vrijdag 26 december 2014

Nederland: Regendruppels aan de waslijn deel 4

Zaltbommel,

Een half uur, of misschien wel een uur, later onderneemt de beer van het dorp nog een poging. De kou van de nacht heeft hem een beetje gek gemaakt! Een sterke man als hij deinst toch niet terug voor zo’n klein mannetje met een mes! In alle stilte sluipt hij dichterbij en net voordat hij voor de twee onbekende mannen staat komt er een mes vanonder zijn wollen Djellaba (lang woestijngewaad) tevoorschijn. Het blanke staal glimt angstaanjagend in het koude licht van de maan. Onze dorpsgenoot schrikt en deinst een stukje achteruit.
De andere van de twee nieuwelingen is nu ook wakker geworden en haalt ook zijn dolk tevoorschijn. Zonder twijfel, zonder enige angst en met de kreet,  Allahu Akbar!, werpen ze zich samen tegelijk op de ongewapende opstandeling. Het is een ongelijke strijd, het staal flitst en bloed stroomt. Binnen een minuut is de oneerlijke strijd voorbij. Ze grijpen de gewonde man en gooien hem zonder enige aarzeling en ook maar een moment naar ons te kijken uit de laadbak van de rijdende vrachtwagen. Slechts voor enkele seconden zien we het gewonde, òf dode, lichaam op de zandweg achter ons liggen. Dan heeft de duisternis het lichaam verzwolgen en nemen de bezoekers in alle rust weer hun plaatsen in.
We hebben geen verdere woorden nodig om te begrijpen dat het vanaf nu menens is. Dit zijn dus de handlangers van de duivelse kolonel die ervoor moeten zorgen dat er niemand ontsnapt of lastig wordt! Dit zijn onze bewakers! Dit is de boodschap aan ons wat ons te wachten staat wanneer we niet meewerken of wanneer we proberen te ontsnappen. Iedereen aan boord van de vrachtwagen heeft de boodschap begrepen! We begrijpen allemaal dat het beter is om in het verre onbekende Nederland in leven te zijn dan door  wilde dieren in het midden van de nacht levend of dood te worden opgevreten.
Dagen en nachten rijgen zich als een kralen ketting aaneen. Meestal brengen we de dagen slapend door, zwetend onder een brandende zon in afgesloten gebouwen. Of een enkele keer in de dikke jungle waar de vrachtwagens gemakkelijk verstopt kunnen worden. ’s Nachts wordt er altijd verplaatst, ook dan proberen we te slapen. De tijd gaat dan wat sneller. Veel komt er niet van want regelmatig worden we gecontroleerd, of beter gezegd, geteld. Wanneer we weer eens van hand op hand gaan. Wisseling van de wacht! We kunnen nooit weten hoe aardig of wreed de volgende commandant van het konvooi voor ons zou zijn. Wij zijn voor hem slechts handelswaar! Hij wordt per hoofd betaald en de twee vreemdelingen in de lange woestijngewaden met hun kromme dolken zorgen dat de handelswaar niet aan bederf onderhevig is.
Over het algemeen zijn de overdrachten gemakkelijk. Gewoon overstappen van de ene vrachtwagen naar de andere en soms een korte tijd in een gammel bootje naar de overkant van een smalle rivier! Slechts eenmaal wordt onze groep opgedeeld. Een helft van elke vrachtwagen blijft achter in de laadbak terwijl de andere helft, zoals ik met een van de bewakers, gedwongen word om uit te stappen. We hebben geen enkel idee wat er zal gaan gebeuren. Zouden ze ons midden in het bos gaan vermoorden. Het is zwaar bewolkt en er hangt regen in de lucht. Van de maan is er geen spoortje licht te bekennen. Nadat onze ogen aan het donker zijn gewend vertrekken we te voet het onbekende tegemoet. Er mag absoluut niet worden gesproken! Zelfs een ongecontroleerd hoestje of een kuchje kun je met je leven betalen.
Het is ons al snel duidelijk dat dit een lange en moeilijke nacht zal worden. De grond wordt drassig en verraderlijk. Mijn geoefende neus als geitenherder vangt de karakteristieke geur van roofdieren op, grote roofdieren die met hun sterk ruikende urine hun territorium afbakenen. Het is beter om hierover te zwijgen en de mannen om me heen niet banger te maken dan ze al zijn! En dan komt het water! Het donkere, onberekenbare water met al haar gevaren! Eerst onze enkels, en dan onze knieën verdwijnen in de gitzwarte koele vloeistof. Geen enkel normaal denkend mens zal zich op dit tijdstip in het water hebben begeven.
Het water wordt met elke stap dieper totdat we tot aan ons middel in het water staan. Onzekerheid heerst onder de mannen uit mijn dorp en de eerste vragen en klachten glijden zachtjes als fluisteringen over het water naar onze bewaker. Hij weet waarschijnlijk uit ervaring dat die eerste vragen en klachten ongeveer op dit punt van de reis door het donker zouden komen. Hij staat al klaar in het midden van de groep en legt zijn gestrekte wijsvinger over de plaats waar zijn lippen zouden moeten zitten. Het puntje van zijn wijsvinger raakt de punt van zijn neus. Het is hier niet de plaats om uitleg te geven! Zijn taak is om ons zo snel als mogelijk en compleet naar het volgende opstap punt te brengen.
Als makke schapen naar de slachtbank volgen we de man onder de sluier. Het water bereikt onze borsten en nu worden de mannen nog banger. Velen van hun kunnen niet zwemmen en de onzekere diepte van het duistere water boezemd hun meer angst in dan de mogelijke roofdieren die zich onder het donkere wateroppervlak bevinden. De bewaker steekt zijn rechterarm op met een gebalde vuist als teken dat we moeten stoppen en ons stil moeten houden. Met een schok komen we allemaal tot stilstand, kleine golfjes makend die door de dikke stengels van de begroeiing in de rivier worden gedempt en geneutraliseerd.
We spitsen onze oren terwijl onze ogen de planten voor ons doorzoeken. Een zacht gezoem gaat over in een gebrom en zwelt aan totdat we het geluid goed kunnen onderscheiden als het geluid van een dieselmotor in een boot. Enkele seconden later schijnen er stralen fel licht over de toppen van het riet boven onze hoofden. De bewaker zinkt snel weg in het water totdat alleen nog de bovenkant van zijn hoofd, vanaf zijn ogen, boven de gladde zwarte spiegel uitsteekt. Wij hebben geen bevel nodig! Zonder een geluid volgen we zijn voorbeeld, houden onze adem in en wachten af wat er zal gaan gebeuren. Ik weet zeker dat velen onder ons onder water een gebed in stilte spraken en smeekte om niet ontdekt te worden, èn op een goede afloop van deze oversteek.
Een glimmende Rolex verschijnt boven het water en de bewaker neemt het tijdstip van het vertrek van de patrouille boot in zich op. Hij weet nu precies hoeveel tijd we hebben voordat de patrouilleboot weer terugkomt. Een klein stukje verder krijgen we drijvers toebedeeld. Drijvende fuiken met een speciale vulling zodat het een volwassen man boven water zal kunnen houden. Je ziet de angst in de ogen van de mannen. Dit donkere zwarte water is al angstaanjagend genoeg, maar nu ook nog naar de overkant drijven in de wetenschap dat je niet kan zwemmen maakt het tot de perfecte nachtmerrie. Maar hebben we een keuze? Nee! Voor een moment denk ik aan mijn vrouw en kinderen. Dat terwijl ik me nog zo had voorgenomen om niet meer aan thuis te denken! Een traan welt in mijn ogen. Mijn traan vermengt zich met het water van de rivier. Mijn traan van verdriet vloeit met het water van deze onbekende rivier naar de oceaan waar het zich vermengt met miljoenen andere tranen.
De tocht naar de overkant van de onbekende rivier valt mee. Afstanden kunnen we in het donker niet schatten maar de afstand naar de veilige overkant valt ons mee. Weer op het droge wordt de blijdschap en opluchting zichtbaar. Wel in alle stilte want het gevaar is nog niet geweken. We sluipen zo dicht langs een kamp van de soldaten dat we hun kunnen horen praten. We kunnen ze zelfs verstaan en in het donker zien we de fel oranje opgloeiende uiteinden van hun sigaretten. Snel weg hier!, is het teken van onze bewaker.
Onze kleding is alweer gedroogd door de warme wind die ’s nachts over de steppen en door de bossen waait wanneer we vrachtwagens in de verte horen aankomen. De smalle strookjes wit van de oorlogsverlichting worden zichtbaar en voor het eerst zie ik het gezicht van onze bewaker. Niet voor lang! Zodra hij zich realiseert dat zijn gezicht aan me is blootgesteld trekt hij zijn sjaal weer voor zijn gezicht. Zijn anonimiteit is van levensbelang zodra hij in Nederland is.
We klimmen weer achterin onze vrachtwagen en begroeten de achtergebleven mannen uit ons dorp. Zo te zien zijn ze er nog allemaal. Onze bewakers groeten elkaar ook uitbundig. Ik realiseer me dat we heel gevaarlijke operatie hebben overleeft. Wat zouden de anderen hebben meegemaakt?

Wordt vervolgd
Copyright/Disclaimer