zaterdag 10 november 2012

Zuid Korea: Wasgoed

Gongju (Castle Motel (205)

De op een na laatste verplaatsing per bus in Korea. De slechte stemming tussen ons tweeën is weer aan de beterende hand. Gelukkig kan Lyka niet al te lang boos blijven over iets dat onzinnig is. Na al dat treinen gaan we nu bussen. Tijdens het kopen van de kaartjes blijkt dat we niet rechtstreeks naar de plaats van bestemming kunnen. We zullen ergens moeten overstappen. Dat moet dan maar! Hoewel ik zelf nog steeds graag naar de oostkust was gegaan voor de laatste dagen hebben we toch voor het rustige Gongju gekozen.
In de bus denk ik na over mijn vorige reis in Zuid-Korea en ik zie het busstation, het hotel en het kleine restaurant duidelijk voor mijn ogen. Het is steeds alsof ik mijn vorige reis herleef nu ik samen met Lyka veel van de plaatsen die ik alleen heb bezocht opnieuw bezoek. In het steeds wisselende landschap zijn hier en daar de verkleurende bomen te zien op de hellingen van de Koreaanse heuvels. Korea is geen mooi land, Korea is een vol land!
Het laatste stuk van de verplaatsing slingert de bus zich naast een rivier door een groen heuvellandschap. Op mijn GPS heb ik aangegeven waar het intercity busstation van Gongju zich ongeveer moet bevinden. In mijn gedachten hoor ik Lyka al klagen over de lange wandeling over de oude brug naar het centrum van de oude stad der koningen. Ik heb er maar niets over gezegd want ik wil de vrede niet verstoren.
Maar zo ver komt het niet! De bus slaat geheel onverwachts linksaf en gaat de rivier over. Het lijkt er op dat mijn probleem door dus buschauffeur wordt opgelost. De afstandsteller naar de omgeving van het hotel - waar ik tijdens mijn vorige bezoek heb geslapen - loopt langzaam terug en zodra die onder de 500 meter is gekomen valt er een zware last van mijn schouder af. Ik herken de hoofdstraat en ontdek ook meteen het kleine restaurant waar ik de vorige keer zo heerlijk heb gegeten. Het zullen twee rustige dagen worden. Deze reis naar Zuid-Korea zal als een nachtkaars uitgaan.
Nog voordat we bij het hotel zijn aangekomen - waar ik de vorige keer heb geslapen - zien we een hotel dat ook wel aan onze eisen zal voldoen. Onder het vreemde lamellen gordijn naar de parkeerplaats zien we dat er haast tegenover het hotel een bus naar Seoul vertrekt. Het probleem van die lange wandeling naar het busstation aan de overkant van de rivier kan dus ook geen roet meer in het eten gooien.
Het hotel is prima voor drie nachten en ook de prijs van 35.000 Won (€ 25,50) is redelijk. We controleren de kamer die klein maar knus is en vertellen de vrouw dat ik direct naar beneden kom om mijn paspoort te laten zien en af te rekenen. We zijn tevreden met onze kamer en ik begeef me naar beneden om af te rekenen. Totdat er zich een klein probleem voordoet. Het is kwart voor één en bij een vroege incheck - voor twee uur - wordt er 15.000 Won extra gerekend! Ik heb de gepaste 105.000 Won in mijn hand maar de kleine oude vrouw wil het maar niet van me aannemen. En dat terwijl het hotel toch haast helemaal leeg moet zijn. Ze blijft onverstoorbaar als een gek naar me lachen - grijnzen is misschien een beter woord - en houd voet bij stuk. En dat is geen goed idee na mijn meningsverschillen van de afgelopen week met Lyka in Korea. Resoluut draai ik me om en loop de trappen weer op om Lyka op te halen die al bezig is om haar rugzak uit te pakken.
‘Inpakken en wegwezen!’
‘What?’, roept ze geïrriteerd.
Nog voordat ik het hele verhaal heb kunnen vertellen staat de oude vrouw met 45.000 Won in haar kleine bruine verrimpelde hand achter me. Nu begrijp ik er geen snars meer van! Eerst wil ze mijn geld niet aannemen en nu komt ze geld brengen? Mijn hersenen schieten in overdrive en het kwartje valt. Ze dacht natuurlijk dat ik drie briefjes van 50.000 Won in mijn hand had.
‘Blijf maar hier, ik ben zo terug?’, zeg ik tegen Lyka.
Ik volg de oude vrouw de trap af naar het kleine schuifraampje waar ik haar de 105.000 Won overhandig in ruil voor een kwitantie. Weer een probleem opgelost en ik snel me naar boven om Lyka op te halen. Het wordt al laat en we hebben nog maar weinig gegeten vandaag.
Dan is er ook nog de vuile was! Ik heb nu echt bijna niets meer schoon in mijn rugzak en bij Lyka is het niet veel beter. Met alle vuile was in een - net iets te klein - plastic tasje gestouwd loop ik weer de trap af en klop op het kleine matglazen raampje. De deur gaat weer open en ik vraag me nu echt af wat het nut van het raampje is wanneer ze steeds - als een koekoek uit een klok - uit haar kantoortje tevoorschijn komt.
Maar de verschijning van de oude vrouw is ontwapenend en ik kan echt niet kwaad op haar worden. We staan zonder een woord te zeggen tegenover elkaar totdat ik het initiatief neem. Ik zet de overvolle plastic tas met vuile kleren tussen mijn benen op de grond en maak met twee gebalde vuisten een heen en weer gaande beweging. Ze kijkt me met grote ogen aan! Ik heb nu het gevoel dat ik in een quiz terecht ben gekomen en zij als kandidaat moet raden wat ik aan het doen ben.
Ik onderneem een tweede ultieme poging en hou een sok voor mijn neus waarna ik een vies gezicht trek. Ze kijkt me nog steeds met open ogen aan en voor een moment denk ik dat ze een echte liefhebber is van Franse kazen want ze begint nog breder te glimlachen. Ik gooi mijn armen in de lucht als teken dat ik het echt niet meer weet waarna ze op haar beurt allerlei gebaren begint te maken waar ik dan weer geen touw aan kan vastknopen. De communicatie beneden met de oude vrouw is van zo’n hoog peil dat ze haar mobiele telefoon tevoorschijn haalt en een nummer intoetst. Enkele seconden later heb ik een dochter van de vrouw aan de lijn die prima Amerikaans Engels spreekt en die ons wel kan helpen.
‘Mama kan de was niet doen!’
‘Deze service is niet aanwezig in het hotel.’
‘Maar mama weet wel een vrouw die wel de was voor ons wil doen maar mama heeft geen idee over de kosten!’, en dat vindt ik een beetje verdacht.
Het Koreaans tussen de twee vrouwen vliegt de mobiele telefoon in en uit en een minuut later rennen we achter een sprintende vrouw - van diep in de zestig - aan op weg naar de onbekende wasvrouw.
In een klein kleermakerskantoortje - volgestouwd met naaimachines en strijkplanken - zit een kleine ineengekrompen vrouw op een kussen knopen op een jasje te naaien. Zodra ze wat hoort kijkt ze op en ziet een blanke met twee Aziatische mensen in de werkplaats staan. Haar ogen gaan wijd open en de twee oude vrouwen wisselen een stroom van woorden en bij elk woord dat uit hun monden komt voel ik de prijs omhoog gaan en dat ze buit al aan het verdelen zijn. Uit de gebaren kan ik opmaken dat ze akkoord zijn gegaan en dat de oude vrouw de was voor ons kan doen. Het is alleen een hele toer om uit te vinden wat ze zal rekenen voor de klus. Er wordt niet geregeerd op mijn engels dus haal ik mijn kleine briefgeld uit mijn broekzak als teken dat we het over de prijs moeten gaan hebben.
Een kleine Koreaanse rekenmachine is de tolk en de oplichtende groene cijfertjes geven 20.000 aan. Ik kijk nog een keer goed en realiseer me dat het onmogelijk 200 Won kan zijn wanneer er twee cijfers achter de komma moeten staan!
De kleermaakster schrijft met haar wijsvinger langzaam 20.000 op de krant die op de toonbank ligt. Ik heb het dus allemaal goed gezien.
‘20.000 Won (€ 14,25) voor een plastic tasje was?’
‘Zijn ze nu helemaal gek geworden?’
‘Voor 10.000 had ik het nog gedaan maar dat was echt de grens!’
Ik neem hard lachend - maar beleefd - afscheid van de kleermaakster en bedank haar voor de moeite.
Ik loop alleen terug naar het hotel om de plastic tas terug naar de kamer te brengen. Lyka klaagt weer steen en been en ik zeg haar om voor de Samsung winkel op me te wachten. Wat kan je soms moe worden van dat oneindige geklaag!
De lunch is vanzelfsprekend een Gimbap met tonijn. Ik weet niet of ik het mezelf inbeeld maar het is net of ik de vrouwen van het mijn bekende restaurant ook herken. Dat doet er niet meer toe want mijn problemen steken weer de kop op. Met een traan in mijn ogen kijk ik naar de geblesseerde Nikon D700.
‘Wat zal ik ermee gaan doen?’
‘Zal ik een nieuwe moeten kopen?’
‘Is de lens kapot?’
‘Kan de D700 voor een redelijke prijs worden gerepareerd?’
Allemaal vragen die pas over twee weken in Kuala Lumpur zullen worden beantwoord. Tot dan zal ik me met de camera moeten behelpen en er het beste van proberen te maken.
Na de lunch slenteren we door de hoofdstraat want er is in dit kleine vergeten stadje niet veel te doen. Er is een stuk muur van een paar honderd jaar oud overgebleven en een paar koningsgraven in de zijkant van een heuvel net buiten de oude stad uitgegraven en daarmee moeten we het doen. Het is lekker weer en het is november. Ook hier kan het weer zomaar omslaan dus we maken gebruik van de mogelijkheid om het oude fort te bezoeken. Met lood in de schoenen beklimmen we de eerste heuvel om daar meteen tot de conclusie te komen dat het voor vandaag wel mooi is geweest. Lyka baalt van al die lichaamsbeweging en ik baal nog steeds van mijn geblesseerde camera.
Voordat we kamer weer opzoeken gaan we eerst nog even langs de supermarkt. Een paar flessen bier, wat zoutjes, een pak koekjes, yoghurt en bananen. Op een - tot een tafel omgebouwde - stapel oude bananendozen liggen tientallen trossen goudgele bananen uitnodigend op de winkelende klanten te wachten. Een groot vel karton achter de bananen geeft de prijs aan. 2.695 Won. Ik reken snel in mijn hoofd uit dat dat ongeveer een kleine twee euro is. Waarschijnlijk de kiloprijs!
Ik grijp een tros en breek er zonder te blikken of te blozen zes bananen vanaf waarna er een kabaal in de winkel begint alsof er een alarm in een juwelierszaak afgaat. Onbekend met wat ik fout heb gedaan kijk ik de toegestroomde verkoopsters onschuldig en verbaasd aan. Een eindeloze stroom Koreaanse woorden door elkaar bereikt mijn oren. Meerdere handen wijzen tegelijk naar het bord karton met enkele Koreaanse letters en de cijfers die ik wel begrijp.
De in twee stukken gebroken tros bananen wordt uit mijn handen gerukt en voorzichtig op de dozen teruggelegd. Ze worden zo nauwkeurig teruggelegd dat het lijkt of ze de breuk willen repareren. Ik kijk onschuldig en onbegrijpend een verkoopster aan en ik voel het bloed naar mijn wangen stromen. In de lucht voor mijn borst scheurt ze een denkbeeldige tros bananen in tweeën waarna haar dunne rechte wijsvinger als een op hol geslagen ruitenwisser heen en weer gaat. Eindelijk begrijp ik het! De prijs is voor een hele tros bananen en niet per kilo!
Ik voel me dom en heel klein worden. Tijdens het afrekenen maak ik nog steeds verontschuldigende gebaren naar de cassiëre die me nu breed toelacht en er ook wel de humor van kan inzien. Ze heeft in ieder geval vanavond thuis wat te vertellen!
Lyka en ik lopen ook hard lachend met de tas boodschappen in de hand terug naar het hotel.
‘Wat gingen ze tekeer!’
‘Ja, het leek wel of we tros bananen hadden vermoord!
Terug op de kamer duik ik weer in een ebook van Stig Larsson.
Door al die commotie heb ik geen zin om foto’s te verwerken of verhalen te schrijven. Mijn hoofd staat er niet naar en er zit gewoon geen verhaal in mijn hoofd. Wat ik ook probeer, ik kan het beter gewoon laten liggen tot later. Hoewel ik weet dat er van afstel vaak uitstel komt.
Er is een klop op de deur en verschrikt kijkt Lyka me aan.
‘We verwachten toch geen bezoek!’, lach ik haar als grap toe.
Ze schud verbaasd nee terwijl ik snel mijn Thaise zijden boxershort aanschiet en onze schoenen in het voorportaaltje van de hotelkamer schop. Achter de kamerdeur staat de kleine oude vrouw van de receptie met haar mobiele telefoon in de aanslag. Zonder een woord te zeggen drukt ze de telefoon in mijn handen en gebaart dat ik hem naar mijn oor moet brengen en luisteren.
Verbaasd breng ik de telefoon naar mijn oor en zeg: ‘Hello?’
‘Mijn moeder kan voor u de was wel doen maar wat voor wasgoed is het, zijn de kledingstukken delicaat?’, zegt de stem van de dochter in goed Engels aan de andere kant.
‘Nee, het is gewoon alledaags wasgoed dat ook gewoon in de wasdroger kan’, ga ik verder.
‘Overhandig de was maar aan mijn moeder dan is het morgen schoon.’
Ik krab op mijn hoofd om even na te denken over deze vreemde wending over het wassen van onze vuile kleren.
‘Eh, voor hoeveel doet uw moeder de was?’, is mijn laatste vraag.
‘Gratis!’
‘Ze heeft graag tevreden klanten in het hotel!’, zegt de dochter en ze neemt afscheid.
Ik geef de telefoon aan de nog steeds lachende kleine oude vrouw en in een ommezwaai sta ik met de plastic tas vuil wasgoed weer voor haar.
‘Kamsamida’, Koreaans voor dankjewel, voeg ik toe terwijl ik plechtig als een hoge diplomaat de plastic tas aan haar overhandig.
Eind goed, al goed! Weer een probleem uit de wereld! Zou ze misschien op mijn website hebben gekeken?
We gaan al vroeg op stap voor het avondeten en dat is in dit stadje moeilijker te vinden dan ik had verwacht. Ook Lyka’s besluiteloosheid draagt eraan bij dat het veel langer duurt dan het zou hoeven te duren. Wanneer we dan eindelijk bij “Han’s Deli” neervallen is het menu niet echt Koreaans. Toch is de onderbreking van de Koreaanse keuken welkom.
De kip smaakt goed maar de dikke sneden knoflookbrood maken de maaltijd tot een feest. Een Lotte Melona ijsje als toetje en snel op weg naar onze kamer. Het is buiten guur en de snijdende wind die onverwachts is opgestoken kondigt de naderende winter aan.
Copyright/Disclaimer