1. Launceston
De aankomst op de kleine, maar gezellige, luchthaven van Launceston was er een om moeilijk te vergeten. Geen tunnels, gewoon een trapje af. Instappen in een bus die je afzette bij de terminal. De gebruikelijk quarantaine officials en dan naar buiten. Eindelijk, Tassie. Waar is mijn bagage eigenlijk? Geen belt gezien? Effen terug en vragen. Ik was nog niet binnen en in mijn ooghoek zag ik een golfkar met een drietal kleine aanhangers onze richting opkomen. De bagage dus! De passagiers namen hun bagage van de aanhangers af en het viel me meteen op hoe beleefd de mensen hier wel zijn. Rust, rust, en nog eens rust. Met natuurlijk een beleefde “excuse me” tussendoor. Er waren twee mogelijkheden om in de stad te komen. De airport bus of een taxi. Beide kosten evenveel dus koos ik voor een taxi die me meteen voor de deur van de Backpackers zou afleveren. De eerste indrukken zijn altijd belangrijk voor mij. Als ik zo uit het raam van de taxi naar het landschap kijk vielen enkele dingen me meteen op. Voor de tweede grootste stad, ± 75.000, inwoners was er niet veel verkeer op de weg. Het was rustig, dit zou ook meteen de toon zetten voor deze reis. Het andere wat me meteen opviel was dat het er allemaal een beetje armoedig uitzag. Niet vervallen of vuil, nee. Armoedig, zoals in de jaren vijftig en zestig met zuinigheid en het bewustzijn dat alles tot het uiterste benut moest worden. Ik ben zelf ook van de generatie die zondagse kleren had. Deze degradeerden dan langzaam door het jaar heen naar zaterdagse kleren, en nog wat later tot schoolkleren. En als het me echt niet meer paste ging het naar mijn jongere broertje die het af mocht ravotten totdat ze in de poetslappenmand terechtkwamen. De binnenstad van Launceston gaf een lief beeld van een slapend provincie stadje. Weinig hoogbouw en van de oude gebouwen stond nog veel overeind. De tijd had niet overal stil gestaan. Hier en daar sierde een lelijk modern gebouw het straatbeeld op als een misplaatste grap. De plaatselijk YHA was een mooie en ook een heel gezellige. Ik kreeg een bed in een vierbeds dorm in de kelder. Dit beviel me goed want het was er tenminste rustig. Ik had wat tijd nodig om te lezen en me te verdiepen in wat te gaan zien in de komende 28 dagen. Mijn eerste dagen werden gevuld met ronddwalen door de stad en veel lezen. Het was eigenlijk een groot openlucht museum. Lekker rondlopen en de kleine maar zeker niet onbelangrijke bezienswaardigheden bezoeken. De “Cataract Gorge” is een kloof op nog geen tien minuten lopen van het centrum. Het is een oase van rust en nadat je de eerste bocht om bent gegaan waan je jezelf in het midden van niets. Een sporadische wandelaar die je met een G’day begroet is het enige wat de rust verstoort. Heerlijk om hier even een half uurtje op een bankje te zitten en je gedachten te laten afdwalen. Het wandelen door het oude centrum van Launceston is plezierig. De oude zandsteen gevels en de imposante overheidsgebouwen bepalen het straatbeeld. De meeste zijn gebouwd door gevangenen. De geschiedenis van Australië en Tasmanië is natuurlijk die van de engelse strafkolonie. Het boek “De fatale kust”, Robert Hughes (ISBN 90-417-0357-8), geeft een historisch correct beeld over deze periode. Verder als dwalen door de oude straten en genieten van de rust ben ik niet gekomen. De “Boag’s” brouwerij heb ik helaas niet zelf bezocht. Ik kan hem wel aanbevelen. Mijn kamergenoot had deze namelijk een keer bezocht in de middag. Er zijn verschillende tours op afwijkende tijdstippen per dag. Je doet er dus goed aan om eerst te informeren. De tour laat zien wat de verschillende processen zijn in het brouwen van bier en na afloop kan je proeven en natuurlijk souvenirs kopen. Dit brengt mij meteen op mijn kamergenoot. Stuart, een vriendelijke Engelse jongen die een pauze had ingelast om een jaartje te gaan reizen. Het bedrijf waar hij werkte was verhuisd en hij was niet meeverhuisd. Het gevolg was een eenmalige uitkering die hij gebruikte voor zijn reis. Vanaf het eerste moment konden wij het goed met elkaar vinden. Overdag gingen we ieder ons eigen weg. Aan het einde van de middag ontmoeten we elkaar meestal in de keuken/eetzaal. Al vertellend over onze belevenissen van de dag dronk ik dan mijn eerste biertje, “Boag’s” natuurlijk. Na een paar dagen in het bijzonder aangename gezelschap van Stuart te hebben doorgebracht werd het nu tijd om verder te reizen. Ik had voldoende gelezen en mijn reisplan was om tegen de klok in Tassie rond te rijden. Ik zou een auto huren en in 26 dagen weer terug keren in Launceston om een paar dagen te rusten voordat ik weer naar Sydney zou vliegen. Ondertussen had Stuart ook zijn plannen gemaakt. Het bleek, mede omdat er op veel plaatsen maar één weg is, dat Stuart’s plannen veel overeenkomsten vertoonde met die van mij. Na overleg en het opstellen van enkele simpele regels konden we onszelf er in vinden om het samen te proberen. De laatste middag werd gevuld met het inslaan van, goedkoop, voedsel in de plaatselijke "Chicken Shack". De auto besproken. Voor het avondeten gepakt en alles was klaar om de volgende ochtend te vertrekken. Een paar biertjes in de eetzaal en dan maffen. Morgenochtend zou het echt beginnen.