maandag 5 november 2012

Zuid Korea: De eerste sporen van vermoeidheid

Jeonju (Motel Tomato (306)

De rustdag - annex reisdag - van gisteren heeft ons een beetje lui gemaakt. In plaats van een vroege trein nemen we de trein van 11:20. Dat geeft ons voldoende tijd om een beetje langer in bed te blijven liggen en rustig wakker te worden. Natuurlijk ben ik weer vroeg op en laat ik Lyka rustig slapen. Dat is een genot als het zo rustig is. Door een onverklaarbare gemoedswisseling is ze sinds gisteren met geen riek meer te voeren. Ze is dwars in het kwadraat en we kunnen op geen enkele manier meer overleggen over de kleinste zaken. Ik hoop dat ze er snel overheen is want zo is het echt niet leuk om onderweg te zijn.
Ik lees wat kranten op het internet maar wanneer het tijdverschil met Nederland zo groot is - acht uur - dan is er natuurlijk ‘s morgens nog geen nieuws. Het is een vreemde gedachte wanneer je beseft dat het middernacht is in Zaltbommel en jezelf alweer klaar bent voor het ontbijt.
Zodra haar ogen opengaan begint het drama weer. Ik pareer de problemen door gewoon te zwijgen, en dat lijkt te werken. Zonder enige vorm van overleg - of communicatie doormiddel van spraak - lopen we samen zwijgend naar het treinstation. De gedachte overvalt me dat we deze reis in Zuid-Korea tot nu toe alles met de trein hebben gedaan. De trein is een goed vervoermiddel in veel landen maar in Zuid-Korea gaan de meeste mensen toch met de uitstekende busdiensten van A naar B. De trein is duurder, het railnetwerk is niet zo heel groot en de trein gaat ook minder frequent.
Ik laat haar achter bij de Dunkin Donuts in de hal van het station en ervaar het als bevrijdend dat ik even alleen op pad kan zijn. Voor onderweg wordt er een gimbap gehaald en zodra ik terug ben vergrijp ik me aan een doughnut is de vorm van een banaan met een bakkie koffie. Lyka zit in alle stilte in haar iPad gedoken terwijl ik de Kobo e-reader weer tevoorschijn haal.
De trein is niet zo heel erg vol op dit tijdstip. Het is maandag en de meesten gaan natuurlijk al vroeg op pad. De reis duurt maar anderhalf huur en voordat we het door hebben moeten we er alweer uit. Op het station van Jeongeup moeten er toch keuzes worden gemaakt. Gaan we verder met de trein of nemen we de bus naar Jeonju? Ik kijk over mijn schouder en spreek enkele woorden tegen mijn vrouw die meezingt met een deuntje uit haar oordoppen. Breed gebarend maak ik haar duidelijk dat ze op de plaats moet blijven staan totdat ik weer terug ben.
Er breekt paniek uit in het eenmanskantoortje van de plaatselijke “Toeristen Informatie” wanneer er een grijnzende buitenlander binnenstapt. De man springt - als door de bliksem getroffen - op van zijn leren kantoorstoel en springt meteen in de houding. Ik heb geen idee hoeveel mensen hier komen maar het ontbreken van westerse toeristen in de treinen geeft mij het idee van maximaal een per dag als een uitgangspunt.
‘What can i do?’, vraagt hij enthousiast terwijl hij zijn colbert recht trekt.
‘Where can we find the bus to Jeonju?’
‘Follow me!’, roept hij terwijl hij me het kleine kantoortje uitduwt, de kaart achter de glazen deur omdraait en de deur afsluit.
Met een armgebaar dat we hem moeten volgen verdwijnt hij in de mensenmenigte van een net gearriveerde trein. Wij staan nog onze rugzakken op de plaats te trekken en enkele ogenblikken later mengen wij ons ook in de menigte van net gearriveerde reizigers. Voor de automatische deuren van de hoofdingang zie ik hem staan opnieuw maakt hij een armgebaar waarna hij er weer als een snelwandelaar vandoor gaat. De Koreanen zijn niet zo groot dus hij moet de kleine pasjes met hoog ritme en veel snelheid compenseren. Voor mij maakt het niet zoveel uit maar achter me loopt een kleine Filippijnse met een te zware rugzak te foeteren of haar leven er van afhangt.
Direct naast het treinstation is een wachtruimte voor buspassagiers. Daar staat de man op ons te wachten alsof hij een olympische medaille heeft gewonnen en ik hem die moet omhangen. Een paar maal buigen en bedanken en hij is weer weg. Alles wat we zien is in het Koreaans en een handvol mensen - reizigers en dakloze zwervers - zit ons in de wachtruimte aan te staren.
Nog voordat ik ook maar iemand heb aangesproken om uit te vinden welke bus we moeten hebben is de man van de “Toeristen Informatie” alweer terug en verontschuldigt zich dat hij zo snel was vertrokken. Hij moet zich op weg naar zijn verwarmde kantoor hebben gerealiseerd dat wij zeker geen wijs kunnen worden uit de Koreaanse vertrektijden voor de bussen. Met zijn dikke worstvinger loopt hij langs een tabel en verteld dat de volgende bus pas over 45 minuten vertrekt. Opnieuw is het buigen en bedankjes uitwisselen en zodra hij uit mijn blikveld is verdwenen lopen we terug naar het treinstation. We gaan het laatste stukje ook maar met de trein.
In het uur dat gevuld wordt met wachten en een korte treinreis is het zachtjes gaan regenen. Het miezert niet maar het regent ook niet echt. Het is voldoende hemelwater om je kletsnat te laten worden in de 30 minuten die we moeten wandelen naar een hotel. Alsof het allemaal mijn schuld is verdwijnen haar oordopjes in de tas en begint ze tegen me te klagen over het weer, de kou en van alles en nog wat. Er zit niets anders op dan te wachten in de verwarmde wachtruimte van het treinstation van Jeonju totdat het droog is geworden. De tijd kruipt en de regen wordt niet minder. Ik weet het ook niet meer!
We lopen al ruzie makende een paar keer door de regen over het stationsplein heen en weer maar uit dwarsheid weiger ik om een taxi te nemen. De regen neemt af en een stadsbus brengt verlossing. Achter het intercity busstation van Jeonju zijn er veel hotels, motels of hoe je ze wil noemen. De meeste worden gebruikt als “Love Hotels”, voor een snelle wip omdat dat in deze landen thuis vaak niet mogelijk is.
Zodra we voor het “Motel Tomato” staan komen er weer beelden van jaren geleden in me boven. Dit is het hotel waar vijf jaar geleden ook heb geslapen! De kamer die we krijgen is prima en de gemoedstoestand van mijn vrouw wordt - net als het weer buiten - weer wat zonniger. Het lijkt erop dat ze inziet dat het toch niets oplevert om sjagerijnig te zijn.
We gaan meteen weer op stap om te eten. Het eerste de beste restaurant dat een “Dolsot Bibimbap” serveert is de winnaar. Ik laat me het eten goed smaken maar Lyka blijft stil. Laten we het er maar op houden dat de vermoeidheid van de trek de oorzaak is van het probleem. Zo vroeg als mogelijk duiken we in bed, met de hoop dat de onweersbui morgen is overgewaaid.
Copyright/Disclaimer