zondag 11 november 2012

Zuid Korea: Regen

Gongju (Castle Motel (205)

Hoe krijgen ze het in hemelsnaam bij het weerbureau voor elkaar om voor de derde zondag op rij regen te voorspellen. En dat die regen dan ook daadwerkelijk uit de hemel komt gevallen! Om acht uur - bij het eerste geluid van de wekker - sta ik op en maak op de gang van het “Castle Motel” mijn eerste bekertje zwarte koffie.
Nu ik dit schrijf moet ik nadenken over hoe het van koffie compleet naar zoetjes in plaats van suiker, naar alleen melk of creamer naar zwart - het pure spul dus zonder de suiker (V.O.F. De Kunst (1987)- is gegaan. Ik zou de koffie niet meer met suiker moeten! Een beetje melk of een cappuccino gaat er nog wel in.
Regen dus!
Lyka opent rond tien uur voorzichtig haar ogen terwijl ik op het toetsenbord van mijn MacBook zit te rammelen. Als een baby begint ze meteen om eten te zeuren. Eerst een bakkie koffie en dan loop ik wel even naar de supermarkt verderop in de straat.
Na een paar weken van alles te hebben geprobeerd gaan we maar weer terug naar het echte rugzakartiesten ontbijt. Gewoon een brood, spam en wat plastic kaas. Goed voor een regelmatige stoelgang en goed voor de portemonnee.
In de supermarkt wordt ik aan mijn optreden met de bananen van gisteren herinnerd. Met veel plezier wordt het voorval aan de nieuwe cassiëre verteld die me verbaasd aankijkt en daarna hard begint te lachten. Ik voel mijn gezicht verkleuren en neem snel afscheid.
De regen valt op zich wel mee maar is toch voldoende om je na tien minuten nat in het hotel terug te laten komen.
Lyka zit al te wachten met een cartoon op de grootbeeld tv en een spelletje op de iPad. Het ontbijt valt op bed waarna we ons tegoed doen aan de nieuwe spijzen die deze regenachtige dag in Gongju ons brengt. Het lijkt er op dat we vandaag niet veel verder zullen komen dan de hotelkamer. Het is dan alweer de derde rustdag op rij.
Vanaf het bed kijk ik omhoog naar het kleine raam hoog in de muur. Op zo’n dag als vandaag ben je scherper in je observaties. Het kleine raam bestaat uit drie delen. Een raam met insectengaas, een gewoon glazen raam en een matglazen raam. Ik heb ze in een positie geschoven dat het gewone glas op een kier staat en wat frisse lucht in de kamer toelaat. De lucht is grijs - een effen grijs - er zijn geen duidelijke wolken zichtbaar en af en toe tekent een druppel regen een streep op het glas. Het zal een lange dag worden en ik neem mijn Kobo e-reader weer te hand.
Zonder een gevoel van of voor de tijd maak ik de plastic zak van het brood weer open en maak een sandwich met spam. Een hap maakt dat er honderden herinneringen in me opkomen over een tijd in het verleden dat reizen nog romantisch was. Avontuurlijk, onbevangen en onvoorbereid, gewoon op weg en zien wat je pad kruist. Maar dat is nu -na al die jaren - anders.
‘Ben ik veranderd?’
‘Is het reizen veranderd?’
‘Is de wereld veranderd?’
‘Of zijn we alle drie veranderd?’, bij de heet water machine op de gang vul ik een kunststof schaal waar onderin en klein propje instant noedels ligt bedolven onder een laagje van smaakstoffen, een hartige aanvulling voor de lunch.
Lyka vraagt ook om een sandwich terwijl ze verder gaat met het spel op de iPad. Ook zij vindt de verandering van spijs een welkome. De tijd kruipt en snelt dan weer voort alsof het van elastiek is.
‘Elk moment is voor altijd verloren en komt nooit meer terug!’
‘Carpe Diem’, (Pluk de dag) van de Romeinse dichter Horatius zei het misschien wel tijdloos mooi.
Ik trek de conclusie dat er in ieder geval wat in me is veranderd. Die drang om altijd maar vooruit te gaan, te onderzoeken, te ontmoeten en te ontdekken lijkt langzaam te verbleken. En ik weet zelf niet of ik daar blij mee moet zijn. Er is nog zoveel te zien en zoveel te doen op deze wereld en de tijd die ik nog heb is beperkt.
Een felle straal zonlicht valt op het bed en kondigt een verandering in het weer aan. Er zijn vanaf het bed nu plukjes blauw door het grijze wolkendek te zien. Het wordt tijd voor een wandeling. We schieten snel onze kleren aan en zonder een doel gaan we op weg. De magen zijn nog niet helemaal gevuld en alleen het zien van het kleine restaurant doet ons besluiten om een “Gimbap” te gaan eten. Helaas is het binnen helemaal donker en lijkt het restaurant op zondag dicht te zijn. Koreaanse tekens betekenen niets voor ons en teleurgesteld gaan we verder.
Op de kaart - die we bij de toeristen informatie hebben gekregen - zie ik een route die we rond de oude stad kunnen lopen. In een kleine plaats als deze heeft bijna elke steen een verhaal. Het is fris en we duiken diep in de jassen. Lyka met de muts en handschoenen wapent zich tegen de haast Nederlandse kou.
In een smal straatje aan beide zijden bezaaid met kleine stalletjes - die van alles en nog wat verkopen - horen we plotseling het geroffel van trommels. Het teken dat er misschien wat te zien is. Ik versnel mijn pas in de richting van het geluid en Lyka volgt in mijn kielzog. Op een groot plein aan het einde van de markt is een groep mensen aan het volksdansen. De muziek geeft het ritme aan en de groep draait in een oneindige cirkel, de linten op de top van hun hoed rondslingerend.
Lyka heeft zich ondertussen bij me gevoegd en gaat op zoek naar de welkome fles hete thee in mijn schoudertas. Ik schiet mijn foto’s en wordt weer herinnerd aan de val van mijn camera. De foto’s komen niet meer tevoorschijn op het kleine beeldscherm achterop de camera zoals het zou moeten. Ik hoop dat ik op mijn MacBook nog het een en ander kan corrigeren.
We slaan de hoek om en komen op een verlaten hoofdweg. Het lijkt erop dat alleen de mensen die hoognodig naar buiten moeten op straat zijn. De gure wind jaagt de laatste bladeren van de bomen die nu echt kalend zijn. Een oude vrouw - in een vuile donkergrijze lange winterjas - baant zich een weg door een grote hoop huisvuil, op zoek naar bruikbare waardevolle grondstoffen. Voor een kort moment raken onze blikken elkaar. Ik zie in haar ogen schaamte en zij ziet in mijn ogen medelijden, en glimlach als teken dat we elkaar begrijpen.
‘Is dit de toekomst van Nederland?’, komt er weer in me op, pure armoede in een land dat zijn ouderen is vergeten.
Bij de lotuspont gaan we weer rechtsaf maar niet voordat ik een foto heb gemaakt van het beeld als herinnering aan de martelaren. Heel lang geleden zijn er hier honderden mensen door de bezetters in deze vijver verdronken. Als voorbeeld aan de rest van de bevolking om niet in opstand te komen en vooral de Japanse bezetters niet tegen te werken.
Voor een moment kijken we naar de heuvel waarin zich de tombe van een oude Koreaanse koning bevindt. Het ligt er vredig bij en de parkeerplaats is leeg. Een toeristische trekpleister die zijn glans heeft verloren. We kijken elkaar aan en zonder een woord te zeggen besluiten we om maar terug naar het hotel te gaan. We hebben onze frisse neuzen gehaald en het weer is haast onaangenaam ook nu de zon af en toe doorbreekt.
De gastvrije vloerverwarming op de kamer is een genot en jaagt de kou uit mijn botten. Een kopje koffie en de foto’s bekijken. Hoewel ik al bijna weet hoe ze er uit zullen zien. Er is geen verandering opgetreden maar ze zijn ook niet slechter geworden. Ik schrijf nog een verhaal en lees wat tot het tijd is om te gaan eten.
We gaan al vroeg op stap voor het avondeten en nu ons vaste restaurant gesloten is gaan we gewoon rechtdoor net als gisterenavond. Er zijn daar nog voldoende andere restaurants en laten we maar hopen dat er een op zondag open is. We vallen neer in een klein restaurant dat onderdeel is van een franchise. De telefoon rinkelt onafgebroken en de brommerpiloten grijpen gevulde plastic tasje vol met maaltijden om die door het gure weer in de donkere avond te gaan bezorgen. Er zijn ontelbare van die formule restaurants in Zuid-Korea die allemaal bezorgen en bijna dezelfde menukaart hebben. Alle Koreaanse klassiekers zijn bij deze restaurants te verkrijgen.
Op een wat rustiger moment komt een lid van het personeel schoorvoetend naar de tafel met de twee buitenlanders, er zal hier ook wel weer een taalbarrière zijn. Met onze vingers wijzen we de plaatjes op de muur boven de tafel aan als teken dat we dat willen eten. Maar er schijnt een probleem met mijn spicy pork te zijn. Een dik aangeklede bezorger die uit de koude avond verschijnt krijgt de onverwachte taak als tolk in zijn schoot geworpen.
‘Spicy! Very spicy!’, zegt hij terwijl hij zijn wijsvinger vermanend naar me opsteekt.
‘No problem!’, lach ik ze toe, ik had de twee kleine chilipepers op het plaatje ook wel gezien. Het smaakt zoals ik verwacht.
We zijn nu bijna drie weken in Zuid-Korea, de gerechten hebben vaak dezelfde basis maar er zit toch ook veel onderscheid in. De ene is wat zoeter en de andere wat pittiger. Maar over het algemeen hebben we maar weinig meegemaakt dat het eten niet lekker was. Een Lotte Melona als toetje en we zoeken de knusse warmte van de kamer weer op. Ik heb weer wat afleveringen van de tv-serie “Real Humans” gevonden en Lyka kan niet wachten om de avonturen van de “Hubots” te volgen.
Copyright/Disclaimer