Singapore, 12 november 2009
De dag dat ik op pad ga naar Nepal is eindelijk aangebroken. Toch is er iets vreemds met me aan de hand. Ik ben vandaag niet echt opgewonden om op pad te gaan! Misschien wordt het allemaal een beetje gewoon voor me? Misschien moet ik maar eens een paar maanden rustig aan doen?
Ik schaam me een beetje voor mijn eigen gevoelens. Voor veel mensen zou dit de reis van leven kunnen zijn, voor mijn gevoel is het gewoon een andere bestemming. Maar deze reis is voor mij toch ook heel anders! Ik ga voor het eerst, voor zover als ik me kan herinneren, op pad met een reisgezelschap. Allemaal vreemden met hetzelfde doel. Omdat ik altijd alleen op pad ga, met uitzondering van één reis per jaar met mijn vriend Tettje, voel ik me ook een beetje ongemakkelijk. Het slapen in een zes persoon dorm kan me niets schelen maar de kamer delen met één persoon die ik niet ken geeft een vreemd gevoel.
Ik ben sociaal genoeg, daar twijfel ik niet aan, maar er is nu geen uitweg! Geen nooduitgang! Niets! Ik moet nu deze reis tot een goed einde brengen. Er zijn zoveel onzekere en nieuwe factoren binnen deze trip dat ik er tureluurs van wordt. Een grote rugzak, een nieuwe camera met drie lenzen, winterkleding en nog veel meer. Ik ben me ervan bewust dat ik het zo snel mogelijk van me af moet zetten, maar dat is niet zo eenvoudig als het klinkt. Daarom ga ik er gewoon maar vanuit dat zaterdagochtend op het moment dat ik op de luchthaven het vliegtuig instap alles van me af valt.
Zelfs op donderdagavond loop in nog gespannen en vol twijfel door de straten van Singapore. Singapore lijkt me zelfs een beetje vijandig geworden. Ik wil vluchten maar ik realiseer me ook dat ik dan op de vlucht ga voor mijzelf en niet voor een denkbeeldige demon.
Zonder alcohol en vermoeid ga ik de terugreis naar mijn hostel aan. Oordoppen en slapen! Lang slapen!