke tocht van een kilometer of dertien met zeker de helft als een zware afdaling. Mijn laatste dag van deze korte trip naar Maleisië zou sowieso weinig problemen kunnen opleveren, ik was namelijk op bekend terrein.
Na een oerslecht ontbijt ging ik met een flinke groep toeristen met de bus richting de heuvel. De busdiensten zijn in de afgelopen tien maanden, sinds mijn laatste bezoek, gewijzigd. De oude krakkemikkige bussen zijn vervangen door gloednieuwe moderne bussen van de beste kwaliteit. De romantiek van het reizen vervaagd zo langzaam naar de moderne wereld zoals wij die van thuis kennen. Alles wordt beter maar ook duurder, ter wijl we nog steeds gewoon van A naar B verplaatst worden.
Eenmaal uit de bus was de groep al aardig uitgedund omdat we eerst langs de “Kek Lok Si” tempel kwamen. De “Lady of Mercy” stond in de steigers en was daarom niet erg aantrekkelijk om te bezoeken. Vanaf een afstand was het wel goed te zien dat de kolommen nu al aardig waren gegroeid. Bij mijn volgend bezoek aan Penang zal het wel allemaal gereed zijn.
De tocht met de trein is niet echt spannend meer, althans voor mij, en eenmaal boven liet ik het uitzicht voor wat het was. Ik moest eerst naar het toilet voor een preventieve stop. Een fles “Revive” en een fles water voor de tocht naar beneden werden ingeslagen en na een kort bezoek met Carrie aan de Hindoetempel ging ik op pad. Tien maanden nadat ik voor de eerste keer deze tocht had gelopen. De afdaling van ruim 700 meter hoogteverschil is een aanslag op de knieën en kuiten. De vorige keer was ik minder fit en had drie dagen spierpijn opgeleverd. OK, het was geen makkie maar het feit dat de spierpijn wegbleef en ik zonder moeite de tocht kon afmaken op mijn sandalen was een goed teken. Ik was fitter dan ooit.
De dag zat er nu bijna op en ik was doodop. Mijn shirt doorweekt van het zweet met brede strepen uitgezweet lichaamsvet. Nog even een uurtje naar de Starbucks en dan even liggen. Het Chinees eten werd geannuleerd en in plaats daarvan ging ik opnieuw Indiaas eten. Mijn trek was vanavond niet zo groot en van het biertje drinken kwam ook niets terecht. Ik had gewoon geen zin om te drinken. Al voor negen uur lag ik op mijn kamer met de computer op mijn schoot. Deze reis is morgen ook weer ten einde.
Morgen ga ik weer op weg naar Thailand waar de voorbereidingen voor mijn reis naar “Sri Lanka” zullen beginnen. Ik heb drie weken om alles voor te bereiden en er zeker van te zijn dat alles goed gaat.

dinsdag 22 januari 2008

Maleisië, zeven flessen bier en een verloren dag

Penang, 20/01/2008

“Maleisië, een zondagswandeling in het “Penang National Park”” was de originele titel voor het verhaal over deze dag. Om tien uur werd ik wakker met een knallende hoofdpijn en een tong als leer. Zeven flesjes bier hadden hun tol geëist, ik was niet gewend meer om te drinken. Mijn wekker lag naast mijn bed en ik was bang dat het halve, zoniet hele, guesthouse kwaad op me zou zijn omdat ik de wekker om half acht had laten aflopen. En zelf sliep in met oordoppen in en had dus niets gehoord.
Om half twaalf moest ik wel gaan ontbijten. Mijn lichaam deed pijn en ik voelde me slecht. Een hamburger met patat als ontbijt kan voor niemand goed zijn. De koele lucht in het grote winkelcentrum voelde beter aan dan de warme vochtige lucht buiten. In de schaduw was het al warm, ik wil niet eens uitleggen hoe het in de volle zon aanvoelde.

Ik heb nog een minuut of tien zitten wachten op de bus naar “Teluk Bahang” maar de moet zakte me in de schoenen. Ik wilde geen lange wandeling door een bos gaan maken, alleen de gedachte aan de busrit maakte me al misselijk. Ik ging nu maar gewoon een beetje in het wilde weg door “Georgetown” lopen.
Langzaam en steeds gewapend met een fles water slenterde ik door de verlaten straten van de stad. Het was een feestdag vandaag en zeker tachtig procent van de winkels was gesloten. Ik nam de mooie oude shophouses in me op en maakte af en toe een foto terwijl het zweet uit mijn lichaam gutste. Drie uur heeft deze marteling geduurd voordat ik bij het hotel terug was. Met een doorweekt shirt en broek plaatste ik me voor een uurtje op bed.

Het is jammer dat je door een paar flesjes bier een hele dag kan verspelen. Nadat ik weer een beetje was opgeknapt ben ik maar weer naar het winkelcentrum gegaan voor een internetsessie. Tijdens deze sessie raakte ik aan de praat met een heel vriendelijk stel uit Canada, Nova Scotia om precies te zijn. We hadden een goed gesprek over de samenzweringen van de maatschappij en vele andere zaken. Ze waren onder de indruk van mijn weblog en ik was nog meer onder de indruk van de ASUS EeePC die hun zoon in Bangkok had gekocht.
De avond begon nog lammer dan de ochtend. Ik moest wel eten en deze keer had ik mijzelf beloofd om bij “Kapitan Tandoori” te gaan eten. Een koningsmaal voor een eenvoudige toerist. Een korte wandeling en een ijsje om de maaltijd te laten zakken en dan naar de kamer. Lekker vroeg in bed en een film op de computer kijken en dan morgen voor de laatste dag weer vroeg op.

maandag 21 januari 2008

Maleisië, weerzien met Penang

Penang, 19/01/2008

Een groter contrast met het weer van gisteren had er niet kunnen bestaan. Gisteren duifgrijs met regen en vandaag stralend blauw en geen wolkje aan de lucht, zelfs niet tegen de bergen. Vandaag was het weer een transportdag en de bestemming was “Penang”, een kleine honderd kilometer naar het noorden.
Het belangrijkste van een transportdag is het ontbijt. Je weet tenslotte nooit wanneer je weer de kans hebt om te eten en/of hoe lang de reis zal gaan duren. Ik kocht een krantje en tot mijn schrik kwam ik tot de ontdekking dat mijn vaste ontbijtadres (McDonalds) pas om tien uur open zou gaan vandaag. Gelukkig had ik nog een snee of zes bruin brood en een blik tonijn op de kamer. Deze twee samen konden gemakkelijk als ontbijt fungeren en ik hoefde ze dan ook niet meer mee te slepen in mijn rugzak. De koffie werd wel gemist terwijl ik op de rand van mijn bed de krant zat te lezen en de boterhammen met tonijn naar binnen werkte. Het was net voldoende om de maag te vullen en na de sleutel te hebben ingeleverd en afscheid te hebben genomen liep ik naar het kleine lokale busstation.
Bus nummer acht ging elke twintig minuten en ik had wel een beetje pech want ik kon de dikke zwarte dieselrook van de net vertrokken bus nog in het busstation zien hangen. Gelukkig heb ik geen haast en ik zocht een plaatsje tussen twee dikke zwarte Indiase vrouwen gehuld ik kleurige sari’s en een gouden ring door de neus. Het drong nu pas tot mij door dat ik in de afgelopen vier dagen in Ipoh en Taiping maar twee toeristen was tegengekomen. Én die twee sliepen ook in het “Peking Hotel”, wel vreemd als je weet dat het twee heel aangename plaatsen zijn om een dagje of twee te vertoeven. De twee vrouwen keken mij dan ook erg vreemd aan alsof ik van een andere planeet kwam. Ze waren hier geen toeristen gewend.
Bus nummer acht verscheen en ik zocht een plaatsje halverwege in de bus zodat ik in ieder geval wat rijwind zou hebben tijdens de korte rit naar “Kemunting”. Het was zo verschrikkelijk heet in die bus dat ik na een paar minuten alweer op het perron stond. Pas toen de kaartverkoper was ingestapt en de dikke chauffeur aanstalte maakte om weg te rijden sprong ik in de bus en zocht mijn plaatsje weer op. 85 sen alstublieft? Geen probleem, de kosten liggen hier niet zo hoog. Tien minuten later stond ik in het intercity busstation van “Kamunting”. Met kosten als € 1,40 voor een buskaartje kan je er soms best twee kopen voor jezelf. Ik hou er meestal niet van om naast een vreemde te zitten omdat ik altijd mijn rugzak mee de bus inneem. Dit natuurlijk in verband met de hoeveelheid kostbare elektronica.
Met mijn rugzak in de stoel naast me gingen we om elf uur op pad. Ik had op mijn GPS al het busstation van “Butterworth” ingesteld want dat was waar we naar toe gingen. Er was wel een bus rechtstreeks naar “Penang” maar die ging pas om half acht ’s avonds, dus moest ik overstappen in “Butterworth”. Het was niet anders, ik moest maar de weg zien te vinden naar een bus die mijn naar de “KOMTAR Tower” in “Penang” zou brengen. Naarmate we dichterbij dit noordelijk gelegen busstation kwamen werd mij meer duidelijk waar we terecht kwamen. Het busstation lag namelijk naast de veerboot terminal Butterworth-Penang! Dat was nog eens slim gepland, het zal wel per ongelijk zijn gegaan!
Eenmaal van de veerboot stond ik op mijn geliefde “Penang”, “Georgetown om precies te zijn. Ook hier zou ik in de toekomst, wanneer ik voorgoed Nederland verlaat, kunnen wonen. Een kilometertje sjokken om te zien of er in het “Continetal Hotel” nog goede aanbiedingen waren. Nog voordat ik daar was gearriveerd liep ik eerst de Starbucks binnen. Lekker een bakkie koffie en eerst even uitrusten. Aan de tafel naast mij nam een ouder stel plaats en het duurde niet lang of we raakten aan de praat. Het echtpaar kwam uit Luxemburg en zo moest ik snel omschakelen naar het Duits. Het ging niet geheel naadloos maar het was meer een goede ritssluiting. Het stel was voor zeven weken met de rugzak op pad, een hele prestatie in mijn ogen. Ik ken veel jongere mensen die het niet aandurven en liever georganiseerd op reis gaan. Mij niet gezien!
De kamers in het “Continental” waren te duur naar mijn zin en zo moest ik nu voor het eerst op zoektocht naar een slaapplaats in een toeristenstad. Bij het eerste guesthouse kreeg ik een, “Sorry, we zijn vol maar probeer het daar maar eens?” Dat deed ik dus en daar was het, “Sorry, we zijn vol maar probeer het daar maar eens?” Ik kreeg nu twijfels en dacht na over het aanbod dat ik in het “Continental Hotel” had gekregen. Ik wilde er nog twee proberen en dan zou ik terug gaan. Gelukkig was het bij de volgende wel raak. Het “Oasiss Hotel” is zo nieuw dat het zand en cement van de verbouwing nog op de uitrit lagen en in mijn kamer de lucht van Bison Kit lijm hing. Mijn matras had de krimpfolie nog aan en de prijs scheen door het nieuwe laken heen. 799 RM!
Samen met de zoon van de eigenaar verwijderde ik het plastic en spande het hoeslaken om het matras. RM 25 per nacht is een koopje, alhoewel ik wel met de oordoppen in zal moeten slapen. Nadat ik een uurtje had gerelaxte ging ik op pad om te eten.
Van mijn avondeten zou ik gaan genieten, het “Yong Pin” restaurant was de lokatie. Met de herinneringen nog vers in het geheugen van de vorige keer keek ik er al naar uit om hier “Dim Sum” oftewel “Dumplings” te gaan eten. Ik was erg vroeg en er was pas één tafel bezet in het restaurant. De serveerster, een jong meisje dat steeds verlegen glimlachend naar mij keek, zette een bakje met heet water voor mij neer. De in het bakje liggende kopjes, lepel en eetstokjes werden zo symbolisch gereinigd. Een klein potje thee maakte alles compleet. Ik was echt heel erg vroeg, het duurde zeker dertig minuten voordat de kok voor de eerste keer met de schaal “Dumplings” voorbij kwam. Rustig aan beginnen Jielus! Er werd begonnen met visballen en inktvishapjes. Heerlijk eerst in de lichte sojasaus dopen en dan naar binnen werken. Twee kleine loempia’s waren de volgende slachtoffers. Nu waren de garnalen met waterkastanjes aan de beurt en ondertussen werd mijn theepot ook nog een keer gevuld. Ik zat nu bijna aan mijn taks en moest een belangrijke keuze maken. Ik kon nog maar twee schaaltjes bestellen. De keuze viel na een lang beraad op garnalen in een andere vorm en varkensvlees met selderij. Ik was nu vol en slurpte nog een paar kopjes thee naar binnen. De vrouw achter de kassa zag me met mijn geld zwaaien en kwam onmiddellijk om de rekening op te maken. De schaaltjes werden geteld en voor het mooie ronde bedrag van RM 15 had ik als een koning gegeten.
Het was zaterdag vandaag en ik had al een week niet gedronken. Een paar biertjes konden vanavond geen kwaad tenslotte. Uit de Lonely Planet had ik twee barretjes genoteerd in mijn notitieboekje en die zou ik met een bezoek gaan vereren. De eerste was de “Pittstreet Corner Bar”. Met zwaaideuren zoals in een oude western leek het op een ruige kroeg. Binnen trof ik alleen maar donkere Hindoestanen aan die ijverig kleine flessen slechte Schotse whisky zaten leeg te drinken. Ik nam plaats aan de bar en bestelde een biertje. RM 6 is goedkoper dan ik in Thailand gewend ben. De man naast mijn zat een schoteltje Indiase snacks met beide handen naar binnen te werken, toen hij opkeek zag ik een heel krat Tiger bier in zijn ogen. India betekend natuurlijk Bollywood op de TV. Dansende en schietende stoere mannen afgewisseld met beeldschone vrouwen in de meest kleurrijke kostuums. Toen de dronken man tegen me begon te praten werd het tijd om weg gaan. Ik nam een laatste slok en maakte aanstalten om op te staan toen een andere klant mij aansprak en begon te informeren over mijn hoe en wat. Hij manuvreerde zich behendig tussen de dronken man en mij, ik kon hem nog wel steeds horen achter de grote kok van het Sangri-La hotel in Batu Feringi. We dronken nog een biertje en spraken wat over eten en koetjes en kalfjes. De man was helaas heel slecht te verstaan door de twee rammelende kunstgebitten die hij droeg. Een paar keer stak ik mijn handen uit omdat ik bang was dat ze uit zijn mond zouden vliegen. Na een laatste biertje nam ik afscheid en ging op pad naar het “Betelnut Café”.
Dit was het toppunt. Helemaal iemand binnen. Op weg naar de “Pittstreet Corner Bar” had ik voldoende andere plaatsen gezien waar ik misschien wel een biertje zou kunnen drinken. Helaas waren ze allemaal leeg of er zat een stelletje voorzichtig verliefd te wezen. Zo kwam ik bij de “Coco Island Traveller’s Corner” terecht. Een live band speelde goede rockmuziek uit de jaren zeventig en op een grootbeeld TV in de hoek werd de wedstrijd Fulham-Arsenal getoond. Mooie locatie met de rug tegen de bar en een koude Tiger in de hand. Hoe laat ik op de kamer was weet ik niet maar het was wel de plaats om met oordoppen te slapen. Morgen gaan we wandelen!

zondag 20 januari 2008

Maleisië, zit het weer niet mee?

Taiping, 18/01/2008

Na een redelijke nachtrust in een pikdonkere kamer stond ik een uurtje later op dan gepland. Buiten op de parkeerplaats lagen grote plassen regenwater, de overblijfselen van de machtige tropische regenbuien die de afgelopen nacht waren gevallen. De lucht was nog donkerder dan gisteren en stond niet alleen op regen maar schreeuwde regen. “Taiping” is niet al te groot maar als je wordt overvallen door een tropische regenbui heb je maar weinig tijd om een schuilplaats te vinden. We zullen wel zien wat het brengt vandaag.
Na het gebruikelijke ontbijt met een krant slenterde ik het dorp in om eens te onderzoeken wat er hier allemaal te zien was. Ik had een route uitgestippeld die langs alle bezienswaardigheden, zoals beschreven in de gratis toeristenkrant voor “Perak”, van Taiping zou gaan. Met de klok mee welteverstaan en beginnend bij weer een klokkentoren. Die vreemde Engelsen toch met al die klokkentorens over de wereld. Op zich was het niet al te bijzonder maar wat mijn aandacht meer trok was een echt oude vuurrode Engelse gietijzeren telefooncel. Schitterend in het Knalrood in originele staat. Een klein bordje net boven de grond vermeldde dat de telefooncel was vervaardigd door de “Carron Company” uit Stirlingshire. Helaas is de klokkentoren, vroeger een onderdeel van de brandweerkazerne, nu omgeven door lelijke Chinese hoogbouw.
Vanhier ging het richting een paar shophouses van de kapitein” Chung Keng Kooi”, misschien was de persoon belangrijk voor Taiping geweest maar van zijn shophouses gaan er dertien in een dozijn. Na de Taiping regeringsgebouwen, die gewoon zijn overgenomen van de Engelsen na de verklaring van de onafhankelijkheid in 1957, liep ik tegen een oud kerkje aan dat rustig verscholen lag tussen de kokospalmen en bananenbomen.
Dit was een plaats van aanbidding voor de leden van het Anglicaanse kerkgenootschap in Taiping. Het is tevens een sprekend voorbeeld hoe de hogere (moslim) ambtenaren misbruik maken van hun macht. Deze kerk wordt in het geheel niet vermeld in de toeristen brochures, waarom? Heel eenvoudig, het is geen moskee! Wel jammer, want deze kerk is gebouwd in 1886 en was de eerste Anglicaanse kerk in Maleisië. Binnen straalt het de rust uit die je van een kerk verwacht, met de namen van de verdwenen notabelen gegraveerd in messing plaatjes op de banken geschroefd. Grote messing platen aan de zijkant op de houten wanden vertellend over het leven en de dood van de grote onderzoekers, pioniers en soldaten die hier ver van huis het leven voor het eeuwige hadden gewisseld. Buiten op het kerkhof waren de grafstenen ook als een geschiedenisboek te lezen. Kinderen van vier maanden die aan tropische ziekten waren gestorven. Jonge politiemannen die waren vermoord tijdens de bloedige “Larut Oorlogen”. En hele oude mannen en vrouwen die nooit naar Europa waren teruggekeerd omdat het leven hier zo rustig en aangenaam was in den verre. Één van die stenen vertelde over een scheepsramp met de “S.S. Vyner Brooke” in de “Banka Straights” op 14 februari 1942 en over zijn vrouw die was gestorven op 22 april 1945 in een Jappenkamp op Sumatra. Een vriendelijke vrouw vertelde mij nog het één en ander waarna ik een briefje van RM 10 schonk om het geheel in ere en goede staat te houden.
Vanuit hier vervolgde ik mijn weg en kwam zo langs de gevangenis, die nog steeds in gebruik is na 129 jaar. Jammer dat ik alleen maar de aangepaste buitenkant kon zien en niet daar binnen een kijkje mocht nemen, ik stel me zo voor dat alleen het zien van de faciliteiten al een afschrikkend effect heeft op misdadigers in de dop. Recht tegenover de gevangenis is het “Perak Museum”, was het museum in Ipoh er één van een teleurstelling van de buitengewone categorie deze kon met zekerheid wedijveren om de titel “Slechtste Museum van Perak”. Het zou zeker een close finish worden tussen die twee als de stemmen eenmaal waren geteld. Om kwart voor twaalf stapte ik naar binnen nadat de bewaking mij had medegedeeld dat wegens de vrijdagsgebeden het museum van kwart over twaalf tot kwart over drie gesloten zou zijn. Zolang had ik niet nodig gehad, voor twaalf uur was ik alweer op weg naar de volgende attractie. “Old English Radio” had het bordje voor de “Telefunken” radio vermeld! Ik moest er in mijzelf om lachen.
We waren nu bijna aan het einde van de lijst en één de laatste bezienswaardigheden was de “Oorlogsbegraafplaats”. Pas op het laatste moment had ik deze toegevoegd aan mijn rondje, ik had hem niet eerder gezien op de kaart. Zoals ik al eens eerder in mijn verhalen heb vermeld vind ik de geschiedenis van de tweede wereldoorlog in Azië bijzonder interessant. Vooral het feit dat wij als Nederland doormiddel van Nederlands Indië in deze oorlog betrokken zijn geweest. Van school herinner ik mij dat alleen maar de oorlog in Europa is onderwezen met uitzondering van de twee atoombommen op Japan. Het bijzondere van deze begraafplaats is dat hij in tweeën wordt gesplitst door een weg. Aan de ene kant liggen de Christenen met een groot granieten kruis aan het einde van de begraafplaats en aan de andere kant liggen de Hindoes en de Moslims met een betonnen blok “Opdat wij niet vergeten”. Vreemd vanuit het broeders in de wapenen en zijde aan zijde gevochten en gesneuveld. Is dit weer de duidelijke invloed van de hogere (moslim) ambtenaren?
Ik weet het, maar het valt je wel meteen op. Het zweet gutste nu uit mijn lichaam en het werd tijd om uit de hete middagzon te gaan. Even wat te eten en dan wat rusten in de koelte van de airconditioning. Weer kon ik de gebakken noedels niet weerstaan en samen met een 100+ vormden ze een heerlijke lunch.
Na de lunch was er nog een kleine omweg en dan zat de bezichtiging van Taiping er op. Eerst werd het lokale busstation bezocht om te kijken wat de mogelijkheden waren om in Penang te komen. Dat was al snel duidelijk, drie bussen per uur voor 85 sen rechtstreeks naar het “Kemunting Busutation” vanwaar de bussen naar alle uithoeken van Maleisië vertrekken. Ik had het beste voor het laatst bewaard. De oude Indiase moskee die in 1897 is gebouwd en later door de Maleisiërs is ingepikt. Het is moeilijk te geloven dat de “Oude Kota Moskee” op de lijst staat met bezienswaardigheden. Een blik van enkele seconden was voldoende en ik wil niet eens plaats op mijn harde schijf gebruiken om een foto van dit onding op te slaan. Wat wel heel fijn was, ik vond een Indiaas restaurant waar ik vanavond zou gaan kunnen eten. Ik kijk er nu al naar uit.
Na de tocht legde ik mijn hoofd voor een uurtje op het kussen en dacht na over wat ik zou gaan schrijven over vandaag. Gemiddeld gebruik ik zo’n twee uurtjes per dag aan mijn verhalen, inclusief publiceren en de foto’s verwerken. Het is wel heel leuk en relaxend om te doen. Vroeger ging ik gewoon uit verveling bier zitten drinken. Morgen dus op weg naar Penang, het einde komt nu snel dichterbij en ik kan eerlijk zeggen dat ik weer heerlijk ben opgeknapt en uitkijk naar mijn volgende bestemming.

vrijdag 18 januari 2008

Maleisië, een dag met een verrassing of twee

Taiping, 17/01/2008

Buiten was de lucht muisgrijs en zelfs om acht uur leek het nog donker buiten. De lucht stond op regen. Ik had tijd genoeg dus ik deed het rustig aan. De spullen die ik niet meer nodig had pakte ik alvast in mijn rugzak, slikte mijn medicijnen voor de dag en ging op pad voor mijn ontbijt.Het was heerlijk om met een krantje en een bakkie koffie rustig aan te doen in een geairconditioneerd restaurant.
Vroeger dan ik had verwacht was ik weer terug op mijn kamer en stuurde mijn verhaal van de dag naar mijn weblog. Dat was dat, dan hebben jullie ook weer wat te lezen! Nadat ik de meisjes achter de receptie had bedankt en het overgebleven bedrag had terug ontvangen ging ik op weg naar “de Taj Mahal” oftewel het treinstation. Het kaartje voor de anderhalf uur durende treinreis kostte RM 8, nog geen twee Euro. Terwijl ik op de trein wachtte las ik wat in de Lonely Planet en kwam zo in aanraking met “Kuala Kangsar”, een oude hoofdstad van het sultanaat Perak. Ik speelde nog een moment of twee met het idee om hier voor één nachtje te stoppen of een dagtocht vanuit Taiping te maken. Maar het werd gewoon, “Nee”. Ik hou zo hier nog wat over zodat ik de volgende keer nog wat te zien heb in deze hoek van Maleisië.
Mijn trein had twintig minuten vertraging. Dat is heel normaal in deze streken. Wat wel vreemd en verontrustend was dat de minutenteller van de vertraging meeliep met de klok. 39 minuten, 41 minuten, 43 minuten en ik moest naar het toilet. Net voordat ik het toilet aan het andere uiteinde van het perron binnenstapte klonk er in het Maleis en Engels uit de luidspeakers dat de trein elk moment het station kon binnenrijden. Ik durfde de gok niet te wagen en dat werd dus anderhalf uur langer ophouden!
De treinreis was een aangename verrassing. Vooral het stuk Jungle tussen Kuala Kangsar en Taiping was erg mooi. Zeker zo mooi als de beroemde “Jungletrain” tussen “Jerantut” en “Kota Bharu” maar niet zo lang en niet zo vroeg. Deze rit was misschien nog wel beter, hij was dan wel niet zo lang maar er werden wel bergen aan het uitzicht toegevoegd.
“Taiping” zag er op het eerste gezicht uit als een slaperig provinciestadje. Later zou ik wel op onderzoek uitgaan maar eerst ging ik op zoek naar een hotel. Ik had twee hotels op het oog en bij de eerste was het meteen raak. Het “Peking Hotel” is gevestigd in een oud huis. Een mooi oud huis met achter een aanbouw waar zich nog meer kamers bevinden. Voor RM 40 per nacht zou het wel twee nachten voldoen aan mijn eisen. Al bij het inschrijven werd mij amandelbrood en Chinese thee aangeboden. Gastvrijheid op zijn best.
Om de trek te stillen ging ik nu eerst naar de supermarkt, brood met tonijn en boterhamworst uit blik was mijn late lunch. Daar had ik nu echt zin in gehad! Vanavond wordt het toch weer rijst. Nog voordat ik mij had geïnstalleerd in mijn kamer kwam de regen met bakken uit de hemel. Het satellietkanaal op de TV stopte en er bleef weinig over dan even te rusten en een stukje te schrijven over vandaag.
De fris geurende lucht na de regenbui deed mij goed. Er was nog voldoende tijd over voor een avondwandeling gevolgd door een bord rijst met bijbehoren. De route voor de wandeling was vanzelfsprekend rond het park. Het park is een verlaten tinmijn die al in 1880 was omgevormd tot de “Taiping Lake Garden”, en het is een leuke plaats. Met een dierentuin en troepen apen die er vrij in rondlopen.
De zon zakte langzaam aan de horizon en kleurde de hemel van licht oranje tot diep paars. “Avondzon geeft regen in de ton”, zei mijn grootmoeder altijd als ze zo’n lucht zag. Laten we het maar niet hopen. Wat opvallend is in deze plaats is de grote hoeveelheid eettentjes. Al dan niet overdekt en met merendeels Chinese verkopers. De “Hokkien Mee” zag er appetijtelijk uit, dan toch maar weer noedels. Heerlijk met een grote kop thee. Om half negen stapte ik mijn hotel weer binnen. Morgen gaan we dus op ontdekkingstocht in “Taiping”.

Maleisië, het koloniale verleden van Ipoh

Ipoh, 16/01/2008

Om iets voor tien deed ik het licht en even later liep de wekker af, althans zo voelde het voor mij. Versuft keek ik op mijn horloge en het was inderdaad al half acht. Buiten was het nog schemerig, dit omdat de zon nog niet boven de kalkstenen bergen was geklommen. Ik voelde me een stuk beter maar was nog niet geheel uitgerust.
Nadat ik nog even had nagedut stond ik op en genoot van de vette straal warm water uit de douchekop. Dit was inderdaad een piekfijn hotel. Vandaag stond een dag lopen langs de bezienswaardigheden van “Ipoh” op de agenda. Maar daar zou ik pas aan beginnen nadat ik mijn ontbijt had genuttigd en de krant had gelezen.
Na mijn ontbijt liep ik eerst nog even voor een toiletstop naar mijn hotel en even later ging ik met de gratis brochure in de achterzak op weg. De eerste stop was het “Darul Ridzuan Museum”, een teleurstelling van de buitengewone categorie. Onderweg had ik al mooie koloniale gebouwen gezien en ook het gebouw waarin het museum was gevestigd was een juweeltje. Alleen de permanente tentoonstelling in het museum ging eigenlijk nergens over. Van vier elektrische strijkijzers, Philips zat er ook bij, naar vijf oude op kolen gestoken strijkijzers. Een houten plaat met tinnen naamplaatjes en een grote tinnen trofee. Een vitrine met zijden kostuums. Een fotowand met de dieren van Saba/Sarawak en een grote kamer met uit hout en rotan vervaardigde gebruiksvoorwerpen. Het is te begrijpen dat ze geen toegang vragen.
Na deze teleurstelling ging ik op pad naar het belangrijkste gebouw van “Ipoh”. Het treinstation uit 1915 wordt door de lokale bevolking ook wel “de Taj Mahal” genoemd. Een mengeling van koloniale Victoriaanse en Moorse architectuur heeft een uniek gebouw geschapen. En het mag er zijn. Er hangt nog steeds een wolk van grandeur over het gebouw. Jammer dat het heel erg verwaarloosd is, maar dat is ook wel te begrijpen met zes treinen per dag. In en om het station kan niemand zijn brood verdienen. Hier zou de Maleisische regering in moeten investeren om toeristen te lokken. Een ander monument dat ik nog wilde zien voor de lunch was de “Birch Memorial Tower”. Een klokkentoren in de stijl zoals de Engelsen er duizenden hadden laten bouwen in de steden en grote dorpen in alle hoeken en uiteinden van de koloniën. Zo’n klokkentoren herinnerde de lokale bevolking aan de macht van de koning/koningin in Engeland en verwachte onderdanigheid in ruil voor veiligheid en beschaafdheid. De toren had een mooie schildering rondom waaruit er één persoon was weg geschraapt. Ik vraag me nu nog af wie dat kan zijn geweest.
Schuin tegenover mijn hotel was een restaurant waar het eten er zo goed uit zag dat ik zelfs een stukje omliep om daar mijn lunch te gebruiken. De palmolie in het gebakken spul had mijn spijsvertering weer versneld en de rijst briyani moest als rem gaan werken. De rijst met groenten was heerlijk en met een banaan als toetje was mij maaltijd compleet.
Nu begon ik aan de moeilijkste tocht, een grottempel buiten de stad. Hemelsbreed zou het een kilometer of zes moeten zijn volgens mijn GPS. In het echt zou het veel meer zijn was mijn ervaring. Vol goede moed ging ik met een fles water op mijn kont op pad. Het was flink meer dan de zes kilometer! Ik liep onder de brandende zon door de saaie buitenwijken van Ipoh. Villa’s voorzien van alle gemakken voor de ultra rijken. Het was geen mooie weg, ik had me een mooiere tocht voorgesteld.
Voordat ik bij de “Kek Lok Tong” en de “Sam Poh Tong” tempels was moest ik eerst nog een achtbaan autosnelweg oversteken. Met gevaar voor eigen leven kwam ik, na het juiste moment te hebben gekozen, aan de overkant. De twee tempels zijn een voorbeeld van de fantasie van de Chinese bevolking. Kleurrijke dieren en draken vermengd met goden en demonen uit cement en beton. Gehuld in felle oogverblinde gekleurde verf, de indringende geur van wierrook en geld van de hel bank dat wordt verbrandt vult je neusgaten en prikt in je ogen. Ik moest eerst even zitten en wat drinken. Vanaf de betonnen bank keek ik naar de vijver waar een paar schilpadden langzaam in rond zwommen. Ik was te moe om de 139 treden naar het uitzichtpunt te beklimmen maar de wandeling was wel de moeite waard geweest.
Met vermoeide benen en zere heupen begon ik aan de tocht terug. Ik zou nu de hoofdweg volgen want er was verder toch heel weinig te zien. Tijdens de wandeling dacht ik na wat ik verder zou gaan doen. Uiteindelijk viel de keuze op doorreizen. Ik kon nog wat overlaten hier zodat ik later nog een keer terug zou kunnen gaan. Met de trein naar “Taiping” was mijn nieuwe plan. Eenmaal terug in mijn hotel nam ik een verdiend uurtje rust, 22 kilometer gelopen vandaag.
Voor het avondeten werd opnieuw het restaurant van deze middag gekozen. Het was me goed bevallen en de darmen waren nog steeds rustig. Een korte avondwandeling met een chocolade milkshake in de hand en dan nog even TV kijken. Ja, ik heb hier zelfs het Discovery Channel.
Morgen lekker uitslapen en ontbijten, ik hoef pas om half twaalf op het station te zijn voor de trein naar “Taiping”. Ik mag hem niet missen want er zijn er maar twee per dag en de laatste gaat om iets over half zes.

donderdag 17 januari 2008

Nederland, een mooie ontdekking

Zaltbommel, 17/01/2008

Soms kom ik dingen tegen die ik graag met jullie wil delen. Één van die ontdekkingen is een weblog uit de eerste wereldoorlog. De kleinzoon van een Engelse soldaat heeft de brieven van zijn opa na precies negentig jaar als weblog gepubliceerd. Voor jullie die geïntresseerd zijn in geschiedenis en clutuur is deze weblog van harte aan te bevelen.



Veel leesplezier

woensdag 16 januari 2008

Maleisië, een ijzige nacht

Ipoh, 15/01/2008

Vergeten we onze onaangename en slechte, of onbelangrijke herinneringen het eerst? Volgens mij wel. Zo kon ik niet eens herinneren waar we hadden geslapen ruim zeven jaar geleden. Een stukje winkelstraat waar we hadden gegeten kwam wel terug maar het belangrijkste was een zwart gat in mijn, toch al slechte, geheugen. Had ik een trui of een fleece bij me gehad? Ik denk het niet maar het zou best kunnen.
Nadat ik in bed was gekropen kon ik niet in slaap komen. Het was koud en de microscopisch dunne deken van acryl bood niet voldoende isolatie tegen de kou. De twee dunne kussens waren net voldoende voor onder mijn hoofd en konden geen extra warmte geven. Ik had de avonddouche ook al overgeslagen wegens de intense kou. Ik kon de slaap maar niet pakken en toen de wekker om half acht afliep was ik nog steeds klaar wakker. Misschien heb ik wel een paar hazenslaapjes gedaan maar veel waren het zeker niet. Ik probeerde nog even wat langer te blijven liggen maar dit was zeker geen goed idee.
Ik kleedde me snel aan en zelfs de katoenen kleding gaf me weinig extra warmte. De ochtenddouche was niet echt aantrekkelijk omdat ik geen idee had of er wel warm water was. Eenmaal buiten onder het afdak was het nog kouder dan in de kamer! Ik moest eten en wat warms drinken, ik stierf het af van de kou.
Als een reptiel probeerde ik mij op te warmen in de eerste stralen van de opkomende zon. Mijn ontbijt arriveerde en samen met de kop hete thee werd mijn binnenste opgewarmd. Jammer van die koude witte bonen in tomatensaus. Zo kwam ik langzaam bij mijn positieven. Nu kwamen ook de eerste gesprekken op gang. Ik had dus helemaal geen trek om op pad te gaan en door die kou een berg op te lopen. Wat wel interessant was dat ik een goed gesprek had met een oudere man uit Oostenrijk. Hij had de hele wereld bereisd maar wat belangrijker was: Hij kende Indonesië erg goed. Ik luisterde naar zijn verhalen over Oost-Java en vooral over de buurt van “Mount Bromo”. En interessant en tegenstrijdig met wat ik eerder had gehoord. De mensen waren er wel heel vriendelijk, vooral in de dorpen.
Er was helaas te weinig tijd voor een lang gesprek want ik wilde de bus van tien uur naar het warme laagland halen. “Tapah” of “Ipoh”, het kon me niets schelen. Zolang ik maar uit de kou was. Na een laatste gesprek met de mensen van het “Twin Pines” guesthouse was ik een stuk wijzer, ik had namelijk net zoveel dekens kunnen krijgen als ik had gewild. Daar was het nu te laat voor! Mijn plannen waren veranderd en ik ging naar “Ipoh”. Ik moet eerlijk zeggen dat het guesthouse er best leuk uitziet maar echt aanbevelen zou te ver gaan. Alleen als je warme kleding en een slaapzak bij je hebt zou je er een goede tijd kunnen hebben.
Voor mij lonkte de bus naar de warmte. Omdat de bus van tien uur niet verscheen kocht ik om half elf een kaartje voor de bus rechtstreeks naar “Ipoh”. Enkele minuten later zag ik de bus naar “Tapah” het reisbureautje passeren. Op de heenweg was ik over de oude weg gekomen en ik zou de “Cameron Highlands” over de nieuwe weg verlaten. Onderweg zag ik in “Brinchang” nog wel plaatsen die ik mij herinnerde van zeven jaar geleden maar daar bleef het bij.
Net als de vorige keer verliet ik de “Cameron Highlands” met een nare smaak in mijn mond. Waarom?
Het landschap was er niet echt mooi
De wandelingen zijn erg kort en over kaal gelopen paden.
Commercie speelt de hoofdrol.
Des te verder je komt des te lelijker alles wordt.
Nee, ik kan me niet voorstellen dat ik hier ooit nog een keer terug kom. Zeker nu die nieuwe vierbaans autoweg klaar is heeft de toekomst geen verbetering in petto. De bus slingerde naar beneden en terwijl ik van het onontgonnen oerbos links en rechts van de nieuwe autoweg genoot vielen af en toe mijn ogen dicht. Ik vocht tegen de slaap en we wonnen om de beurt. Over een paar jaar zal het oerwoud hier ook ontgonnen en gecultiveerd zijn. Geen prettig vooruitzicht maar de vooruitgang in de arme landen van de wereld is nu eenmaal niet te stoppen. Ik was blij dat we in “Ipoh” waren en dat ik mijn benen kon strekken.
Nog voordat ik bij het hotel van mijn keuze was zat ik al in een Chinese tent achter een dampend bord Mee Goreng met een groot glas thee. Het eten was erg welkom. Het eerste hotel van mijn keuze, het “Grand View Hotel” RM 73, was een juweeltje en binnen tien minuten was ik in een kamer geïnstalleerd. Eerst even liggen in de verkoelende lucht uit de airconditioning.
Na een half uurtje ging ik op eerste ontdekkingstocht in de stad en geloof het of niet maar ik had alweer trek. Die kou had misschien wel al mijn reserves voor de verwarming van mijn lichaam gebruikt. Een bord met rijst, kerrie en groente werd gevolgd door een banaan en een groot glas thee. Zo, ik voelde me nu weer een stuk beter. “Ipoh” voelde meteen aan als een vriendelijke stad en ik ben van plan om hier drie nachten te slapen.
Nadat ik een uurtje aan mijn verhalen had gewerkt liep ik nog even de stad in voor een avondwandeling. Met een chocolademilkshake in de hand slenterde ik een rondje door het oude gedeelte van de stad. Het viel me op hoe rustig het hier is zo vroeg in de avond.
Morgen ga ik eerst de stad verkennen en donderdag kijken we of we de grotten kunnen bezoeken.
Vanavond in ieder geval vroeg onder de wol.

dinsdag 15 januari 2008

Maleisië, naar grotere hoogten

Tanah Rata, 14/01/2008

Nu was ik dus wel vroeg op weg. De wekker scheurde mij met geweld uit mijn droom over helikopters en hoogspanningsmasten. Wat kan een mens toch vreemde dingen in zijn hoofd halen? Binnen 20 minuten was ik gepakt en klaar om te vertrekken. Mr. Aw zat al achter de receptie en keek niet vreemd op om mij vandaag zo fit te zien.
“You came home very early”, lachte hij.
“Zeker, het kan niet altijd feest zijn”, grapte ik terug in het engels.
De openstaande rekening werd voldaan en we wensten elkaar nog een keer gelukkig nieuwjaar en ik was op weg.
Vandaag zou ik een nieuwe manier proberen om op “Melaka Sentral” te komen, namelijk de gewone lokale bus. Ik was het zat om RM 15 te betalen voor een ritje van nog geen tien minuten. Alles liep op rolletjes en binnen onafzienbare tijd zat ik voor RM 0,70 in de bus. Tel uit je winst als je weet dat je net twee avondmaaltijden hebt uitgespaard.
Precies volgens de aanwijzingen van Mr. Aw kocht ik een kaartje bij kaunter 5 voor de bus naar “Tapah”, RM 25. Perron nummer 8 om 09:30. De vriendelijke vrouw met het kleurige hoofddoekje vertelde dat de bus niet vol was en dat ik kon gaan zitten waar ik wilde. Het stoelnummer op het kaartje had alleen decoratieve waarde.
Met nog een uurtje te gaan tot het vertrek kocht ik een krant en zette mij prinsheerlijk met een koffie en een broodje bij de McDonalds op het terras. Een kwartiertje voor vertrek liep ik richting perron acht en moest wel even stilletjes lachen wat ik daar aantrof. Een grote groep baardjes met witte jurken stonden elkaar te omhelzen en af te likken met een kudde in zwarte boerka’s gestoken vrouwen netjes wachtend op het perron. Zelfs de gematigde Maleisische moslims moesten er om lachen. En in Nederland maken wij ons druk over politievrouwen met een hoofddoekje.
De regen begon net neer te dalen toen we Melaka de rug toe keerden en op pad gingen naar “Lumut”, de eindbestemming van deze busreis. Erg voorspoedig verliep de reis niet. Er werd met tij en ontij gestopt in de meest vreemde plaatsen zoals “Sha Alam” en “Klang”. Wat deden we in hemelsnaam hier? Steeds stonden we tientallen minuten stil zonder dat er ook maar een passagier de bus verliet of opstapte. Vier toilet/rookstops en tot overmaat van ramp ook nog een restaurantstop van veertig minuten een kilometer of vijftien van mijn bestemming. Het weerzien van een stel dat gelijk met mij was vertrokken uit Melaka, alleen via Kuala Lumpur neem ik aan, stemde mij weer rustig en ik realiseerde dat ik me niet zo druk moest maken over het lage tempo van reizen in Azië.
De chauffeur liet duidelijk merken dat hij er ondertussen flink de pest in had dat hij van de hoofdweg af moest om mij als enige passagier in “Tapah” af te zetten. Tijdens de restaurantstop was het mij opgevallen dat hij iedere andere buschauffeur had gevraagd of ze misschien langs “Tapah” moesten. Jammer genoeg voor hem was ik de enige toerist die naar “Tapah” moest. Bij een verkeerslicht midden in het stadje moest ik hals over kop de bus verlaten en er werd mij vanuit de wegrijdende bus duidelijk gemaakt waar ik heen moest. Met een uitgestrekte arm als een Duitse soldaat riep hij, “Busstation, busstation, busstation”. En daar moest ik het mee doen.
Gelukkig lag het busstation net om de hoek en in het half uurtje dat ik op de bus moest wachten legde ik aan de geïnteresseerde medewerker van het busbedrijf de werking van mijn GPS uit. Een oude gammele bus kwam rammelend tevoorschijn en binnen vijf minuten waren we weer op weg naar “Tanah Rata”. De dikke chauffeur die een half dozijn tanden miste praatte voluit en stelde meer vragen dan ik kon beantwoorden. Een kleine zestig kilometer slingert de weg door dichte jungle omhoog voordat je in “Tanah Rata” arriveert.
Net voordat je bij het eindpunt arriveert zie je de eerste theeplantages en dat is dan ook in mijn ogen meteen de grootste trekpleister hier. Er zijn aardbeienbedden, vlinderfarms en een bijenhoningfarm als toeristenvallen opgezet maar die kan je overal zien. Nee, die theeplantages hebben de “Cameron Highlands” beroemd gemaakt.
Na een korte wandeling door het dorp ben ik om half tien naar de kamer gegaan. Een andere groep ging nog naar de “Jungle Bar”, ik heb niet zo’n zin meer om te drinken. Morgen lekker vroeg op en een trek maken naar de “Gunung Perdah”. De rest van de dag gaan we de dagjestoerist uithangen.

zondag 13 januari 2008

Maleisië, twee hele korte dagen

Melaka, 12/01/2008

“Als de drank in de man is dan is de wijsheid in de fles”, dat is niet voor niets een gezegde! Na de eerste avond een flesje of negen was de vrijdagavond natuurlijk met twaalf nog iets meer gezellig.
Om half één schoot ik wakker met een blaas die op springen stond. Voordat ik bij mijn positieven was stond de klok al over twee uur. Jullie begrijpen dat ik die middag niets meer heb gedaan. Het was een hele korte dag.
Voor het avondeten was ik al op weg naar de “Newton Foodcourt” toen ik tijdens het passeren van “Raffles Restaurant” mijn plannen wijzigde en snel de koelte van dit restaurant opzocht. De vorige keer dat ik in Melaka was had ik hier ook gegeten en dat was me goed bevallen. Ik koos opnieuw voor één van de samengestelde menu’s voor RM 40. Het was goed! De lamsschouder was mals en overheerlijk. De chef vroeg of ik nog wat tips voor hem had en die heb ik hem dan ook gegeven.

Een schitterend menu voor nog geen € 10.- inclusief een frisdrank.

Een kort samenzijn bij Teng en dan op pad. Pieter bleef deze keer bij zijn meisje. De zaterdagavond spande toch wel de kroon, het was goed om Patrick weer te zien en bij “Ringo” genoten we zoals altijd. Het was alleen dom van mijn om er nog één bij Bennie te willen drinken. Om drie uur strompelde ik het hotel binnen.

Melaka, 13/01/2008

Natuurlijk was ik niet opgestaan om de bus naar de “Cameron Highlands” te nemen. Iets over half twaalf schakelde ik de airconditioning uit en ging op weg naar de bakker om een paar broodjes te kopen.
Ik voelde me slecht vandaag en de enige juiste manier om hier van af te komen is lopen. Na de eerste vijf kilometer laste ik een stop in. Even liggen!
Hierna volgden er nog negen! Veertien kilometer vandaag is niet slecht. Natuurlijk heb ik me wel voorgenomen om nu even weer rustig aan te doen met de drank, er zitten nog twee blikjes in mijn rugzak die ik tot volgende week maandag bewaar.
De Mee Goreng en saté was heerlijk in het “Newton Foodcourt”. Ik was moe en wilde nog even afscheid nemen. Drie biertjes zou mijn limiet zijn voor vanavond. Zo ver is het niet eens gekomen. Er was niemand aanwezig op de zondagavond in het café. Morgen moet er tenslotte weer gewerkt worden, en ik moet morgen op pad. Die drie biertjes heb ik overgeslagen en ik ben lekker naar mijn kamer gegaan. Een speelfilm kijken op de computer en dan slapen, om elf uur ging het licht uit en ik pakte nog even snel mijn rugzak.
Morgen om half acht op en met de bus naar Tapah. Nu gaan we serieus worden ;).
Copyright/Disclaimer