Onderweg, van Amsterdam naar mijn eerste stop in Hong Kong, heb ik niet zo heel veel geslapen. Ik was erg opgewonden over de drie maanden die voor me liggen en tijdens de lange periodes dat ik in het vliegtuig wakker was probeerde ik me een voorstelling te maken van wat me in dat vreemde land te wachten zou staan.
Tijdens de landing op de Kai Tak luchthaven van Hong Kong kon ik al een voorproefje nemen op wat ik eenmaal op de grond kon verwachten. Wolkenkrabbers tussen groene heuvels. Miljoenen mensen op een klein stukje China onder Brits bestuur.
In de terminal van de oude luchthaven “Kai Tak” is het direct duidelijk dat deze luchthaven op zijn laatste benen loopt en dat de verhuizing naar de nieuwe “Chek Lap Kok” aanstaande is. Veel winkels zijn aan het uitverkopen. Half lege winkels maken maar een armoedige indruk op de voorbij lopende reizigers. De sfeer is er bedrukt en veel winkels en restaurants zijn al gesloten en er liggen als donkere gaten in de winkelgalerijen.
Mijn gedachten razen door mijn hoofd wanneer ik me in de levendige massa Chinezen in de aankomsthal stort. Een ding staat als een paal boven water! Het is absoluut anders dan ik me had voorgesteld. De tv kan de werkelijkheid naar believen verdraaien of veranderen! Dat is nu wel duidelijk.
Wat is er dan precies anders? Nou, alles! De mensen, het geld, het openbaar vervoer, de taal, het eten, de geuren en kleuren om je heen en nog veel meer. Het is een heel andere wereld dan Nederland waar ik in terecht ben gekomen. Ik zoek mijn weg door het doolhof van de terminal naar de uitgang van de terminal. Op een grote plattegrond aan een kale lichtgroene muur zie ik dat ik niet ècht ver weg ben van de haven, slechts enkele kilometers.
Na die lange tijd in het vliegtuig zitten ben ik wel aan een wandeling toe. Maar eerst moet ik geld wisselen! Waar, en hoeveel? Ik heb verschillende briefjes in mijn documenttasje, dat om mijn nek onder mijn t-shirt hangt, zitten en peuter voorzichtig, en waarschijnlijk voor de op de loer liggende zakkenrollers zeer opzichtig, een briefje van 25 gulden tevoorschijn. Ik bekijk het rode 25 gulden biljet nog eens goed en vraag mezelf hardop af of dat voldoende is voor een dag in Hong Kong. Ik heb geen enkel idee wat het hier allemaal kost dus denk ik dat het uiteindelijk wel genoeg zal moeten zijn. Tenslotte is het alleen maar voor wat te eten en te drinken èn heel misschien met de tram naar de top van de “Victoria Peak”.
Ik ben niet de enige die vandaag Hong Kong Dollars nodig heeft! Er staat een rij mensen te wachten voor een loket onder een brede gele lichtbak met daarop de verlossende zwarte letters “Money Changer”. Wanneer ik eindelijk aan de beurt ben schuif ik demonstratief het haast nieuwe Nederlandse bankbiljet door de schuiflade onder het kogelvrije glas van de geldwisselaar door.
Zonder te blikken of te verblozen slaat de fatsigge man aan de andere zijde van het dikke glas op de toetsen van een enorme rekenmachine en laat het resultaat van de berekening in grote groene cijfers op de display van de rekenmachine aan me zien. Ik kijk hem verbaasd aan want ik heb geen idee hoeveel Hong Kong Dollars ik voor mijn vijf en twintig gulden zou moeten krijgen. Er worden hier geen kosten berekend dus een snelle blik op het handgeschreven A4tje op het raam naast het loket geeft me een ruime indicatie wat ik zo ongeveer zou kunnen verwachten. Ik knik instemmend naar de man.
Een handvol vreemde bankbiljetten en munten krijg ik in het schuiflaadje naar me toegeschoven terwijl de besnorde Chinees opzichtig langs me heen kijkt als teken dat ik op moet krassen en de volgende klant aan de beurt is. Ik kijk hem voor een laatste keer vriendelijk aan, terwijl ik zo goed als mogelijk het stapeltje dollarbiljetten tel. Zonder het me te realiseren staar ik naar een grote moedervlek op zijn wang waar ongeveer een dozijn lange zwarte eenzame haren uitgroeien.
Ik schuif zijwaarts uit de rij en even later stop ik met tellen want de muntjes in deze landen zijn zo weinig waard dat ze de moeite van het tellen niet waard zijn. Het eerste wat ik nu wil is wat drinken, een blik cola uit een kiosk vergezeld van een half dozijn ansichtkaarten met bijbehorende postzegels worden afgerekend. En dat kost toch wel heel wat meer dan ik had verwacht! Maar ik kan altijd in de stad nog wat extra geld wisselen.
Vol goede moed en met een nieuwe zonnebril op mijn neus tegen het felle tropische zonlicht stap ik naar buiten en probeer me te oriënteren. Een enorme vloot taxi’s en bussen staan op de arriverende passagiers te wachten om ze naar hun definitieve bestemming te brengen. Het is al warm, maar nog niet drukkend. Dat zal straks waarschijnlijk wel komen! Ik slinger al links en rechts door smalle straten en langs groene parken in de richting waar ik de haven verwacht te vinden. Hong Kong is opvallend groen! Dat had ik zeker niet verwacht in een stad met een van de hoogste prijzen voor een vierkante meter bouwgrond.
Ik absorbeer de nieuwe wereld in mijn geheugen en vraag me af waarom ik niet eerder een verre reis heb gemaakt. OK, ik heb veel gezien en meegemaakt in Europa maar daar houdt het wel bij op. Misschien had ik veel beter verre reizen kunnen maken dan het meeste van mijn vrije tijd in de kroegen van Zaltbommel door te brengen?
‘Gedane zaken nemen geen keer!’
Dus daar moet ik maar niet over gaan zitten tobben! En daar is dan de haven! De wereldberoemde “Victoria Harbour”, ik kijk naar Hong Kong eiland met haar bijzondere skyline. Zoals de “Bank of China Tower” dat van 1989 tot 1992 het hoogste gebouw van Azië was. De bijzondere architectuur en constructie steekt met haar 367 meter hoog boven alle andere wolkenkrabbers rond de natuurlijke haven uit.
Ik koop bij een klein houten stalletje aan de haven nog maar een flesje water en realiseer me dat je hier in ieder geval niet wordt bestolen als je wat wil drinken. De prijzen zijn meer dan redelijk en daar kunnen ze dan in Nederland nog wel wat van leren. De vermoeidheid vreet langzaam aan me en ik moet even gaan zitten. Het is heerlijk weer en een goed moment om in een zacht briesje wind de eerste ansichtkaarten te schrijven.
De vermoeidheid besluipt me als een roofdier, langzaam en zelfverzekerd, gedreven door honger. Ik wil niet opgeven want ik wil vandaag nog wel wat van Hong Kong zien. Slaap is vanaf nu mijn grootste vijand. Slapen kan ik vannacht wel in het vliegtuig! Langs de esplanade doemt een vreemd gebouw voor me op zonder ramen. Ik heb geen idee waar ik naar kijk, maar mooi is het wel! Het blijkt een van de gevels van het “Hong Kong Cultural Centre” te zijn. Jammer genoeg heb ik geen tijd om dit bijzondere gebouw te bezoeken.
Dan doemt de “Star Ferry Pier” van Tsim Sha Tsui voor me op. Als kind heb ik al gedroomd van een ritje met deze iconische veerboten. De oude groene scheepjes - soms meer dan 90 jaar oud - varen al sinds 1889 tussen Hong Kong eiland en het vasteland heen en weer. Ze hebben twee wereldoorlogen, de aanleg van een verkeerstunnel, het in gebruik nemen van de ondergrondse metro en nog veel meer tegenslagen overleefd!
Ik pik onderweg naar de veerboot een foldertje op van de tram die ook al sinds mensenheugenis de “Victoria Peak” op en af rijdt. Een oud rood karretje dat zo schuin is gebouwd dat het op de helling weer in waterpas staat. Grappig om te zien en een hele ervaring om de drukte van Hong Kong langzaam onder je te zien verdwijnen.
Eenmaal weer onder aan de berg ga ik op zoek naar de tram. Ik wordt opgeschrikt door het luide en hoge geschreeuw van een varken dat net zo abrupt stopt als het is begonnen. Onderzoekend als ik ben ga ik tussen de hoogbouw op zoek naar de bron van het onverwachte geschreeuw.
Ik ben net te laat! Een dikke chinees met een kaal hoofd gekleed in een blauwe katoenen broek en een witte singlet staat met zijn dikke armen zijn fileermes aan te zetten terwijl hij naar een enorm roze varken kijkt dat, op een wit betegelde verhoging midden in een soort garagebox, al stuiptrekkend ligt leeg te bloeden. Het bloed uit de nek van het varken loopt in een kolkende stroom door een gootje naar een witte plastic emmer die zich langzaam met de warme helderrode vloeistof vult. Een surrealistisch tafereel in een vreemde wereld.
Ik friemel zenuwachtig mijn camera tevoorschijn en alsof de slachter ogen in de achterkant van zijn hoofd heeft kijkt hij plotseling om en kijkt naar mijn ritsratsklik camera die ik eindelijk uit mijn heuptasje heb gepeuterd. Een vermanende heen en weer zwaaiende gestrekte wijsvinger, als een dikke verse worst, als teken dat ik geen foto’s van het Breugeliaans tafereel mag maken.
Met het beeld van een stuiptrekkend langzaam stervend varken op mijn netvlies en een enorme Chinese slachter met een vlijmscherp mes in zijn hand is mijn keuze snel gemaakt! In een flits verdwijnt mijn camera weer in mijn heuptasje en de slachter opent zijn mond voor een vriendelijke goedkeurende glimlach die de laatste overgebleven snijtand in zijn mond laat zien.
Hij veegt zijn bebloede handen aan zijn katoenen broek af en gaat in zijn broekzakken op zoek naar een sigaret om de tijd door te komen totdat het varken is leeggebloed! Hij kijkt af en toe nog eens glimlachend om om te kijken of ik er nog sta en of mijn camera nog steeds op mijn heup verborgen zit.
Gefascineerd kijk ik naar de verwerking van het dode dier. Voor de moderne mens, waar ikzelf ook bijna toe behoor, heeft het vlees uit de winkel niets meer met dode dieren te maken. Het zou net zo goed uit een fabriek kunnen komen of aan een boom kunnen groeien, de moderne mens heeft het contact met de natuur verloren.
De enkels van de achterpoten van het enorme beest worden met een ketting aan elkaar geknoopt en die ketting gaat over een haak die onder aan een lange ketting uit een takel aan het plafond komt. Hand over hand grijpen de handen van de slachter de dunne ketting die door de versnellingsbak van de takel ratelt. Langzaam gaat het varken als een turner op zijn voorpoten staan terwijl het laatste bloed uit zijn dode lichaam loopt.
Het kadaver glijdt ongecontroleerd van de verhoging af en slaat met een doffe klap tegen de betonnen verhoging die op een altaar is gaan lijken. De slachter wrijft, zodra hij klaar is met het takelen, met de bovenkant van zijn onderarm het zweet van zijn voorhoofd, en dat allemaal terwijl er in zijn mondhoek nog steeds die smeulende sigaret hangt. De slachter kijkt breed lachend over zijn schouder in de zekerheid dat de ongenode Westerling nog steeds staat te kijken. Ik lach terug terwijl ik de 12 tepels van het enorme beest tel.
De slachter transformeert in een oogwenk in een slager en hangt een zwart rubberen slagersschort om zijn nek. Hij knoopt de rubberen linten in een grote strik op zijn rug aan elkaar. Als een priester tijdens een religieus ritueel houdt hij het zo juist geslepen mes met zijn gestrekte armen naar het plafond omhoog terwijl hij zijn hoofd in zijn nek heen en weer rolt. Ik hoor niets maar je zou denken dat hij in stilte een bezwerende spreuk tot de goden spreekt. Een dank aan de Boeddha, of een excuus, dat hij een leven heeft genomen in de naam van de vele lege Chinese magen die wachten om gevuld te worden.
Met een onverwachte sierlijke zwaai snijd het mes - precies in het midden tussen de rijen tepels - door de buik van het varken. Met een luide plens vallen de ingewanden en organen van het beest op de vloer van de wit betegelde ruimte onder de enorme woonsilo. Het is net alsof ik enkele spetters op mijn gezicht voel maar het zal wel mijn inbeelding of een druppel zweet zijn! De slager begint een vrolijk liedje in het Chinees te zingen en gaat verder met zijn werk. Ik zou best nog wel wat langer willen blijven maar toch voelt dit als het beste moment om verder te gaan. Ik heb genoeg gezien en eerlijk gezegd ben ik ook een beetje verbijsterd over wat ik net heb gezien. De lachende zingende slager kijkt me na terwijl ik in de mensenmenigte verdwijn.
De slaap wordt steeds sterker en staat op het punt om mijn wilskracht te overmeesteren. Voor een moment vraag ik me af of het wel een goed idee is geweest om een stop-over van een dag in Hong Kong te maken. Om wat meer energie in me te krijgen ga ik eenmaal aangekomen op Hong Kong eiland de stad in op zoek naar wat te eten. En dat blijkt dan weer veel moeilijker te zijn dan ik had verwacht. De restaurants zijn me te duur dus zit er niets anders op dan een burger met patat die ik met enige teleurstelling naar binnen werk. Ik had liever een Chinese maaltijd naar binnen geschoven.
Ik heb nog een paar uur te gaan en stap bij een halte op een dubbeldekker tram. Ik heb niet zoveel geld meer over en een ritje met de tram kost maar twee Hong Kong Dollar. Onbeperkt! Je betaald namelijk wanneer je uitstapt en niet eerder. De tram rijdt op het eiland eindeloos rondjes dus je komt altijd weer terug op het punt vanwaar je bent vertrokken. Het was een prima tip die ik heb gekregen! Vanuit het raam op de bovenste verdieping van de tram zie ik het echte Hong Kong aan me voorbij glijden. Winkels op de begane grond en kleine op elkaar gepropte appartementen op alle verdiepingen daarboven.
Om wakker te blijven klem ik een gekarteld 2 Dollar muntje tussen mijn duim en wijsvinger. Voor een tijdje werkt het ook! Maar dan wint de slaap voor de eerste keer een ronde. Ik knikkebol voor een moment en verlies de greep op het muntje dat op de grond valt en over de houten vloer onder de zitbanken naar de voorkant van de tram rolt. Ik buk me om onder de zitbanken te kijken waar het muntje is gebleven. Voordat ik onder de bank voor me kan kijken wordt ik al door een man in een duur maatpak op mijn schouder getikt. Hij heeft het muntje zien vallen en heeft het voor me opgeraapt.
Voor mij is dit het moment om een einde aan deze rit te maken en zo snel als mogelijk terug te gaan naar de luchthaven! Ik volg dezelfde weg, alleen in tegengestelde richting. De slager is ondertussen bijna klaar met het ontleden van wat ooit een levenslustig door de modder rollend varken is geweest. Met een harde klap komt het hakmes op een groot houten blok neer waarna hij een volgende karbonade inspecteert en in een grote plastic zak naast hem op de grond gooit. Hij werpt me een vriendelijke blik als vaarwel toe alsof hij voelt dat ik over een paar uur weer vertrokken ben.
Ik heb nog net genoeg geld van mijn gewisselde 25 gulden over om een blikje cola aan de bar van een koffietentje te drinken. Ik heb nog maar net voldoende energie over om de laatste ansichtkaarten te schrijven. Waarom ik die ansichtkaarten schrijf weet ik eigenlijk zelf niet. Is het voor mezelf, en ook voor de geadresseerden, het bewijs dat ik op weg naar Australië ben? Ik weet het ècht niet! Wat ik wel weet is dat alle in Hong Kong geschreven ansichtkaarten nooit zijn verstuurt!
Ik vraag namelijk aan mijn buurman aan de bar of hij even op mijn kaarten, balpen en cola wil letten terwijl ik snel naar het toilet ga. Geen enkel probleem! Wanneer ik terug kom is de buurman, mijn ansichtkaarten, mijn balpen en mijn cola verdwenen. De barman kijkt me verbaasd aan als ik naar mijn spullen vraag en komt later met een stapel kletsnatte en smerige slappe ansichtkaarten, een doormidden gebroken balpen en een leeg blikje cola terug. Hoofdschuddend laat ik het hoopje afval op de bar achter.
Tot ziens Hong Kong, ik zal mijn eerste bezoek aan deze voormalige Britse kolonie voor 100% zeker nooit vergeten!
Niet veel later neem ik plaats aan boord van een onheilspellend lege Boeing 747 jumbojet van Cathay Pacific. Direct nadat we zijn opgestegen en de lampjes “Fasten your Seatbelt” uit zijn gegaan worden we door een stewardess als schapen naar de business class gedreven om het voor het cabinepersoneel van deze vlucht zo overzichtelijk mogelijk te houden. Veel zie ik niet meer nadat ik het verlichte Hong Kong onder me door heb zien schieten. Welterusten!