Bua Yai (Yu en John)
Hier in de jungle, zoals ik het altijd respectloos noem, begint de dag al voordat de zon aan de horizon omhoog is geklommen. Indonesië en Maleisië hebben hun moskeeën die de omwonenden vroeg wekken, hier op het Thaise platteland hebben ze de hanen. Duizenden hanen, waarvan verreweg het grootste gedeelte alleen maar wordt gehouden om in de ring te sterven.
Hoewel gokken in het algemeen en hanengevechten bij de wet verboden zijn wordt het toch overal gedaan. Het is vanzelfsprekend niet te controleren door enige instantie of bevoegdheid. Daarnaast is Bangkok, zeker in het gevoel van de mensen op het platte land, zover weg dat ze zich niet aan die vele, en vaak in hun beleving, onzinnige wetten hoeven te houden. Hier rijdt ook iedereen, inclusief mezelf, zonder helm en veel motoren zijn onverzekerd, betalen geen wegenbelasting of hebben zelfs geen kenteken of papieren. Het leven hier kruipt net zo langzaam voorbij als de drie seizoenen zich steeds ombeurten en oneindig herhalen.
Na de hanen beginnen de honden bij het eerste daglicht hun territorium te controleren en opnieuw af te bakenen indien dat nodig blijkt. Nieuwe zwerfhonden hebben zich bij de gemeenschap aangesloten en de eerste schermutselingen, met veel gegrom en geblaf, zijn door de openstaande ramen duidelijk hoorbaar.
Terwijl ik me, in de halfduisternis, nog maar een keer omdraai proef ik de smaak van het platteland in mijn mond. Een zware rooksmaak, de smaak van de duizenden kleine vuurtjes die elke nacht op evenzoveel erven naast de bamboe, houten en stenen huisjes tussen de rijstvelden branden. Zelfs die kleine smeulende vuurtjes hebben een taak. Het gaat niet alleen om het gevallen blad en de verdroogde takken te verbranden. Nee, het is een eeuwenoude manier om de lastige insecten uit het dorp te houden. De doordringende rook legt de gevoelige geur van de insecten lam die op hun beurt zich zo ver als mogelijk van de smeulende hoopjes houden.
De zon komt op en de eerste scherpe zonnestraal brand zich als een laserstraal over je gezicht. Meestal kun je je wel een paar keer verplaatsen om de gloeiend hete lichtbundel te ontwijken maar uiteindelijk leg je het toch af. Je moet, zoals Lyka, wel in de tropen geboren zijn om door dit ongemak heen te slapen.
Om ongeveer half zeven laat de onderburgemeester zijn speeltje horen. Nog uit een tijd dat overal in Thailand, om klokslag zes uur ‘s avonds, het volkslied werd gespeeld dateert de omroepinstallatie die door de volksvertegenwoordiger goed wordt onderhouden. Eerst krijgen we een handvol Thaise country en western liedjes te horen. Ongetwijfeld de persoonlijke smaak van de onderburgemeester waar geen democratische besluitvorming aan te pas is gekomen. Elke westerling is dan meteen wakker! Een wekker hebben wij hier in het dorp op het platteland dus niet nodig. En ook hier geldt dat de helft van de lokale bevolking, inclusief de Filippijnse Lyka, er dwars doorheen slaapt. Deze mensen zouden met gemak naast een startbaan op een internationale luchthaven, waar elke drie minuten een vliegtuig vertrekt, kunnen slapen zonder ook maar een minuut slaap te verliezen.
Na de muziek, de ene ochtend klinkt die wat vrolijker dan de andere ochtend maar dat is een persoonlijke smaak, komt de toespraak van de onderburgemeester. Die toespraak is in het Thais dus de strekking van het hele verhaal ontgaat me. Zijn het de berichten voor de oogst? De tijden dat de zon opkomt en ondergaat of misschien de weersverwachting? Familieberichten over geboortes en het verschijnen van de dood in het dorp? Het vreemdste is echter dat ook niemand van de Thai me kan, of misschien wel niet wil, vertellen waar het over gaat. Luisteren ze gewoon niet? Zijn ze te beschaamd om te vertellen waar het over gaat? Is het politieke propaganda?
Mijn gevoel nijgt naar het laatste. De fanatieke retoriek van de stem laat me denken aan de partijleden die tachtig jaar geleden naar een groot Europees rijk streefden met een puur ras als leiders en een ondergeschikt ras als arbeiders. Een ouderwetse klik zoals ik me herinner van de oude, door gloeiende lampen aangedreven, radio’s kondigt het einde van de toespraak van deze dag aan.
Het is tegen zeven uur en buiten in de voorzichtig klevende ochtendwarmte komen de mensen tot leven. Potten en pannen rammelen, houtskool vuurtjes worden ontstoken en pannen vol met rijst worden langzaam gekookt voor het ontbijt, de lunch en het avondeten. Het gloeien van het houtskool voor het vuur wordt zo goed mogelijk gebruikt. Je kunt het namelijk niet regelen of uitzetten, dus kook je voedsel totdat het laatste stukje houtskool is uitgegloeid en veranderd in een klein hoopje witte as dat straks onzichtbaar op de wind naar de rijstvelden wordt vervoerd. De zware rook van de nacht maakt plaats voor de geur van gegrilde kip vermengd met knoflook en vele andere kruiden.
Het gezin schuift aan gezeten op de vloer en lepels en vorken kletteren in de maat op de plastic borden. De dag begint en om zoveel mogelijk gebruik te maken van de relatieve koelte van de ochtend vertrekken mensen om de dagelijkse werkzaamheden op het land te verrichten. De rijstvelden worden gecontroleerd, de fuiken geleegd en waar nodig de dijken gerepareerd. Het water op de rijstvelden aangevuld of afgevoerd zodat het langzaam naar een lager gelegen rijstveld stroomt.
Maar het is vandaag een dag in februari, er staat geen rijst op het veld dus is er maar weinig werk. Na het ontbijt begint het lange en haast oneindige wachten. Het grote wachten op de tropische regens die elk jaar rond eind april, begin mei worden verwacht. De rijstboeren hebben nog twee maanden de tijd om de velden in orde te maken dus van enige haast is er geen sprake.
De stilte die na het ontbijt ontstaat is haast spookachtig. Geen enkel geluid is te horen. Verder is er niets! Geen vogels, geen insecten, geen mensen, geen hanen en geen honden, niets maakt geluid en alleen de hete lucht beweegt in de verte boven de droge rijstvelden. Een groot blad van de gouden teak boom valt met een klap op de grond als de uitzondering die de regel wil bevestigen.
Een korte wandeling, zonder een doel, door het dorp leert me dat bijna iedereen op een bamboe bed zonder een matras in de schaduw van een boom of een afdak ligt te slapen. Of lijkt te soezen. Een eenzame man gehuld in lompen doet zich te goed aan de inhoud van een fles “Lao Khao”, een goedkope blind makende vorm van rijstwijn. Erg goedkoop en haast onbelast door de regering uit Bangkok zodat ook de armsten van de armsten zich een stuk in hun kraag kunnen drinken om alle alledaagse ellende voor een moment te vergeten. Het lange wachten wordt door de vrouwen zonder morren geaccepteerd. Zelf zou ik er gek van worden wanneer ik zo enkele maanden zinloos achter mijn huis zou moeten liggen.
Na drie bakken koffie en twee hard gekookte eendeneieren op toast met mayonaise maakt John in zijn hoofd de boodschappenlijst voor vandaag. Ook wanneer er niets nodig is stapt John rond elf uur op de motor om naar de supermarkt, die zes kilometer verderop staat, te rijden. Het bezoek is eigenlijk een uitje, een welkome onderbreking van de monotone dagen voorafgaand aan het planten van de rijst. Dat schema van het planten en oogsten van de rijst is eigenlijk het enige vaste schema dat de mensen op het platte land kennen. Ze eten wanneer ze trek hebben en slapen wanneer ze vermoeid zijn of niets beters te doen hebben.
Bij terugkomst controleert John de aluminium pannen op het aanrecht en komt net zoals gisteren, eergisteren en de dagen daarvoor dat er niets van zijn gading onder de aluminium deksels te vinden is. Het halve witbrood en de twaalf plakjes smeltkaas in zijn zadeltas is onze lunch. Lyka eet met Yu mee en geniet van de rijst met de nog half rauwe gekookte groente met een stukje kip. Ik realiseer me dat niets, en dan ook werkelijk niets, van hun lunch uit de supermarkt is gekomen. De vader van Yu, met zijn een en negentig jaar, is nog een opmerkelijk sterke man. Hij verschijnt in de keuken met bossen onbekende groenten uit eigen tuin onder zijn armen. Ook het avondeten lijkt verzorgd.
De verstikkende en klevende warmte van de middag verdrijft mijn eetlust en verder dan de vijfde kop koffie van de dag kom ik niet. Ik zweet zo erg dat ik er problemen mee heb om mijn lichaamsvocht aan te vullen. Het is pas half een en er ligt nog zes uur daglicht voor ons. Daglicht waarmee ik, net als de Thaise bevolking, niets kan doen. Een middag waarmee ik niets kan doen. Het is ook te warm om wat te doen! Dus vlij ik me naast een slapende Lyka neer en haal mijn eboek tevoorschijn. In de verkoelende straal wind van de ventilator slapen we en lezen we totdat buiten het gekraai van de hanen en het rammelen van potten en pannen de komst van de verkoelende avond aankondigt.
Ik drink graag een biertje maar bij voorkeur niet wanneer het buiten nog licht is. De bedrijvigheid om me heen is voor mij hèt teken om naar de kleine dorpswinkel te lopen en mijn rantsoen van vier grote flessen Leo bier te halen. De 220 baht (€ 5,-) is voor veel dorpelingen meer geld dan een gezin die dag voor het eten heeft uitgegeven. Toch is het geen probleem want afgunst kennen ze hier op het platteland niet. Hier helpen ze elkaar nog! Wanneer bij de ene de rijstschuur te vroeg in het jaar leeg is helpt het hele dorp met een paar kilo per gezin om de anderen te helpen.
Afgunst en haast wonen in de grote stad! En dat is wat de jongeren uit het dorp aantrekt. Snel geld, dure telefoons en aanzien. Slechts weinigen slagen er in dat te bereiken wat ze voor ogen hebben. Voor veel dorpelingen eindigt hun ontdekkingsreis van het snelle en grote geld in de gevangenis. Het aanzien van het geld verblind hun voor de gevaren van drugs.
Terwijl de zon achter de wuivende kokospalmen verdwijnt ontkurk ik mijn eerste koude fles bier van de avond. Ik fantaseer dat ik honderd jaar geleden in Nederlands Indië op de veranda voor mijn plantage woning zit. Omgeven door kleine taaie gebruinde werkers die voor me lokale Javaanse heerlijkheden bereiden. Ik weet haast zeker dat het niet zo romantisch kan zijn geweest. Toch moet het een beter leven zijn geweest dan de crisis en de oorlog in het verre koude Europa. Anders waren er niet zoveel mensen vertrokken naar dat onbekende exotische oord.
Lyka doet zich opnieuw tegoed aan de rijst met groenten en een stuk geroosterde kip. Een kip die gisteren nog eieren legde en door grootvader op professionele wijze is geslacht en ontleed. Net zoals honderden jaren geleden en waarschijnlijk ook in de honderden jaren die nog in de toekomst liggen.
John kookt voor ons een traditioneel engelse maaltijd. Kip uit de oven met patat op witte bonen in tomatensaus. Het bittere bier uit de eerste fles heeft mijn eetlust opgewekt en de sobere maaltijd smaakt me prima. Ik ontkurk de tweede fles en neem plaats op een kleine plastic stoel achter het huis. De geluiden van de Thaise soap opera’s fluisteren door de vroege avond. Hoe armoedig het hier ook lijkt, elk huis heeft een tv. Het statussymbool van de moderne tijd. Gevoerd met de ellende van de rijken in de soap opera’s zoeken de meesten voldaan hun slaapplaats voor de nacht op. Een slaapplaats is niet vanzelfsprekend een bed.
Na de tweede fles bier beginnen John en ik te brainstormen over zijn auto die hij aan het bouwen is. Het frame staat op blokken achter het huis en de twee witte velgen kijken ons, als ogen van een enorm monster, vanuit de duisternis aan. In stilte zitten we in de koelte van de avond terwijl de stilte en de doordringende rook langzaam sterker worden.
Om iets over negen is de laatste fles bier leeg. Ik zou er nog wel een paar lusten maar ik heb me vier als limiet gesteld. De winkel is toch al gesloten! Drinken in de eenzaamheid en de stilte van het platteland is gemakkelijk. John en ik kijken elkaar in stilte begrijpelijk aan. John drinkt sinds hij hier woont niet meer en dat is een goede beslissing.
Het staat als een paal boven water dat er op dit moment duizenden Europeanen zo dronken als een lor in de eenzaamheid van het Thaise platte land voor het huis liggen te lallen en na te denken hoe het ooit zo ver heeft kunnen komen. De eenzaamheid, het monster waar ik al zo vaak over heb geschreven, maakt oude mensen kapot. Maar velen hebben alle schepen achter hun verbrand en kunnen niet meer terug. Het enige dat hun rest is het wachten op de verlossende dood.
Ik zoek mijn bed op waar Lyka al zachtjes licht te snurken. De dag is om en de slaap werkt verlossend, ook wanneer ik weet dat ik waarschijnlijk morgen weer zo’n dag voor de boeg heb. Het leven in de Isaan kabbelt rustig verder. Welterusten!