
Khong Chiam (Baan Kiengtawan) 201), donderdag 31 oktober 2024
Het contrast tussen het weer bij onze aankomst in Sisaket en ons vertrek uit Sisaket is groter dan zwart en wit naast elkaar. We hebben een paar dagen heerlijk uitgerust en onze eigen dingen gedaan. Na het inpakken eten we de koelkast zo goed als leeg en nemen alle onaangebroken flessen mee in onze zadeltassen. Dat water komt morgen weer goed van pas om koffie van te zetten.

We bepakken rustig de motor, het gaat weer beter en sneller dan de vorige keer, en we zijn klaar voor een dag vol met onbekende ontmoetingen. We bedenken van tevoren nooit wat we willen gaan bekijken en bezoeken. Het is en blijft altijd puur toeval waar het lot ons naartoe brengt. Soms mis ik een afslag waarna we een tempel bezoeken die we anders hadden gemist. We rijden wel hoofdzakelijk op minder drukke binnenwegen maar de nummering die ik vroeger als leidraad gebruikte werkt niet meer. Thaise wegen met vier getallen kunnen tegenwoordig zomaar een vierbaans snelweg zijn geworden.

Een van de meest belangrijke handelingen is na de oogst de rijst op de openbare weg drogen om het vochtgehalte zo ver omlaag te brengen dat schimmels en andere onwenselijke parasiten geen vat krijgen op de belangrijkste korrel in Azië. Overal op de weg wordt dus rijst gedroogd en al het verkeer wacht netjes op hun beurt om er langs te rijden. Elders hebben ze waarschijnlijk zelf rijst op de openbare weg liggen!








Ik bekijk de Chi rivier en het is duidelijk dat we het stroomgebied van de Mekong rivier naderen. We passeren steeds vaker een brug over een stroom of een rivier waarvan het water op weg is naar de langste rivier van Azië, de 4.900 kilometer lange Mekong rivier.

Dat de Thai echte kunstenaars zijn blijkt toch wel uit dit tafereel? Twee olifanten die de poort naar een tempel vormen. Te mooi om voorbij te rijden!

















Ik vraag haar naar het “Apple Guest House”. Ze kruist haar armen voor haar borst als teken dat het niet meer bestaat en wijst naar de achterkant van een terrein waar nu een betonnen kolos staat. Ik loop langzaam verder, gevolgd door de kleine vrouw, en probeer mijn herinneringen op het betonnen gebouw te projecteren.
En dan sta ik er echt weer in mijn gedachten! Het houten gebouw met de gedeelde badkamers waar we plastic bakjes water over ons hoofd gooiden om te baden. Op de begane grond de eerste airconditioning geplaatst worden en boven draait een plafondventilator. 80 of 120 baht per nacht, zes of negen gulden in die tijd. ik zie de drogende was voor me en het steegje naar de hoofdstraat is er nog steeds. Ik ben in mijn herinneringen vijfentwintig jaar terug in de tijd.
De vrouw is aangenaam verrast wanneer ik haar vertel dat ik vijfentwintig jaar geleden in het houten gebouw logeerde met de gezamenlijke badkamer en alleen een ventilator om koel te blijven. Ze knikt instemmend alsof ze het zelf heeft meegemaakt. Ze laat mij een van de nieuwe kamers in het betonnen gebouw zien. Het is duidelijk dat er vandaag maar heel weinig gasten zijn! Vierhonderd baht prevelt ze. Verontschuldigend vertel ik haar dat we al een slaapplaats hebben.
‘Next time?’, vraagt ze met enige wanhoop in haar stem.
Ik wil haar niet zeggen dat we hier voor de laatste keer zijn. Ik acht de kans klein dat we ooit nog hier zullen overnachten. We hebben het wel gezien. De twee toeristen attracties in de omgeving vragen tweehonderd baht per persoon toegang. Mag ik dat prijzig vinden wanneer we voor datzelfde bedrag in een hotel overnachten of drie à vier maaltijden kunnen nuttigen?

