In het vliegtuig
Om half tien zal de bestelde taxi voor de deur komen. Tijdens de laatste twee uur van ons verblijf ga ik nog een keer door de dozen met daarin de weinig overgebleven persoonlijke bezittingen die geen plaatsje in de koffer hebben kunnen bemachtigen. De weinige spullen die nog over zijn gaan krijgen een plaatsje op de zolder bij een vriend waar ik hoop dat we het daar over een paar jaar nog kunnen vinden. Mij vriend haalt die overgebleven dozen morgen met zijn pick-up truck op.
Een half uur voor de komst van de taxi wordt het tijd om naar beneden te gaan. Ik hou er niet van om mensen te laten wachten. Zelfs niet wanneer het mijn eigen taxichauffeur is. Lyka loopt voorop de trap af en kijkt om, ze roept verbaasd, ‘waarom komt er zoveel vuil van je schoenen?’
Ik kijk ook om en tot mijn grote verbazing zie ik grote zwarte stukken vuil achter me op de stenen trap liggen. Ik ben verbaasd en verward op hetzelfde moment! Ik weet namelijk 100% zeker dat mijn schoenen, toe ik ze een uurtje geleden controleerde, schoon waren. Balancerend met de zware rugzak op mijn rug draai ik me om en raap ik een stuk ter grootte van een sinaasappel part op de trap boven mij en verpulver het tussen mijn draaiende vingers. Het valt uit elkaar als een stuk nat zand dat ik de zon heeft liggen drogen! Mijn leesbril wordt tevoorschijn gehaald en ik onderzoek het zwarte goedje totdat Lyka in de gaten heeft wat er aan de hand is.
‘Kijk naar de zolen van je schoenen!’, zegt ze terwijl ze naar mijn reusachtig grote bergschoenen wijst.
Mijn leesbril verschuift naar de punt van mijn neus en tot mijn grote schrik en verbazing, ik weet niet welk gevoel het sterkst is op dat moment, zie ik de zool van mijn schoen tot op de helft los hangen. Een gevoel van ongeloof maakt zich meester van mij. In een flits zie ik mezelf enkele uren geleden mijn versleten, maar nog steeds redelijk bruikbare, halfhoge wandelschoenen en kapotte sandalen in de vuilnisbak achter het hotel gooien.
Hoe is dit mogelijk? Deze schoenen mogen dan wel een paar jaar oud zijn maar ze zijn haast niet gebruikt! Ze zagen er zelfs nog als nieuw uit toen ik ze uit de doos haalde! Maar eerlijkheid gebied te zeggen dat ik ze de laatste keer in 2009 heb gedragen. 2009? Vijf jaar geleden! Is dat echt alweer zo lang geleden dat ik met Tettje over de hellingen van de Mt Fuji struinde?
Nu sta ik hier een half uur voor ons vertrek naar Nederland op rubber dat met elke stap verder uit elkaar valt. Een slechter begin van te terugreis kan ik me niet voorstellen! Ik kan toch niet op mijn sokken naar Nederland reizen? Er zitten boven nog wel een paar slechte schoenen in een plastic tasje in een van de dozen en dat lijkt zo kort voor ons vertrek mijn enige optie.
Terwijl Lyka de restjes van mijn schoenzolen bijeen veegt snel ik de trap op om in de overgebleven dozen de schoenen te zoeken. Ze zijn snel gevonden en terwijl ik ze aan trek voel ik waarom ik deze schoenen nooit heb gedragen. Het model van deze halfhoge wandelschoenen is gemaakt voor zoogdieren met hoeven. Ze knellen al aan alle kanten voordat ik de veters strak heb aangetrokken! Als een zombie op glad ijs wankel ik naar de taxi zodra die zich met een korte stoot van zijn toeter heeft aangekondigd. Beter slechte schoen dan geen schoenen.
Door de donkere avond zoeven we over de Motorway Nr 7 richting de luchthaven. Mr. Nob is al jaren mijn vaste taxichauffeur. In het verleden gebruikte ik hem bijna altijd maar sinds hij een keer niet was komen opdagen, een misverstand dat we later uit de wereld hebben geholpen, gebruik ik bij daglicht altijd de grote bus van Bell Travel Service.
‘Hoe laat is je vlucht?’, vraagt Nob.
‘ Half drie vannacht’, antwoord ik terwijl Lyka op de achterbank mee neuriet met een deuntje uit haar iPod.
‘Dan zijn we wel hèèl erg vroeg!’, lacht Nob.
‘Beter te vroeg dan te laat! Ik ben altijd maar graag vroeg op de luchthaven, dan kan er weinig meer mis gaan!’, lach ik hem toe.
Nog geen kwartier later staan we stil op de autosnelweg. In het eerste kwartier rijden we nog wel enkele honderden meter maar daarna staan we ècht stil! De eerste minuten zitten we in alle stilte in de auto te wachten terwijl de airconditioning verkoeling brengt en de LPG gestookte krachtbron onder de motorkap langzaam overhit.
De eerste mensen stappen uit de stilstaande auto’s en proberen in de verte een glimp op te vangen van wat de oorzaak van dit oponthoud kan zijn. De onzekerheid begint ook in mij te kriebelen en ik stap uit. Nog niet echt nerveus maar ik hou hier gewoon niet van! Zover als het oog rijkt zie ik rijen rode achterlichten van vrachtwagens en personenauto’s. Geen enkel rood lampje licht op en dat ik een teken dat er ook niet gereden wordt! Het oplichten van een remlicht in de verte geeft me nog enige hoop die enkele seconden later alweer oplost in de duisternis van een zwoele nacht in de tropen.
Na een half uur ijsberen wordt het me toch echt teveel en ik loop een flink stuk van de auto weg naar richting de voorkant van de file in de hoop om iets te zien wat de oorzaak van dit probleem kan zijn. Enkele honderden meters loop ik voorzichtig tussen de vrachtwagens, minibusjes, taxi’s en personenauto’s door. Bijna elke blanke toerist, die ook op weg is naar de luchthaven klampt me aan om te vragen of ik misschien iets meer weet. Helaas kan ik ze ook geen antwoord geven op hun vragen en de paniek in hun ogen is duidelijk te zien en te voelen. In deze onbeweeglijke file staan zeker honderden toeristen vast die hun vlucht naar huis moeten halen.
Wanneer ik onverrichter zaken weer terug ben bij de taxi van Mr. Nob loopt de spanning en stress in me te hoog op. Als een hogedrukpan blaas ik de opgelopen druk af en kijk nog eens op de kaart van de omgeving van deze snelweg. Mijn besluit is snel genomen! Ik ga lopen, en wel tot de eerste afslag òf de oorzaak van dit oponthoud. Mijn instructies voor Lyka en Mr. Nob waar en wanneer me weer op te pikken zijn duidelijk en begrepen. Deze keer weet ik dat ik niet meer terug zal lopen. Mr. Nob komt naar mij toe.
Het beeld tijdens deze wandeling lijkt hetzelfde maar is voor mijn gevoel toch anders. Verbaasd kijk ik hoe de verschillende mensen met dit oponthoud omgaan. Vanzelfsprekend is het grootste verschil tussen de mensen met haast en de mensen die niets beters te doen hebben. Enkele vrachtwagenchauffeurs hebben de motoren uitgezet en liggen in hun kleine donkere cabine te slapen. De goedkope gekleurde taxi’s die van Pattaya naar de luchthaven rijden zijn anders! De passagiers staan vaak naast de taxi nerveus de ene na de andere sigaret te roken. De chauffeurs van de touringcars die naar de luchthaven moeten staan druk door hun mobile telefoon met het thuisfront te onderhandelen wat ze nu moeten doen. De klok tikt en het noodlot kruipt langzaam als een hoop verslindend monster uit zijn donkere hol.
Stap voor stap loop ik zelfverzekerd naar de kop van de file en de oorzaak van het oponthoud. Op de betonnen muur in het midden van de berm tel ik de blokken van honderd meter, op de kleine kilometerbordjes, die ik heb afgelegd. Na ruim een kilometer meter zie ik in de verte rode en blauwe zwaailichten van de hulpdiensten. Ik loop rustig dichter naar de knipperende lampen toe en in me verdwijnt wat van de stress. Ik krijg het gevoel dat ik weer controle krijg over de situatie. Na een korte blik op mijn horloge weet ik dat het nog niet verloren is.
Zodra ik tussen de laatste twee voertuigen doorstap sta ik oog in oog met het probleem. Een enorme ravage en het lijkt me toch niet geheel onmogelijk om het verkeer op gang te brengen. Een Thaise hulpverlener komt op me af en verteld me in gebroken engels wat er is gebeurd. Een hoge druk waterleiding langs de autosnelweg, van een meter doorsnede die ik ontelbare keren vanuit de bus of taxi heb gezien, is opengescheurd.
Met deze mededeling in mijn achterhoofd zie ik nu de ravage met andere ogen. Het lijkt alsof er een tsunami de binnenlanden van Thailand heeft getroffen! De golf water heeft over een afstand van tweehonderd meter een hele muur en zandwal omver en over de snelweg gespoeld. Blokken beton van meer dan tweeduizend kilo per stuk zijn als blokjes hout over een lengte van enkele honderden meters over de snelweg beland. Ontwortelde bomen en struiken, een laag zand van een halve meter dik. Ik bel direct Mr. Nob dat ik bij het probleem ben en dat ik goede hoop heb dat het wel goed zal komen, wij halen waarschijnlijk ons vliegtuig wel.
De hulpdiensten zijn met man en macht in de weer om de weg weer berijdbaar te maken. Mijn handen jeuken om te helpen maar dat kan natuurlijk niet. Ik moet het werk aan de specialisten overlaten. Mankracht kost weinig in Thailand en is in dit geval verbazingwekkend effectief. “Vele handen maken licht werk” is hier zeker van toepassing! De bomen en struiken worden door veel mankracht aan de kant gesleept en ik zie de weg voor mijn ogen langzaam leger, schoner en weer berijdbaar worden. Zodra de hoge politieman in zijn bruine uniform met hoge pet op het teken geeft komen de voertuigen weer op gang. Vijf rijbanen, inclusief de vluchtstrook, moeten worden samengevoegd naar een rijstrook. Dat gaat dus nog wel even duren!
De eerste vrachtwagen blaast zijn lucht uit zijn remmen en komt schokkend op gang, een tweede volgt en de ontsnapping is begonnen. Een kort telefoongesprek met Mr. Nob en hij is weer op de hoogte van wat er aan de kop van de file gebeurd. En dan steekt de slechtste eigenschap van de Thai zijn kop op. Bijna elke Thai meent de belangrijkste persoon in het verkeer te zijn en het alleenrecht op voorrang te bezitten wanneer het druk wordt. Na een voertuig of tien rammelt een oude Hino vrachtwagen over een haast nieuwe Honda Jazz heen. Een luid gekraak en stukken plastic vliegen in het rond. De file komt weer tot stilstand.
Ze staan zo een minuut of vijf en er gebeurd verder niets. Niemand onderneemt iets! Ze staan erbij en kijken er naar totdat ik, na een blik op mijn horloge, besluit im zelf maar iets te doen. Ik bonk op de zijruit van de Honda en een verbaasde jongen, die druk met zijn dure smartphone bezig is, kijkt verbaast op. Met een zo autoritair mogelijke blik in mijn ogen en een overduidelijk armgebaar wijs ik naar een vrij stukje weg iets verderop. Het lukt! Ik heb hem overrompeld met mijn gedrag en hij verplaatst zijn personenauto, gevolgd door de oude vrachtwagen, naar de lege plaats om de afhandeling van de aanrijding af te wachten.
Mijn optreden is niet onopgemerkt gebleven. Een man in een te grote oranje overal met rondom reflecterende strepen geeft me een schouderklopje met een enthousiasme dat ik haast denk dat ik zijn ondergeschikte ben. De file komt puffend weer op gang. Voor een minuut of tien althans.
Een tractor is gearriveerd en begint de weg verder van de zware betonblokken vrij de maken, een tweede rijbaan wordt van de ravage ontdaan. Een derde rijbaan komt vrij en de hoge politieman in het bruine uniform geeft het teken dat het verkeer weer kan gaan rijden. Opgelucht bel ik mijn taxi, Mr. Nob klinkt ook opgelucht en het lijkt dat alles nog goed komt, althans voor ons.
Na een minuut of tien zie ik de koplampen van een auto in de file oplichten als teken dat Mr. Nob in aantocht is. Hij vertraagt de snelheid van zijn auto en in een flits neem ik opgelucht plaats in bijrijdersstoel van de langzaam rijdende taxi. We zijn allemaal blij! Mr. Nob voert de snelheid op tot 130 Km/u en opgelucht vliegen we door de zwoele Thaise nacht naar de Suvarnabhumi Airport in Bangkok.
‘Het gaat lukken!’, zegt Mr. Nob met een brede glimlach.
‘Het gaat zeker lukken!’, antwoord ik hem terwijl ik de tijd bereken tot het vertrek van ons vliegtuig.
Anderhalf uur voor het vertrek staan we aan de balie om in te checken. De vier koffers gaan op de band en de cijfers op het kleine rode scherm geven 62,8 Kg aan. Verontschuldigend kijk ik de dame achter de balie aan maar die heeft het te druk met Lyka’s paspoort en verblijfsvergunning. Na een korte toelichting zie ik de labels voor de koffers en de instapkaarten uit de printers komen. Het is gelukt en wij gaan op weg naar huis!