
‘Schiet op!’, zeg ik nog nadrukkelijk, ‘want om elf uur is het ontbijt bij McDonald’s voorbij.’
In een recordtijd wordt er door Frans gedouchte, geschoren en aangekleed.
Met nog tien minuten, tot de wisseling van het ontbijt menu naar het dagmenu, te gaan staan we ik rij voor ons ontbijt, terwijl Frans en Lyka boven een zitplaats gaan zoeken. Een enorme vrouw, met de omvang van een berg, in een niets onthullende dikke zwarte wollen jurk staat samen met haar al even dikke Arabische echtgenoot, in een groen poloshirt en gebloemde korte broek, voor me. In plaats van de wachttijd in de rij te gebruiken voor het nadenken over je bestelling stellen dit soort mensen het altijd uit totdat ze aan de beurt zijn. Eerst de vraag of het ècht halal is, dat staat met grote letters op de glazen toegangsdeur, en dan omhoog kijken naar de grote foto’s van de broodjes. Ze gaan dan uitgebreid, soms wel meer dan vijf minuten, staan te overleggen wat ze in die vette zweterige lijven willen persen.
De cassiëre kijkt me verontschuldigend aan. En ik geef op mijn beurt ook een teken aan haar dat ik even aan mezelf moet denken. Ik bots zo lomp als mogelijk tegen de dikke vrouw aan en voel de rollen vet als bij een hangbuikzwijn. Zij schrikt en stapt automatisch op zij, ze draait haar hoofd om en ik weet dat daar ergens twee ogen me anstaren. Ik kijk direct daarna de besnorde Ali Bombari recht in zijn ogen en glimlach. Hij is zichtbaar verbaasd en luistert wat zijn vrouw vanonder de zwarte hoofdkap, als een beulsmuts, hem heeft te vertellen.
‘Drie Sausage McMuffin with Egg, twee koffie en een warme Milo’.
De cassiëre volgt het amusante tafereel met een brede glimlach en slaat meteen mijn bestelling aan op de kassa. Zo, mijn dag is goed begonnen!
Om een minuut voor elf laat ik mijn kartonnen koffiebeker nog een keer vullen, gratis, en mijn dag kan dan al niet meer kapot. Op de terugweg naar boven zie ik Ali Bombari weer samen met zijn vrouw naast de deur aan een veel te kleine tafel zitten. Ik groet met een brede glimlach waarvan hij niet weet hoe me terug te groeten.
Vanaf de eerste verdieping hebben we een goed uitzicht op Bukit Bintang, Jalan Sultan Ismael en het Lot 10 warenhuis dat in de afgelopen twee jaar een transformatie heeft ondergaan. De lucht boven Kuala Lumpur is al aan het betrekken. Dat is heel erg vroeg! Normaal begint dat pas rond een uur of één! Grote witte onweerswolken bouwen zich op en de randen veranderen langzaam van lichtgrijs naar pikzwart.
‘Ik denk dat we het vanmiddag niet droog houden!’, meld ik aan de andere twee aan tafel.
‘Laten we dan maar niet te ver lopen!’, zegt Frans, ‘proberen zo dicht mogelijk bij het openbaar vervoer te blijven.’
Niet ver van het restaurant met de gouden bogen is het “Berjaya Times Square” winkelcentrum met daarbinnen een heus recreatiepark. Lyka heeft een tijdje geleden op het internet enkele foto’s gezien en haar wens is om het park te bezoeken. Frans stemt ermee in zolang het maar niet te ver lopen is. Dat stoort me een beetje. Het op voorhand de nek omdraaien van een leuke dag met oneigenlijke argumenten vindt ik niet leuk. Probeer het dan in ieder geval, als het niet lukt kunnen we altijd nog aanpassen.
En zeker niet wanneer er steeds twee mensen naast me staan te vragen: ‘Wat gaan we nu doen?’
Het afwijzen van ideeën heb ik nu al lang genoeg en met teveel mensen meegemaakt. ‘Zoek zelf maar uit wat je wil gaan doen en ik breng je er wel naar toe!’, wil ik soms wel eens van de daken schreeuwen.


De lokalen weten uit ervaring dat het niet lang meer kan duren voordat Pluvius de sluizen van de hemel opent. De toerist, ikzelf dus, heeft nog hoop dat het wel zal meevallen. Ervaring wint van de hoop en nog voordat we de trappen naar de begane grond af zijn gelopen komt de regen met een geweld naar beneden dat alleen maar in de tropen mogelijk is. Het dondert en het bliksemt, geuren verdwijnen en maken plaats voor nieuwe onbekende geuren wanneer het rioolgas door het water uit de riolen omhoog wordt geperst. Het regent zo hard dat wolkenkrabbers op minder dan driehonderd meter geheel in het vallende water oplossen. Er zit niets anders op dan iets nieuws te bedenken. Gelukkig komen ze zelf met een idee! Waarom gaan we niet naar KL Sentral Stesen?


Tijdens de eerste poging om de gordijnen dicht te doen komt de complete rails met vitrages en overgordijnen met een flinke plof naar beneden. Verbaasd kijken Lyka en ik elkaar aan en beginnen hard te lachen.
‘Wat nu?’, vragen wij ons af.
Een grondige inspectie van de schade, òf de oorzaak, wijst meteen uit dat het niet de eerste keer dat de gordijnen naar beneden zijn gekomen. De gaten in de gipsplaat aan het plafond zijn zo groot dat ik me afvraag of die maat plug wel hebben in Maleisië. Mijn vijftien jaar ervaring in de bouw zegt in ieder geval paraplupluggen. Maar probeer ze dat meer eens uit te leggen! Ik moet het in ieder geval meteen melden, slapen zonder gordijnen is niet prettig. Hoop op een andere kamer heb ik in ieder geval niet. Het is vrijdagavond èn het is een populair hotel bij budgetreizigers en toeristen uit de wat armere landen. Beneden aan de receptie kijken ze niet verbaasd op van het ongeval op onze kamer, het geen mij ook zeer verbaasd.
‘We zullen kijken of we morgenvroeg een andere kamer voor u hebben!’, zegt de receptioniste behulpzaam.
‘Nou, dan horen we het morgenvroeg wel’, lach ik haar toe en ga weer terug naar boven.
Op de kamer moeten Lyka en ik weer hard lachen om wat er is gebeurd. De verhalen over de ijsblokjes spugende airconditioning en de gloeiende spiraal in de waterkoker in Kuala Lipis, komen ook weer naar boven.
Precies om acht uur klopt Frans op de deur en we zijn klaar om op pad te gaan. Helaas zorgt de regen ervoor dat we niet al te ver kunnen gaan. Dus dan maar weer naar Jalan Alor. Het eten is er goed en het bier koud. Hoewel het menu zeer sober is weten we toch weer een heerlijke Chinese maaltijd bij elkaar te vinden.






