
Alor Setar (Seri 2 Motel (S6), zondag 2 december 2012
Was het gisterenavond toch precies genoeg bier geweest in de eetschuur vol met Chinezen. Gelukkig ben ik netjes op tijd terug naar het hotel gegaan. Mijn hoofd is troebel maar ik kan wel scherp in de verte zien. Om ietsjes over zevenen in de ochtend verlaten we het achteraf gezien toch wel prettige hotel.
Ik weet bijna voor 100 % zeker dat we hier nooit meer zullen overnachten maar mocht het onverhoopt weer nodig zijn dan kunnen we het T-hotel weer opzoeken.
Ruim op tijd arriveren we in “Larkin Sentral”, de plaats voor het busvervoer naar alle uithoeken richting het noorden van Maleisië. Ik heb er bewust voor gekozen om vandaag een flinke afstand in één keer af te leggen en later wat meer tijd te nemen op een andere plaats.
We eten ons ontbijt vanzelfsprekend weer bij de gouden bogen op het busstation. Vreemd genoeg verveeld het broodje ei met het platte worstje me nog steeds niet. De kwaliteit van de koffie in het busstation maakt ook veel goed! Rust, er heerst rust in ons beiden.
Lyka vraagt zich nog steeds hardop af waarom we niet terug vliegen naar Bangkok. Voor de zoveelste keer leg ik haar uit dat dat onmogelijk is met de openstaande aanvraag voor een visum. Het is nu eenmaal niet anders en we gaan over land van het zuidelijkste puntje van het schiereiland terug naar Pattaya. We zien wel waar we onderweg stoppen om te overnachten.
Doughnuts om te overleven en enkele flessen drinkwater voor onderweg. De bus zal niet vaak stoppen voor maaltijden, alleen de verplichte toilet stop rond twee uur in de middag. ‘Tien uur reistijd’, drukt de kaartjesverkoper ons op het hart. Ik weet wel beter. Twaalf zal zeker dichter in de buurt komen! De bus komt met een gecontroleerde schok in beweging en ik kijk automatisch op mijn horloge. 09:47. We zijn op weg naar Thailand!

Plaatsen, steden en dorpen waar ik in een ver verleden wel eens ben geweest verschijnen op de bekende blauwe verkeersborden of schieten langs de snelweg voorbij. Voor me zit Lyka te slapen, achter me heeft een vrouw het overal bekende “Gangnam Style” als beltoon.
De vrouw schijnt nogal populair te zijn. De enige onderbreking van de eentonigheid van de reis voor de passagiers is een gewelddadige film, op een dikke TV voor in de bus, over een jonge Maleisische gangster die tot inkeer komt. De gangster is vanzelfsprekend geen moslim, want die zijn zo niet! Alle klassieke Maleisische islamitische vooroordelen zitten in de film ingebakken. Bijna 4D met Dolby surround op een volume dat ik in mijn rugzak op zoek ga naar een set verse wegwerp oordoppen.
Aan het einde van de middag komt de lang verwachte tropische regen. De bus gaat nu veel langzamer vooruit terwijl de ruitenwissers eindeloos van links naar rechts zwaaien. We naderen ons bestemming want de passagiers verlaten een voor een de bus op een busstation, of zo maar op een afgesproken plaats langs de (snel)weg.
De klokt tikt langzaam maar gestaag verder en het duister valt wanneer we in de verte Pulau Pinang zien liggen. Voor een moment speel ik met de gedachte om hier uit te stappen. Pinang, een van de beste plaatsen voor een toerist in Maleisië. De regen houdt ons in de bus.
In “Sungai Petani” krijgt de chauffeur het - niet geheel vreemde - idee om ons over te laden op een andere bus. Wij zijn nog maar met vijf passagiers over in de enorme touringcar en ik verbaas me dat er niemand over klaagt. Dus ik hou me ook maar stil, ik wil vandaag niet de moeilijke toerist spelen.
Ergens, in het ongrijpbare en ondoordringbare donker, op een lege onbekende plaats, terwijl de regen neerdaalt, verteld de chauffeur een verhaal over een vrouw, een douche en een welkome warme maaltijd. Ik knik bevestigend met hem mee en zeg dat ik ook naar hetzelfde verlang en dat het voor ons net zo’n lange dag is geweest. De twee grote witte ogen van de Indische chauffeur kijken me verbaasd aan.
Na twintig lange onnodige minuten wachten is er nog steeds geen spoor van de bus die ons verder zal vervoeren. Om de twee minuten belt hij weer en schreeuwt steeds harder, in een onverstaanbare taal, in de kleine Samsung telefoon.
Totdat hij het uiteindelijk opgeeft en zonder een woord te zeggen de laatste 50 kilometer naar “Alor Setar” met ons in de minibus aflegt. Het is bijna tien uur wanneer we in “Alor Setar” uitstappen en in een donkere islamitische wereld staren. Het busstation ligt er leeg en verlaten bij, niet geheel onverwachts want ik had al zoiets gelezen.

Ouderwets maar effectief! We zijn allebei moe en hongerig. Mijn bloedsuiker is nu zo laag dat ik echt niet meer kan denken en dat alles wat ik vanaf nu doe uit automatismen bestaat. Zonder ook maar een herinnering op te slaan in mijn geheugen. Mijn humeur schommelt ergens tussen vrolijk en depressief, dat is een bijwerking van mijn diabetes.
De receptie kan nog wel, met enige moeite, twee bakjes Nasi Goreng voor ons regelen. De prijs voor de twee bakjes is ongeveer de helft van de prijs voor onze overnachting! Hebben we een keuze? Nee, dus! Lauwe gebakken rijst met weinig smaak zoekt een weg in onze lichamen om te worden omgezet in energie die ons morgen weer verder naar ons einddoel zal brengen.
Op bed praten we nog enkele minuten over wat ons vandaag allemaal is overkomen. We zijn het al snel over eens! We proberen morgen zo snel als mogelijk uit “Alor Setar” weg te komen. Snel op weg naar het voor ons zo bekende en geliefde Thailand.