donderdag 18 december 2014

Nederland: Regendruppels aan de waslijn

Zaltbommel

Wanneer ik om half twaalf mijn ogen open en naar buiten kijk zie ik buiten regendruppels aan de waslijn hangen. In een dorp op het platteland, een klein dorp waar we niet ècht welkom zijn. Ondanks dat we hier niet welkom zijn zijn er hier toch heel veel aardige mensen. Onze komst heeft de lokale economie doen opleven. We hadden nooit kunnen denken dat er in het rijke Nederland ook mensen moeten zien te overleven!
Tien maanden, tien lange maanden, ben ik nu in Nederland. In opvangcentrum “het Weiland”. Mijn gedachten dwalen direct af naar thuis, mijn geboortedorp in de heuvels van mijn geboorteland dat ik ruim een jaar geleden heb moeten verlaten. Mijn vrouw en kinderen, mijn familie en vrienden, ver weg in een land dat ik waarschijnlijk nooit meer zal zien. Ik zal nooit van mijn leven vergeten hoe deze hel, deze onwerkelijke nachtmerrie begon.

Een lang lint van stof waaide op in de verte en trok een grijze streep tussen het gele zand en de blauwe lucht. Bezoekers, op weg naar onze kleine slaperige nederzetting ver weg van de vijandige wereld. De grote grove banden van de legervoertuigen wierpen het stof op de vleugels van de wind totdat het stof te zwaar was geworden en zachtjes neerdaalde op de dorre heuvels. Het zwarte staal van de wapens glinsterde angstaanjagend in de vroege ochtendzon.
Met een luide doffe schuiver van de banden op het fijne grind van de hoofdstraat kwamen de jeep en vrachtwagens tot stilstand. Een voor een klommen de in het groen geklede mannen uit de voertuigen en stelden zich op in een lijn. Het was een vaag voorteken van de dreiging die zich aanbood. De meeste soldaten waren fatsig van het vele eten en drinken. Het was duidelijk te zien dat het de rebellen aan niets ontbrak.
Terwijl mijn dorpsgenoten langzaam toestroomden om de bron van het lawaai te bekijken stapte er een dikke, overdreven vriendelijk glimlachende, man op de menigte af. Afgezien van een verchroomde revolver in een leren holster aan zijn koppel was hij ongewapend. Zoals zijn glimlach ook ontwapenend moest zijn. Hoelang hij daar zwijgend en glimlachend in het zachte aangename licht van de opkomende zon heeft gestaan weet ik niet. Het leken voor mij wel uren.
Hij stak zijn rechter hand op als teken dat de over zijn aankomst en doel van de colonne speculerende menigte moest zwijgen. Intimiderend zweeg hij en lachte ons minachtend toe. Het was muisstil in het dorp. De enige geluiden die de stilte doorbraken waren het mekkeren van een geit en het brommen van een vlieg.
Zijn stem sneed door de stilte!
‘Ik ben de kolonel! Mijn naam is niet belangrijk! Wanneer jullie mij aanspreken gebruiken jullie alleen kolonel en niets anders!’ Iedereen die me niet met kolonel aanspreekt schiet ik persoonlijk een kogel door zijn kop! Ik wens geen tegenspraak en jullie spreken alleen wanneer ik jullie daar om vraag!’
Geluidloos knikte de toegestroomde mensen als teken dat ze het hadden begrepen. Dit waren de rebellen die een groot gedeelte van het land onder controle hadden. De haast democratische gekozen regering en het officiële leger hadden alleen de hoofdstad en omstreken onder controle. Een klein gebied waar alle machtige en rijken van het land zich hadden verzameld om onder het veiligheidsscherm van het leger hun decadente leven voort te zetten. Wij arme boeren telden voor die rijken niet mee, wij waren overgeleverd aan de grillen van de rebellen.
De kolonel keek eens goed om zich heen en wachtte tot een soldaat met een houten, en groen canvas beklede, klapstoel verscheen. In de schaduw van een vrachtwagen zeeg de dikke kolonel op zijn denkbeeldige troon neer. Als een vorst uit de hel, als de duivel zelf zat hij daar in stilte glimlachend te wachten. Te wachten waarop? Een duivelse gedachte die voor eeuwig en altijd ons leven zou veranderen? Ze waren hier niet om ons te helpen, dat was duidelijk.
Zonder een woord te zeggen wees de kolonel een man in het toegestroomde publiek aan. Drie van zijn manschappen stapten op hem af en haalde hem uit de menigte. Ondanks dat de tenger gebouwde man niet tegenstribbelde werd hij met bruut geweld op zijn knieën in het zand voor de kolonel neergezet. De kolonel was geen man die zijn adem verspilde aan zinloze woorden! Hij haalde zijn chromen revolver uit de leren holster aan zijn koppel en zette met zijn duim de haan op scherp. Een magere kleine vrouw slaakte een kreet van wanhoop, rende op de knielende man af en wierp zich als een beschermende deken op weerloze boer.
De stilte werd doorbroken door twee luide knallen uit de vuurspuwende revolver. Bloed vermengde zich met zand. Zo stonden we daar geluidloos in de dorpsstraat totdat de kolonel een teken aan zijn manschappen gaf om de dode lichamen op te ruimen. Vier soldaten grepen elk een voet en sleepten de levenloze lichamen weg, een lang spoor van bloed achterlatend in het fijne grind als teken dat de kolonel geen tegenspraak wenste.
Opnieuw viel de stilte over het dorp. Met elke seconde die we naar de glimlachende moordenaar keken werd onze angst groter. Ze waren hier niet om ons allemaal te vermoorden, dat was zeker! Anders waren we nu allang dood geweest door een kogelregen uit de geladen Kalashnikov’s van de rebellen.
En opnieuw die stilte en die duivelse glimlach van de kolonel. Zijn manschappen stonden als zwarte helpers van de duivel bijeengepakt in de schaarste schaduw van hun vrachtwagens. Het duistere spel van de kolonel werkte en de angst van de arme boeren groeide met het verstrijken van elke seconde. Hij wenkte naar een van zijn manschappen, die aan het zien van het goud op de schouder van zijn groene overhemd een hogere rang bezat, dat hij dichterbij moest komen.
De slungelige soldaat slenterde naar de kolonel en boog zich voorover om de gefluisterde bevelen aan te horen. Hij rees weer recht op! Zijn hand ging naar de rand van zijn baret en terwijl hij de kolonel salueerde klikte hij de hakken van zijn hoge legerkisten tegen elkaar. Een hartverscheurend geluid dat de angst in de arme omstanders deed oplaaien als een storm aan een vuurzee. Hij draaide zich om zijn as op de plaats en maakte zich gereed om de bevelen van de kolonel aan ons door te geven.
‘Ik ben de sergeant!’
Om ons op ons gemak te laten voelen werden we aangesproken in ons eigen eeuwenoude dialect. En het werkte! Er viel wat van mijn angst weg en voor een kort moment voelde ik me zelfs op mijn gemak. Maar niet voor lang! Hij schreeuwde luid zijn bevelen in een ander dialect en alle soldaten kwamen in beweging. Ze wierpen zich als een troep hongerige wolven op de menigte. Onze armageddon was begonnen!
De mannen en vrouwen werden gescheiden, beter gezegd, de mannen en vrouwen met hun kinderen werden gescheiden en plaatsen zich ieder aan een kant van de straat. De kolonel rechtte zijn rug en stond op.
‘Een voor een gaat er een man naar de overkant om zijn vrouw en kinderen op te halen. Dan komen jullie met jullie gezin naar me toe en zal ik een beslissing nemen. En denk niet om vals te spelen want alle vrouwen en kinderen die overblijven schieten we aan het einde van de selectie dood!’, klonk er uit zijn keel.
Enkele vrouwen in de groep begonnen zachtjes te huilen. Getroost door hun kinderen luisterden ze naar de kolonel die naar ze toe was gelopen om zijn duivelse plannen te onthullen.
‘Wie is er weduwe?’, vroeg hij zacht en vol medelijden.
Enkele huilende vrouwen omringt door hun kinderen staken hun hand op.
‘Ga naar jullie huizen en hutten! Wij zijn geen monsters. Wij willen alleen het beste voor ons land en ons volk!’
Duidelijk opgelucht maakten de weduwen, achtervolgd door hun kroost, zich snel uit de voeten voordat de kolonel zich zou bedenken. De rest van het dorp in onzekerheid aan beide kanten van de straat achterlatend. Iedereen vroeg zich in angst en een geforceerde stilte af wat er met de overgebleven bevolking uit het dorp zou gaan gebeuren.
De kolonel stond op en met de sergeant aan zijn zijde beende hij naar de groep afgezonderde mannen. Enige minuten stond hij naar ze te grijnzen. Het leek dat de kolonel zich moest bedenken wat te zeggen. De bange mannen wisten beter. Deze duivel had al heel lang geleden zijn snode plannen gesmeed.
‘Luister goed’, maande hij, terwijl zijn gezichtsuitdrukking nu in een serieuze was veranderd, ‘ik vertel dit verhaal maar één keer!’

Wordt vervolgd
Copyright/Disclaimer